240 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 29 October 1918. kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G, no. 4709, en in de bestrating van die kade van genoemd perceel af tot den wal, onder voorwaarde 1. dat de rails zoogenaamde groefrails of rails met contrarails zijn, welke overal met den bovenkant gelijk met de omliggende bestrating moeten liggen en aan het einde bij den wal worden voorzien van een stoot- blokje of wel kwart-cirkelvormig worden omgebogen, in beide gevallen wit te verven en als zoodanig te onderhouden 2. dat tusschen de rails en ter weerszijden van het spoor, ter breedte van 75 c.M. uit de as gemeten, eene bestrating van gelijk materiaal als dat van het omliggende terrein worde aangebracht en onderhouden, met dien verstande dat de bestrating van het trottoir uit gebakken keien moet bestaan, een en ander te leggen op een vleilaag en gemetseld in portland- cementspecie 8. dat die bestrating over de geheele lengte en breedte in overeenstemming met de omliggende be strating ten genoegen van Burgemeester en Wethou ders wordt onderhouden 4. dat de rails worden gelegd ter plaatse en ter breedte als op de bijbehoorende teekening is aange duid 5. dat nimmer eenig voorwerp onbeheerd op de rails of op de bestrating van de gemeente verblijft; 6. dat des Vrijdags vóór 's namiddags 8 uur het smalspoor niet wordt gebruikt 7. dat de helling, welke noodig is om van het trottoir op de straat te komen, niet verder dan één meter binnenwaarts uit den trottoirband loopt, terwijl het trottoir overigens op gelijke hoogte als het be staande moet blijven liggen 8. dat, indien van het smalspoor geen gebruik meer wordt gemaakt of de vergunning wordt ingetrokken, de bestrating tusschen en om de rails op eerste vor dering van het gemeentebesruur wordt hersteld in overeenstemming met het omringende gedeelte 9. dat als erkenning van het eigendomsrecht der gemeente op den grond, waarin het smalspoor is ge legd, door adressant of zijne rechtverkrijgenden jaar lijks vóór of op den 1 Mei, voor het eerst vóór of op den 1 Mei 1914, ten kantore van den gemeente ontvanger worde gestort eene recognitie van 1. 10. dat de kosten, voortvloeiende uit de bij voor melde voorwaarden bedoelde werken, komen ten laste van adressant. De beraadslaging wordt geopend. De heer Fransen merkt op, dat adressant vraagt groefrails te mogen leggen tot aan den wal. Die rails nu zullen worden gelegd voor het lossen en laden van schepen. In den regel echter worden ze daarvoor weinig gebruikt, maar wel voor het lossen en laden van handkarren. Werd de aanvraag gedaan voor het doel waarvoor zij iü hoofdzaak worden benut, de ver gunning zou zeer zeker niet zoo gemakkelijk worden gegeven. Die handkarren nu staan dan tegen het trottoir en de lorries dwars daarover en het publiek, dat er langs moet, heeft veel last daarvan, daar de passage alsdan belemmerd wordt. Spreker zou aan de voorwaarden nog één willen toevoegen n.l. deze ,,dat de passage op het trottoir niet mag worden belemmerd." De Voorzitter verwijst den heer Fransen naar de voorwaarde sub. 5 luidende „dat nimmer eenig voorwerp onbeheerd op de rails „of op de bestrating der gemeente verblijft." De heer Fransen zegt dat in de doorhem bedoelde gevallen geen voorwerpen onbeheerd op de rails of de bestrating staan. De menschen laden of lossen van de lorries op de karren of omgekeerd, tengevolge waarvan het verkeer op het trottoir gestremd wordt. Dit zou spreker willen beletten. De Voorzitter vraagt of de Raad het voorstel kan goedkeuren onder voorbehoud, dat Burgemeester en Wethouders deze kwestie nog eens onder de oogen zien en zij als het noodig mocht blijken, eene bepaling invoegen in den geest van den heer Fransen. Het is de vraag toch of de Algemeene Politieverordening er niet voldoende in voorziet. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmon wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8. De ontiverp-begrooting van de baten en lasten der gemeentelijke lichtfabrieken en de ontwerp-begrooting der gemeente, alle dienst 1914 (Bijlagen no's 1, 2 en 3 van 1914 en 41 en 46 van 1913). De Voorzitter stelt eerst aan de orde de begrooting van de gasfabriek. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Wordt overgegaan tot artikelsgcwijze behandeling. De Voorzitter stelt voor de artikelen, waartegen geen bedenking bestaat, bij eenvoudigen hamerslag goed te keuren. De artikelen IXVI der lasten worden onveranderd vastgesteld. Aan de orde is artikel XVII, winstuitkeering aan de gemeente 13,810.595. Do beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra is geen eerste klas boekhouder of administrateur. Hij heeft echter een opmerking te maken over de afschrijving. Er wordt voorgesteld deze te doen plaats hebben van de balanswaarde. Het komt spreker voor dat deze wijze van afschrij ving een langdurig vertrek is. Wanneer men de afschrijving daarentegen doet van het stamkapitaal is men gauwer quitte. Spreker acht dat daarom beter. De heer OosterhofF (Wethouder) zegt dat hetgeen de heer Zandstra meedeelt volkomen juist is. Burge meester en Wethouders zijn echter gebonden aan de bedrijfsverordening voor de gasfabriek, waar deze wijze van afschrijving is voorgeschreven. De heer J. Koopmans acht zich geroepen het woord te vragen, omdat hij deze wijze van afschrijving heeft voorgesteld. Men kan op verschillende wijzen af schrijven, een vast percentage van het aanvangs- kapitaal of de aanschafwaarde der vastigheden en machinerieën, of ook wel een vast percentage van de balanswaarde. In het laatste geval moet dit percen tage iets hooger worden genomen. Van enkele groote voorwerpen kan men zeer goed den eersten vorm nemen en dan is de regeling zeer eenvoudig, maar van een complex van machinerieën Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 29 October 1913. 241 zooals bij de gasfabriek, geeft deze wijze van doen een administratieven omslag. De laatste vorm is dan voel eenvoudigermen verdeelt de machines in groepen, schrijft van de waarde af en brengt niet meer bij dan wat verbeterd wordt of nieuw wordt aangeschaft. Er is derhalve niet steeds van vermindering der balans waarde sprakedeze wordt door voortdurende uit breiding allicht hooger. Bovendien is het niet juist gedacht, de afschrijvingen tot het nihil te doen dalen, omdat er ten slotte toch altijd eene zekere waarde overblijft. Is echter een machine versleten voor ze geheel is afgeschreven, dan wordt de rest in eens voor verlies geboekt. Dit is echter in beide gevallen, 't zij men den eersten of den laatsten vorm neemt, gelijk. Spreker is evenwel van oordeel, dat het afschrijvings percentage voor de ondei deelen der gasfabriek te laag is genomen en dat dit herziening behoeft. Dat zal dan bij eene herziening der verordening kunnen plaats vinden. De bezwaren van den heer Zandstra acht spreker dan ook in zooverre denkbeeldig, want het komt niet aan op de wijze van afschrijving, doch op het juiste bedrag van het percentage. De heer OosterhofF wethouder) zal zich onthouden van theoretische beschouwingen over de afschrijving, omdat Burgemeester en Wethouders door de verorde ning zijn gebonden. Hij zou ook niet op de zaak teruggekomen zijn als niet de heer J. Koopmans iets had gezegd dat nog eenige toelichting behoeft. De heer J. Koopmans toch heeft gezegd dat het dooi den Directeur indertijd voorgestelde afschrijvings percentage te laag is. Dat is echter niet geheel juist. De directeur der gasfabriek heeft het percentage vast gesteld, omdat naar zijne opvatting zou worden af geschreven van de aanschaffingswaarde. Daarna even wel is door Burgemeester en Wethouders bepaald dat zou worden afgeschreven van de balanswaarde. Het percentage is toen evenwel niet verhoogd en dit is daardoor dan ook te laag geworden. Spreker geeft dan ook toe dat het van belang zal zijn binnen