250 Verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 29 October 1913.
afgehandeld. Die hoop is niet sterk gerezen, maar
spreker verzoekt toch de raadsleden in hunne replieken
zoo kort mogelijk te zijn.
In de eerste plaats ontmoet spreker den heer Zandstra,
die zich erover beklaagd heeft, dat nog geen prae-
advies is uitgebracht over diens motie betreffende de
uitkeeringswet van 1897. Spreker herhaalt de belofte
dat over die motie door Burgemeester en Wethouders
prae-advies zal worden uitgebracht. De heer Zandstra
heeft evenwel niet het recht zich te beklagen. Wat
hij toch voorstelt is niets anders dan dat de gemeente
Leeuwarden het initiatief zal nemen tot wetswijziging.
Er is veel waars in de opmerkingen van den heer
Zandstra, maar men kan maar niet telkens bij de
Begeering requestreeren om wetswijziging. Dat ligt
ook eigenlijk niet op den weg van het gemeente
bestuur. Wanneer het algemeen belang ermee ge
moeid is, willen zij zooiets wel in overweging nemen.
Dat is echter een zaak die goed moet worden voor
bereid en van alle kanten moet zijn bekeken, zal er
eenige kans zijn dat ze effect sorteert. Het door den
heer Zandstra ter tafel gebrachte onderwerp valt
buiten de algemeene sfeer van Burgemeester en Wet
houders. Spreker stelt den heer Zandstra voor diens
motie te voegen bij de laatste motie over scholen
bouw. Dan kunnen Burgemeester en Wethouders
over beide moties tegelijk prae-advies uitbrengen.
In do tweede plaats komt spreker aan een ander onder
werp van algemeenen aard. De heer G. W. Koop-
mans heeft gesproken over de grensregeling met
Leeuwarderadeel. Dat is een kwestie waar veel aan
vast zit en Burgemeester en Wethouders kunnen dat
raadslid dan ook geen toezegging doen dat een voor
stel te dezer zake aan den Raad zal worden gedaan.
De kwestie maakt wel sedert langen tijd een onder
werp van overweging uit bij het college en spreker
hoopt dat ze binnen niet al te langen tijd op de
agenda van Burgemeester en Wethouders zal voor
komen. In welken zin dat zal zijn en hoelang dat
nog dunrt, daaromtrent kan nog niets worden mede
gedeeld.
De heer G. W. Koopmans heeft over de opmerking
in het sectierapport betreffende het verleenen van
steun aan publieke vermakelijkheden gesproken. Hij
had daarbij het oog op de harddraverij op den eersten
Maandag in de kermis.
Die zaak is naar aanleiding van een verzoek van
dat raadslid bij Burgemeester en W7ethouders ter
sprake gekomen en het college is tot de conclusie
gekomen dat de belangstelling in die harddraverij
in de laatste jaren niet groot genoeg was om den
verlangden steun te wettigen. Dat is op het oogen-
blik nog de meening van Burgemeester en Wethouders.
Alvorens af te stappen van de onderwerpen van
algemeenen aard wenscht spreker een paar opmerkingen
te maken naar aanleiding van het gevaarlijke onder
werp, door den heer Hiemstra aangeroerd. Dat raadslid
heeft gesproken van den invloed der sociaal-democraten
in den Raad. Het ligt zeker aan gebrek aan frisch-
heid bij spreker, dat hij het nut van dergelijke be
sprekingen niet voelt en dat hij van oordeel is dat
het gemeentebelang er in het algemeen niet mee
gediend is. Men mag eigenlijk niet spreken van een
sociaal-democratische raadsfractie. De sociaal-demo
cratische raadsleden toch vertegenwoordigen evengoed
de geheele burgerij als de anderen en zij zitten dan
ook niet in den Raad om propaganda te maken voor
hunne beginselen. De heer Hiemstra heeft nu aan
zijne redeneering te dezer zake een paar opmerkingen
vastgeknoopt. De groote invloed bleek o. a. uit de
aanneming van de motie-Fransen en uit het afstemmen
van verschillende voorstellen van Burgemeester en
Wethouders. Waar geen der andere raadsleden een
woord van protest heeft laten hooren wil spreker een
enkele opmerking maken. Spreker voor zich is van
meening, dat de aanneming der motie-Fransen voor
de gemeente een ramp is geweest. Niet om het
minimum-loon van f 10.— dat daarin was vastgelegd,
want het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
waarop de motie-Fransen als amendement was inge
diend bevatte een minimum-loon van 9.90, maar
om de andere gevolgen er aan verbonden. Spreker
heeft evenwel te veel eerbied voor een gevallen raads
besluit om zich nu nog weer in deze kwestie te ver
diepen, maar het komt hem vreemd voor dat aan
neming der motie wordt aangehaald als voorbeeld
van den invloed der sociaal-democratische raadsleden
op de anderen. De raadsleden weten het nu. Als
de voorstellen van Burgemeester en Wethouders worden
afgestemd is dit een bewijs van een frisschen stroom
en van den invloed der sociaal-democraten, zegt do
heer Hiemstra. Hij hoopt dat er ook iets van dien
frisschen stroom over Burgemeester en Wethouders
mag gaan, daarmee dus bedoelende dat ook dit college
onder den invloed der sociaal-democraten komt.
