292 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1913. b. door de gemeentewerklieden K. P. W. Besuijen en B. Klein Wassink; II. tot plaatsvervangende leden a. door Burgemeester en Wethouders W. C. de Groot en IJ. Beintema b. door de gemeentewerklieden G. Botke en J. de Bunje 13. dat bij openbare aanbesteding is gegund a. aan Th. van der Noord Pz. alhier, de levering van 400 stere fijne en 30 stere grove grind voor 3.71 per stere 220 stere grindzand a 2.95 en 20 stere grof rivierzand a f 1.91 per stere b. aan J. van Hulst te Harlingen de levering van 135.000 Friesche bakklinkers a 12.16 per 1000. De mededeelingen 12 en 13 worden voor kennis geving aangenomen. III. Wordt ter tafel gebracht 1. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om, met afwijking van het bepaalde bij artikel 16 der verordening op de marktpolitie (gemeenteblad no. 46 van 1905), den marktdag, dit jaar vallende op den tweeden Kerstdag (26 December), te houden op Maandag 29 December e.k. 2. Alsvoren om ten behoeve van namens den Armenraad te houden voordrachten over armwezen en armenzorg, de Raadzaal in het Stadhuis op een zestal dagen in Januari en Februari 1914 in gebruik af te staan. De stukken 1 en 2 hebben ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. 3. Alsvoren om aan A. J. ten Hope te Rotterdam gedurende drie achtereenvolgende maanden in 1914 af te staan een nader aan te wijzen staanplaats in het plantsoen aan den Stationsweg voor een kiosk der compagnie Liebig. 4. Alsvoren om na onttrekking aan den openbaren dienst aan de vereeniging „de Ambachtsschool" alhier, in verband met de stichting van eene Middelbare Technische School, te verkoopen een strook grond ter oppervlakte van ongeveer 100 M2, deel uitmakende van de Jacob van Aakenstraat. De stukken 3 en 4 zullen in een volgende vergade ring worden behandeld. 5. Alsvoren tot wijziging der verordening, regelende het getal en de bezoldiging der ambtenaren ter secretarie, zoomede van de beambten voor den verderen dienst in het gemeentthuis (gemeenteblad 1909 no. 3). Wordt gedrukt als bijlage tot het raadsverslag bij de leden rondgezonden en zal te zijner tijd worden behandeld. 6. Alsvoren tot voorloopige regeling van den pen sioensgrondslag van den geneesheer-directeur van het Stads Ziekenhuis P. H. van Eden en van de stadsartsen L. Woltring en W. F. J. Uffelie. Zal in een volgende vergadering worden behandeld. IV. Rapporten. De heer Burger rapporteert dat de Commissie, belast geweest met het onderzoek van de geloofsbrieven der nieuw gekozen raadsleden, die stukken in orde heeft bevonden en adviseert tot toelating van de heeren mr. L. R. van Sloterdijck, A. Cohen en T. Jellema als leden van den Raad. De Voorzitter stelt voor dit rapport te behandelen na afhandeling der agenda, onder dankbetuiging aan de Commissie voor den door haar verrichten arbeid. Dienovereenkomstig wordt besloten. V. Wordt overgegaan tot behandeling der voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Voortzetting der behandeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot herziening der veror dening tot regeling der jaarwedden en der verdere inlcomsten van het onderwijzend personeel aan deseholen van openbaar lager ondenvijs te Leeuwarden met de daarop ingediende amendementen. (Bijlagen nos. 42, 49, 50 en 52). De Voorzitter deelt mede dat de Raad den vorigen keer in de artikelsgewijze behandeling is blijven steken. De Wethouder van Onderwijs evenwel heeft het woord gevraagd voor een persoonlijk feit. Wanneer dit is afgehandeld zal met de artikels gewijze behandeling worden voortgegaan. De heer Schoondermark (wethouder) zegt, dat hem uit een hem toegezonden schrijven van de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs en van de afdeeling Leeuwarden van den Bond van Neder- landsche Onderwijzers is gebleken, dat hij bij de algemeene beschouwingen, betrekking hebbende op de salarisregeling der onderwijzers, eene verkeerde voorstelling heeft gegeven van de houding van twee leden der Commissie van Toezicht. Spreker zou n.l. verklaard hebben, dat de wijziging in de ziekte regeling hoofdzakelijk is bewerkstelligd door twee leden der Commissie, leeraren