niet te langen tijd het afschrijvings-percentage te herzien. De heer Komter (wethouder) wil aan het door den heer Oosterhoff gesprokene een kleinigheid toevoegen. De laatste mededeeling van den wethouder geeft de zaak toch niet geheel juist weer. Toen deze manier van boekhouden werd ingericht, was de aanschaffings waarde van alles niet meer uit het verleden op te diepen. Daarom heeft toen eene taxatie plaats ge had en die getaxeerde waarde is geworden de aan schaffingswaarde en tevens de balanswaarde, waarvan zou worden afgeschreven. Aanvankelijk was er dus tusschen de balanswaarde en de aanschafwaarde geen verschil. De heer Zandstra zegt dat hem uit de discussiën is gebleken dat de zaak nog niet op een goed stand punt staat, n.l. wat betreft de afschrijving. Hij ge looft wel dat deze bij de verordening is geregeld maar het komt hem voor dat het dienstig is de ver ordening binnen niet te langen tijd te herzien. Spreker zal geen voorstel doen, daar hij, na den heer Oosterhoff te hebben gehoord, verwacht dat dit wel zal komen. De Voorzitter wijst erop, dat de wethouder reeds heeft verklaard dat deze zaak onder de oogen zal worden gezien en dat er ook in het college van Burgemeester en Wethouders verschil van meening over bestaat. Vergeten worden zal ze dus niet licht. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel XVII wordt thans onveranderd vastgesteld. Aan de orde komen de lasten. De artikelen IIX worden onveranderd vastgesteld, waarna de begrooting wordt vastgesteld de baten tot een bedrag van 788,771.805 de lasten tot een bedrag van 746,229.26B vermoedelijke netto winst 42,542.26 Aan de orde is de begrooting voor het electriciteit- bedrijf. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Tulp heeft verleden jaar gevraagd of ook het plan bestaat de stad electrisch te verlichten. Toen is er geantwoord dat er een proef zou worden genomen met 4 of 5 lichten. Spreker heeft daar tot nu toe niet van gemerkt en zou gaarne willen weten of dat plan nog bestaat. De heer OosterhofF (wethouder) antwoordt dat het plan nog bestaat en dat er stappen tot uitvoering worden gedaan. Met het oog evenwel op het groote stroomverbruik is den directeur opgedragen daarmee niet al te groote haast te maken. Er wordt nu al meer van de machine gevraagd dan ze eigenlijk kan leveren. Ze hoeft een capaciteit van 240 K.W. en ze is van tijd tot tijd met 271 K.W. belast. Met de straatverlichting wordt dan ook op de nieuwe machine gewacht, daar het niet verstandig is de thans gebruikte nog meer over te belasten. De heer Tulp vraagt of er dan op de straatverlich ting kan worden gerekend als de nieuwe machine geïnstalleerd is. De heer OosterhofF (wethouder) antwoordt beves tigend. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. De artikelen 1.XXXII der lasten worden onver anderd vastgesteld. Aan de orde is de begrooting der baten. Onderdeelen IXIII worden onveranderd vast gesteld. De begrooting wordt hierna vastgesteld met een totaal van baten en lasten tot een bedrag van 162,504.73. Aan de orde is thans de gemeentebegrooting. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Lautenbach zal, daar Burgemeester en Wethouders op de loonen der werklieden zullen te rugkomen, deze zaak laten schieten. Hij wil echter even terugkomen op het gesprokene over den toe stand bij de Iloeksterpoort. Spreker heeft gezegd dat het terrein van het kabelhuisje tot de Rijksbrug den geheelen zomer is versierd geweest met oude boomen en takken, welke versiering den welstand zeker niet verhoogde. Niemand evenwel vermoedde dat die boomen en takken zouden worden gebruikt voor het terrein dat bestemd is voor standplaats voor de karren. Spreker wil ook iets herhalen dat geen nieuws is voor Burgemeester en Wethouders, n.l. zijne opmerking over de verlichting van het Kalverdijkje. Het is treurig wat daar 's avonds voorvalt, maar dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 4