Spreker hoopt dat het college nog lang voor dien
frisschen stroom mag blijven bewaard.
Die frissche stroom brengt spreker van zelf in de
zwem- en badinrichting. Spreker kan niet zeggen
wanneer de commissie met haar rapport gereed zal
zijn en kan van de heele zaak niet veel meer zeggen
als in de Memorie van Antwoord reeds staat. Burge
meester en Wethouders hebben eene bespreking mot
de commissie gehad. De plannon zijn besproken en
eenige cijfers moesten nader worden onderzocht.
Dientengevolge heeft er eenige wijziging in die cijfers
plaats gehad en nu verwachten Burgemeester en Wet
houders een nader voorstel. Dat bedoelde onderzoek
heeft eenige maanden geleden plaats gehad zoodat
binnen niet al te langen tijd een voorstel wordt
tegemoet gezien.
De heer Tiemersma heeft eene motie ingediend
met het oog op de verkeerswegen. Spreker moet
aanneming dier motie ontraden. De kwestie der ver
keerswegen toch houdt het Dagelijksch Bestuur voort
durend bezig en het is dan ook moeilijk den heer
Tiemersma te antwoorden. Spreker geeft toe, dat
in de binnenstad sommige verkeerswegen verbreeding
noodig hebben, maar men moet ieder op zich zelf
staand geval afzonderlijk beschouwen. Een van die
gevallen is de Keizersgracht. Te zijner tijd zullen
voorstellen daaromtrent den Raad bereiken. Datzelfde
geldt ook voor de verkeerswegen te water. De heer
Tiemersma nu wenscht een rapport van Burgemeester
en Wethouders over de wenschelijkheid van demping
der binnengrachten. Die opdracht is veel te algemeen
en spreker ziet er ook het nut niet van in. Niemand
zal er over denken alles te dempen. Er zijn toch
groote bezwaren aan verbonden en een gracht is toch
altijd tot op zekere hoogte een verkeersweg.
De heer Tiemersma heeft gezegd dat de schepen
er niet door varen, maar de heer J. Koopmans heeft
er reeds op gewezen dat er gebrek aan ligplaatsen
bestaat en dat die binnengrachten daarvoor worden
gebruikt. De Raad zal zich dan ook wel tweemaal
bedenken alvorens hij die ligplaatsen opheft. Spreker
heeft nog een bezwaar tegen de demping, dat hij niet
zoo laag schat, n.l. het bezwaar, dat daardoor veel
van het stadsschoon wordt weggenomen. Het dempen
der grachten verfraait de stad niet, daar zij aan
Leeuwarden een eigenaardige schoonheid verleenen.
Spreker vraagt welk nut het heeft om van een zaak
als deze nu een rapport te maken. Hij ziet het nut
er niet van in.
Een andere klacht van den heer Tiemersma gold
de hooge pijpen. Spreker vraagt wat daaraan te
doen is. Bovendien zijn de bruggen hier niet bij
zonder hoog. In andere steden zijn ze veel hooger
b.v. in Amsterdam, Utrecht en den Haag. Spreker
geeft toe dat het voor de bestuurders van handkarren
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 29 October 1913. 251
beter was dat ze er niet waren, maar hij weet geen
remedie er tegen.
