282 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 November 1913. De heer Zandstra doet opmerken, dat de heer Schoon- dermark het principe naar voren heeft gebracht. Hij komt daar wel wat laat mee aan en had dat vroeger moeten doen. Vroeger, bij het aanstellen van hoofden van scholen, had men dat kunnen toepassen, maar toen was er van bijacten geen sprake. De hoofden worden zonder bijacten aangesteld. Wat nu voor de onder wijzers goed is, is voor de hoofden niet minder goed. En er zijn hier ter stede hoofden, die geen Duitsch of Engelsch boek kunnen lezen. Wanneer men nu waarde hecht aan bijacten, moesten de hoofden die ook bezitten. De heer Schoondermark kent aan bij acten veel waarde toe. Spreker en zijne partijge- nooten onderschrijven dat niet. Hij kent onder wijzers zonder hoofdacte, die als onderwijzer zeer hoog staan, soms hooger dan anderen met die acte. De hoofdacte geeft den man als onderwijzer geen meerdere waarde. Onderwijzers, met hart voor het onderwijs, kunnen ook zonder hoofdacte door jarenlange ervaring en studie van schoollitteratuur vrijwat beteekenen. Men moest eens onderzoeken welke boekjes geschre ven worden door onderwijzers zonder hoofdacte. Bo vendien wil spreker erop wijzen, dat de schoolcom missie van 1896 anders over de hoofdacte dacht dan de heer Haverschmidt. De wethouder heeft gespro ken over de duurte van het onderwijs. Spreker geeft dat toe, maar Leeuwarden heeft een groot korps. En daar moet het individu toch niet onder lijden. Als men spreekt over duurte is spreker daar zeer slecht over te spreken. .Reeds langer dan een jaar ligt er een motie van spreker bij Burgemeester en Wethou ders, bedoelende om de 30,000.die het Rijk de gemeente onthoudt, terug te vorderen. Men maakt daarmee echter maar geen haast. Ook het onderhoud kost veel, zegt de heer Schoondermark. Ja, daaraan is niet te ontkomen, maar ook daaronder mag het personeel niet lijden. Zij behoeven toch het onder houd niet te betalen. Spreker zegt dat zijne voorstellen zeer redelijk zijn. Hij en zijne partijgenooten waren oorspronkelijk van plan verder te gaan. Die verder gaande voorstellen zouden f 45,000.kosten. Zij hebben toen ingezien dat dit niet ging en zoo zijn deze voorstellen, die f 28,000.kosten, in de wereld gekomen. Zij blijven er bij dat de onderwijzers beter betaald moeten worden niet enkelen, maar dat allen in gelijke mate van de verhoogingen moeten profiteeren. De heer Schoondermark (wethouder) wenscht nog een enkel woord te zeggen. Een paar heeren hebben op de onbillijkheid gewezen van het niet veranderen der ziekteregelen bij de herziening der salarisregeling voor de leeraressen en leeraren aan de Middelbare meisjesschool en het Gymnasium. De oorzaak is dat men bij een van de categorieën het eerst moet be ginnen en dan komen de andere van zelf. De ge noemde salarisregeling is wel kort geleden herzien, maar toen hadden Burgemeester en Wethouders niet een advies van de Commissie van Toezicht, maar van curatoren. Het meest frappante is dat in de commissie, die deze ziekteregeling heeft voorgesteld, leeraren van het gymnasium zitting hebben. Spreker gaf hun toen te kennen, dat ze er zelf later mogelijk schade van zouden krijgen, maar ze antwoordden, dat h. i. de voorgestelde regeling billijk is. Do heer Zandstra behoeft zich dus niet ongerust te maken dat ook voor de meisjes school en het gymnasium de ziekteregeling aan de orde komt. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Aan de orde is art. 1. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra stelt voor artikel 1 te handhaven. In de vergadering van 25 Februari 1913 is door den Wethouder van Onderwijs iets gezegd, waardoor het spreker moeilijk wordt gemaakt voor de verhooging van de salarissen der hoofden te stemmen. Het be trof toen de directrice der Middelbare meisjesschool, die 900.meer geniet dan de leeraressen en niet verplicht is geworden in sommige omstandigheden als noodmaatregel 24 uur per week les te geven. De Wethouder zei toen o. a. „door het salaris zooveel hooger te stellen, als dat „der leeraressen, heeft de Raad en ook de heer Zandstra „erkend, dat hij het directriceschap hooger waardeert „en dan gaat het niet aan die capaciteiten te gebruiken „voor, als spreker het zoo mag noemen, minderwaardig „werk." Spreker en zijne partijgenooten veronderstellen, dat de Wethouder er nog zoo over denkt. Om echter te voorkomen dat nu bij de salarieering der ambulante hoofden hetzelfde verband zal worden gelegd, kunnen zij niet stemmen voor de voorgestelde verhooging. Eerst dan wanneer de