aan het Gymnasium. Dit nu eischt rectificatie, want die verklaring is niet juist. De zaak toch is deze. Toen de Commissie van Toezicht had besloten om Burgemeester en Wet houders te adviseeren in den geest als in art. 11 wordt voorgesteld, heeft spreker dien beiden leden toe gevoegd, dat Burgemeester en Wethouders deze wijziging nu ook voor het Gymnasium en de Middel bare Meisjesschool zouden voorstellen, waarop spreker ten antwoord kreeg, dat zulks billijk zoude wezen. Spreker deed die mededeeling dan ook om den heer Zandstra, die vreesde dat deze wijziging alleen zou gelden voor het Lager Onderwijs, gerust te stellen. Spreker meent deze verklaring te moeten afleggen, tot goed begrip van zijne bedoeling. De heer Zandstra weet niet of hij niet juist is in gelicht of dat de Wethouder zich niet geheel juist uitdrukt. Naar spreker toch heeft vernomen is de toedracht der zaak iets anders. De Wethouder zou wel hebben medegedeeld, dat Burgemeester en Wethouders een dergelijke regeling zouden voorstellen voor het Gymnasium en de Middelbare Meisjesschool, maar spreker is medegedeeld dat daarop geen antwoord is gegeven en dat de betrokken leden der Commissie van Toezicht daarin stilzwijgend hebben berust. Spreker weet nu niet wat in deze de juiste voor stelling is. De heer Burger kan wel een kleine inlichting geven, welke misschien wel voor de heeren die van meening met elkaar verschillen, van eenig nut kan zijn. Toen deze kwestie toch is behandeld, begrepen curatoren van het Gymnasium, dat ook zij haar onder de oogen zouden moeten zien. 's Avonds na de raadsver gadering heeft spreker haar dan ook in de curatoren vergadering ter sprake gebracht en heeft hij Dr. Ringnalda er naar gevraagd. Spreker heeft nu niet juist hetzelfde vernomen wat naar hij meende de Wethouder zou hebben gezegdDr. Ringnalda ver klaarde dat hij zich niet herinnerde, dat in de ver gadering der schoolcommissie was besproken dat een gelijke regeling zou moeten gelden voor de leeraren Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1913. 293 aan het Gymnasiumwel wist hij dat na de ver gadering de heer Schoondermark tot hem had ge zegd nu krijgen jullie dat ook, waarop Dr. Ringnalda had geantwoord, dat zulks vanzelf sprak. De heer Haverschmidt vraagt ook hot woord voor een persoonlijk feit, nu sprekers naam wordt genoemd in een adres van den Bond. Bij de beoordeeling der salarissen maakte spreker gebruik van twee staten, één gedrukt en één in kleuren, bij de stukken gevoegd en afkomstig van de schoolcommissie. Haarlem komt daarop voor met 600900 gulden na 8-jarigen dienst zonder lioofdacte en nu ligt het niet op sprekers weg te onderzoeken of deze cijfers juist zijn of tijdens de behandeling zijn gewijzigd. Spreker vermoedt het laatste, want de Bond geeft andere cijfers. Opmerking verdient echter het feit, dat het aan vangssalaris dan toch maar op 600 gulden is gebleven, en het spijt spreker uit de cijers van den Bond niet te kunnen nagaan of de 400 gulden voorsprong voor de hoofdacte te Haarlem ook tot 100 gulden is terug gebracht, zooals hier door enkele leden wordt voor gesteld. De heer Schoondermark (wethouder) kan dit nog aan het door den heer Haverschmidt gesprokene toe voegen. Toen de Commissie van Toezicht aan het werk toog om de salarisregeling ter hand te nemen, heeft zij in verschillende plaatsen geïnformeerd en heeft zij verschillende verordeningen toegezonden gekregen, ook uit Haarlem. Hierbij was echter de mededeeling gevoegd, dat men bezig was deze ver ordening te herzien, maar dat de Commissie van Toezicht, zoo gauw als die herziening een feit was, een nieuwe verordening zou worden toegezonden. Dat is evenwel nu pas gebeurd, daar de herziening pas heeft plaats gehad. De mededeeling, die de heer Haverschmidt dan ook heeft gedaan naar aanleiding van het advies der Commissie van Toezicht, was des tijds dan ook geheel juist. Aan de orde is art. 1 met de daarop ingediende amendementen van de heeren Zandstra en Burger. De beraadslaging wordt geopend. De heer Burger heeft, zooals de Raad zich zal her inneren, zijn amendement voorgesteld in verband met het door de heeren de Haan en Tulp ingediende amendement op