Den heer J. Koopmans kan spreker toezeggen, dat
de vraag omtrent de uitbreiding der ligplaatsen te
zijner tijd zal worden behandeld, al was het alleen
in verband met de Sneekerkade. Dat deze kwestie
dringend is kan spreker evenwel niet toegeven, daal
de ligplaatsen aan de Emmakade op de drukste markt
dagen weinig meer dan voor de helft worden gebruikt.
Verschillende leden hebben de kwestie van een
betere speelgelegenheid te berde gebracht. De heer
de Haan hoeft een vraag gedaan betreffende de klacht
van de omwonenden van het Wilhelminaplein. Burge
meester en Wethouders zullen naar aanleiding daarvan
een rapport aan den Raad overleggen, waaruit de
Raad zal kunnen begrijpen, dat het onderzoek er niet
toe heeft geleid op dat plein het spelen te verbieden.
De klachten der omwonenden schikken nog al.
Ook de heer G. W. Koopmans zal zien dat die
klachten niet veel te beteekenen hebben. Aan de
opmerking van dat raadslid omtrent de Wilhelmina-
baan wil spreker zijn adhaesie betuigen. Wanneer
de gemeente, eigenares was van die baan, zou de
oplossing van de onderhavige kwestie gemakkelijker
zijn dan nu. Spreker wil evenwel doen opmerken
dat het adres-Dobbenga c s. zooeven door den Raad
voor kennisgeving is aangenomen. Hij wil echter
gaarne de toezegging geven met eenige der onder
teekenaars van gedachten te zullen wisselen, al is het
alleen maar om te weten te komen wat men wenscht.
Burgemeester en Wethouders weten toch niet of men
een afgesloten terrein wenscht met een harden vloer
of iets anders.
De heer G. W. Koopmans heeft nog gevraagd naar het
verband tusschen de verplaatsing van liet aschlaud en de
tank. Wanneer het denkbeeld van verplaatsing doorgaat,
staat de oplossing van de Potmargekwestie voor de
deur. Er zijn dan twee mogelijkheden, welke op
ruiming der tank wellicht noodzakelijk maken. Ten
eerste dat er een vaste brug komt en ten tweede dat
een gedeelte der Potmarge wordt gedempt. In beide
gevallen wordt de invaart aan die zijde belet. In
zooverre is er dus verband tusschen deze beide zaken.
Is de Raad evenwel van meening dat de tank in
ieder geval moet worden opgeruimd, dan bestaat er
geen verband. Maar dat is nog niet de meening van
Burgemeester en Wethouders. De heer G. W. Koop
mans heeft nog gezegd, dat slechts weinig leden ooit
bij de tank zijn geweest. Dat is al een bewijs dat
de opruiming niet zoo noodzakelijk is.
De heer Lautenbach heeft het woord gevraagd over
den toestand bij de Hoeksterpoort in verband met het
plaatsen van oude boomen tegen den wal. De bedoeling
is de boven den beganen grond uitstekende deelen
der boomen te gebruiken als keerwal voor de karren.
Het is misschien goed bovendien voor de veiligheid een
hekje te plaatsen. Spreker zegt een onderzoek toe en
als het noodig blijkt zal er een hekje worden geplaatst.
Ten opzichte van de Yerversbrug is niets nieuws
medegedeeld. De zaak hangt samen met de tram
plannen. De brug is niet fraai en spreker gelooft
wel dat ze op den duur door een andere brug moet
worden vervangen. Wanneer toch elders een andere
brug komt zal de Verversbrug vermoedelijk door oen
bestaande worden vervangen. Door den Directeur
der Gemeentewerken is een plan tot verplaatsing van
eenige bruggen ontworpen en als nu tot verandering
der Verversbrug wordt besloten, wordt doordat plan
een streep gehaald.
De kwestie van het terrein bij de Noorderbrug is
spreker nu duidelijk geworden. In het verslag was
het niet duidelijk medegedeeld. Spreker zal deze af
wateringskwestie onderzoeken en een voorstel tot
verbetering van den toestand zal, als dat noodig
blijkt, niet achterwege blijven.