hoofden een vasten werkkring voor de klas hebben gevonden, zullen zij nader over hunne salarieering te spreken zijn. Vooral nu in Amsterdam zoo duidelijk de vinger is gelegd op de wondeplek van het schoolwezen het ambulantisme is er nog minder reden om aan die overbodige functie door nog meer salaris een nog hooger aanzien te geven. Bovendien achten spreker en zijne partijge nooten het verschil in salaris tusschen hoofd en onder wijzer reeds groot genoeg en zij denken er niet aan dit nog hooger op te voeren. Eene verklaring moeten ze hierbij doen. Er zijn duidelijke symptomen die er op wijzen, dat men sprekers inzichten over de beteekenis van de taak der ambulante hoofden als persoonlijkheden opvat, als uitingen van haat tegen hen. Ieder kan weten, dat het hier om de zaak en niet tegen de personen der hoofden gaat. Hoofdenhaat kennen wij niet. Spreker en zijn partijgenooten be schouwen hen gaarne als achtenswaardige mannen, maar dat verandert niets aan hunne meening, dat men achtenswaardige mannen somwijlen op h. i. overbodige posten kan plaatsen. Dat treft de hoofden niet, maar hun functie. De strijd gaat over de hoofden dei- hoofden heen tegen het verkeerde stelsel. Kan men daar niet tegen, dan is daarvoor geen andere remedie, dan dat men leert er tegen te kunnen. Niemand is ook in dit opzicht te oud om iets te leeren. Nogmaals in het optreden van spreker en zijn partijgenooten is geen spoor van persoonlijkheid aan te wijzen. De heer Burger was niet van plan over dit artikel te spreken en wil vóór het plan van Burgemeester en Wethouders stemmen. Hij heeft echter vernomen, dat het plan bestaat om bij artikel 2 verhooging voor te stellen van de vergoeding voor huishuur voor de hoofden. Ook de commissie van toezicht acht dit bedrag wel wat laag en spreker zal, als er geen voorstel mocht inkomen, bij artikel 2 verhooging tot 400. voorstellen. In verband daarmee wil hij echter alle posten van artikel 1 met 50.verlagen. De heer Schoondermark (wethouder) zal niet ingaan op de redeneering van den heer Zandstra. De Raad kent het standpunt van Burgemeester en Wethouders ten opzichte van het ambulantisme. Spreker zou, door erop in te gaan, dan ook in herhalingen ver vallen. Wat het door den heer Burger voorgestelde amendement betreft, het werd Burgemeester en Wet houders zooeven bekend dat er een dergelijk amen dement zou komen. Zij hebben er oppervlakkig gezien niet tegen, maar dan moeten de artikelen 1 en 2 tegelijk worden behandeld. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 November 1913. 283 De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en Wethouders het amendement Burger voorwaardelijk overnemen. Bepaalt de Raad de huishuur op ƒ350.— dan handhaven Burgemeester en Wethouders hun voorstel. De heer J. Koopmans wijst er op dat er hoofden zijn, die eene ambtswoning hebben en van het amen dement de dupe zouden worden, doordat zij dan f 50.minder zouden ontvangen dan andere hoofden. Dit gaat toch niet. De heer Tulp heeft hieruit geleerd dat men amen dementen niet te vroeg moet indienen. Er is nu verwarring ontstaan. Spreker doet opmerken dat de salarieering en de vergoeding voor woninghuur twee kwesties zijn, die los van elkaar staan. Hij acht 350.voor woninghuur in de tegenwoordige omstandigheden onvoldoende. De Voorzitter kan absoluut niet begrijpen dat er door het te vroeg indienen van een amendement verwarring kan ontstaan. De heer de Haan dient nu pas een amendement in om de vergoeding voor woninghuur tot 400.— te verhoogen. Het gevolg is dat Burgemeester en Wethouders niet weten hoe dat in te lasschen. De late indiening is dus oorzaak der verwarring. De heer Tulp zegt zich met de salarisregeling der hoofden te kunnen vereenigen. Hij wil hen echter 400.voor woninghuur doen toekomen en als men nu hun salaris daarom met ƒ50.— gaat verminderen, acht spreker dat niet goed. Zij schieten daarmee niets op. De Voorzitter wijst er nog op dat hij, wanneer hij den leden verzocht amendementen zoo vroeg mogelijk in te dienen, daarmee bedoelt ten minste een paar dagen vóór de behandeling. De heer G. W. Koopmans zegtwas het moeielijk bij het lezen der stukken en de geschreven amende menten zich een helder oordeel over de zaak te vellen, het wordt er nu niet beter op. Ook wegens het ver gevorderde uur stelt spreker voor de beraadslaging te schorsen en de vergadering te verdagen, de verschillende amendementen te doen drukken en den leden toe te zenden. Dienovereenkomstig wordt besloten. Niets meer te behandelen zijnde sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 7