artikel 2. Wat spreker ertoe dreef om de in artikel 1 voor de hoofden voorgestelde tractementen te willen verlagen, is dit, dat het zoo gevaarlijk is in den financieelen opzet van deze regeling te roeren. Bij elk onderdeel zijn er wel argumenten te vinden om hier of daar wat meer of wat minder te geven, maar het komt spreker voor dat de Raad het best zal doen den financieelen opzet te laten zooals die is. Het geheel is een goed doordacht stuk werk, dat spreker gaarne zoo zag aangenomen. De heeren, die het amendement hebben ingediend op artikel 2, hebben zich ook op het standpunt ge plaatst, dat zij aan de jaarwedde niet willen komen. Zij zeggen evenwel dat de hoofden nevens de jaar wedde eene vergoeding voor huishuur moeten hebben en zij vinden deze vergoeding te laag. Zij redeneeren alsof Burgemeester en Wethouders eerst de jaarwedde hebben vastgesteld zonder rekening te houden met het feit, dat de hoofden ook vergoeding voor huishuur moeten hebben en dat deze twee zaken dus geheel los van elkander zijn behandeld. De formeele grond slag van dat betoog is juist. Het spreekt echter van zelf dat de Wethouder bij het ontwerpen der salarisregeling rekening houdt met de wetsbepaling, dat de hoofden eene vergoeding voor huishuur moeten hebben. Het salaris bestaat, al is het formeel niet onjuist het tegenovergestelde te be weren uit twee gedeelten n.l.het salaris de ver goeding voor de huishuur. De grondgedachte van sprekers amendement was dan ook juist om n.l. voor salaris minder te geven, als de huishuur wordt verhoogd door het laatste te doen en het eerste te laten, geeft men, of men het wil of niet, tractementsverhooging. Aan dit amendement kleeft een bezwaar. Er is toch één hoofd die een ambtswoning bewoont en die dus niet zou profiteeren van de meerdere vergoeding voor huishuur. Evenwel zou hij toch 50.minder salaris ontvangenhij zou dus in zijn verwachting worden teleurgesteld, wat sprekers bedoeling niet is. De bedoeling met het indienen van liet amendement was voornamelijk om te doen uitkomen, dat het niet juist is in te grijpen zooals geschiedt bij het amen dement-de Haan. Spreker aarzelt niet om te zeggen dat hij er de voorkeur aan zou geven als zijn amen dement niet werd aangenomen, en dat van de heeren de Haan en Tulp ook niet. Sprekers amendement heeft zijn werk gedaan, want het heeft hem in de gelegenheid gesteld te doen uitkomen, waarom hij tegen het amendement op artikel 2 is. Hij trekt het zijne bij deze in, in de hoop dat het amendement de Haan-Tulp zal worden verworpen. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Burger diens amendement heeft ingetrokken. Het maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de redeneering van den heer Burger volkomen juist is. Het salaris en de vergoeding voor woninghuur worden als één geheel beschouwd. Zulks gebeurt ook bij de berekening van den pensioensgrondslag. De heeren nu, die de vergoeding voor de huishuur met f 50.— willen verhoogen, doen het voorstel daartoe op het argument dat de stand van een hoofd eener school meebrengt, dat hij f 400.moet verwonen. Daarmee zijn Burgemeester en Wethouders liet niet eens. Zij hebben een onderzoek ingesteld en zijn daarbij tot de wetenschap gekomen dat hier een leeraar aan het gymnasium is, die 325.verwoont, een luitenant adjudant 325.een hoofd der school 325. een kapitein der infanterie f 350.een oud-notaris 325.de directeur der electrische centrale 300. Dit zijn voorbeelden, die afdoende aantoonen dat f 350.voor den stand van hoofd der school voldoende is. Burgemeester en Wethouders ontraden den Raad dan ook ernstig op het amendement-de Haan-Tulp in te gaan. Nu kan men zeggen dat dit bedrag voldoende is als de hoofden een klein gezin hebben. Wanneer het gezin grooter wordt, voorziet de wet er wel in, want als er meer dan twee kinderen zijn, krijgen ze 40.toeslag per kind. De heer Zandstrais artikel 1 aan de orde, of artikelen 1 en 2 te zamen? De Voorzitter meent dat het, waar door enkele heeren verband is gelegd tusschen de beide artikelen, het best is ze gezamenlijk te bespreken. De heer 1. Koopmans kan zich niet met het amen-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 2