Ook ten opzichte van de bestrating van het Vliet
zegt spreker een onderzoek toe. De heer J. Koopmans
gelooft dat de kwaal in de beschoeiing zit. Twee
jaar geleden is door den Directeur der Gemeente
werken voorgesteld een kademuur te maken, maai
de Commissie voor de Openbare Werken meende dat
zulks niet moest gebeuren. Burgemeester en Wet
houders hebben zich toen met de zienswijze der
Commissie vereenigd. Onlangs nog is een onderzoek
ingesteld en zijn verbeteringen aangebracht, zoodat
spreker niet beter weet dan dat de beschoeiing in
een behoorlijken toestand verkeert. De aandacht van
Burgemeester en Wethouders zal evenwel op deze
zaak gevestigd blijven.
De heer Berghuis is intusschen ter vergadering
verschenen.
Den heer Zandstra doet het genoegen dat de Voor
zitter den toestand bij de Noorderbrug begrijpt.
Spreker is ervan overtuigd dat er nu wel verbetering
komt. Wat de uitkeering volgens de wet van 1897 be
treft, spreker is van meening dat men bij do
Regeering moet blijven aankloppen. Hij heeft onder-
tusschen geen bezwaar om in te gaan op het voorstel
om de motie daaromtrent bij de andere te voegen,
opdat Burgemeester en Wethouders over beide tegelijk
prae-advies uitbrengen.
Het zwaarste punt van het debat is het ambulan-
tisme. Spreker zal den hoer Scboondermark op diens
weg niet volgen en zal niet terug gaan tot toestanden
van voor een eeuw. Als geschiedenis mag het waar
zijn wat de wethouder vertelde, maar niemand zal
dien toestand terug wenschen. Dat de heer Schoonder-
mark verband zoekt tusschon den patriarch van voor
100 jaar en het ambulantisme deugt niet. Het doet
spreker genoegen dat de scholen zoo zijn veranderd
dat de glazen wanden, waardoor het hoofd zoo nu en
dan een spionneerenden blik kon werpen, verdwenen
zijn. Die spionneerende blik toch belemmerde den
gang van het onderwijs, want een onderwijzer kan
onder zulke omstandigheden nooit rustig werken. Nu elk
lokaal een op zich zelf staand geheel is, wordt de onder
wijzer in staat gesteld geheel meester te zijn in zijn klas.
Hij is verantwoordelijk voor den gang van zijn onder
wijs, maar dat dit moet leiden tot het ambulantisme is
spreker niet duidelijk. De rijkswetgever heeft de nood
zakelijkheid er niet van gevoeld, anders was het zeker
in de wet wel opgenomen en dat is niet gebeurd.
Dat het noodzakelijk is toezicht op de onderwijzers
uit te oefenen is spreker niet duidelijk. Dat zal zich
dan ook tot enkele oogenblikken bepalen en daarvoor
is geen ambulant hoofd noodig. Al heeft hij een
klasse dan heeft hij nog wel tijd om dat toezicht uit
te oefenen. Om 11 uur toch komen er wel onder
wijzers vrij, die hem in zijn klas kunnen vervangen.
De heer Schoondermark heeft gevraagdals er
plotseling een onderwijzer ziek wordt, hoe dan
Moeten wij daarvoor een reserve-onderwijzer hebben
Spreker weet niet of er een reserveonderwijzer moet
zijn, maar er zijn wel kweekelingen aanwezig die des
noods les kunnen geven als er stagnatie komt. Wanneer
toch het ambulante hoofd ziek wordt, wat dan Dan
mist de school in eens alle leiding en moet de eerste
onderwijzer invallen. Die heeft echter een klas en
moet daarvoor blijven en tevens het ambulante hoofd
vervangen. Hij moet dan het ambulantisme uitvoeren
zonder ambulant te zijn. Spreker ziet dan ook niet
in waarvoor een ambulant hoofd noodig is.
De heer Schoondermark zegt dat er schoolverga
deringen zijn. Ja die zijn er, maar ze zijn zonder
bindende kracht, want de beslissingen worden niet
genomen door de helft 1. Dat zou toch meer de
mocratisch zijn dan dat perslot van rekening de enkeling-
beslist; deze wijze van doen overtuigt spreker allerminst