302 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1913. halen. Daarom wordt het als een onbillijkheid ge voeld deze bevoegdheid niet evengoed te betalen als het bezit der akte p. De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de heer G. W. Koopmans heeft gevraagd waarom de akte middelbaar boekhouden niet is genoemd. Spreker kan dit raadslid antwoorden dat deze herziening alleen de scholen 2e en 3e klasse betreft. Zoodra het meer uitgebreid lager onderwijs geregeld is, zal ook de salarisregeling voor dit onderwijs worden herzien. De heer Zandstra wijst er op dat de bezitters der oude hoofdacte niet in het bezit zijn der akte p. De onderwijzers doen ook examen in teekenen en worden ook daarvoor niet betaald. Aanneming van het amendement-Burger lijkt spreker dan ook gevaarlijk. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-Burger wordt verworpen met 17 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heerenOosterhoff, Burger, Beekhuis en Schoondermark. Tegen de heerenHiemstra, Berghuis, Fransen, Tiemersma, Zandstra, Lautenbach, G. W. Koopmans, de Haan, Tulp, Peletier, Vonck, van Messel, Feitz, J. Koopmans, Haverschmidt, Menalda en Komter. Het amendement-Zandstra c.s. wordt verworpen met 14 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heerenHiemstra, Berghuis, Tiemersma, Zandstra, Lautenbach, G. W. Koopmans en Tulp. Tegen de heerenOosterhoff, Fransen, de Haan, Peletier, Vonck, Burger, van Messel, Feitz, J. Koop mans, Haverschmidt, Beekhuis, Menalda, Komter en Schoondermark. Art. 5 wordt met algemeene stemmen aangenomen. De heer Zandstra meent in de redactie een mis stelling te hebben ontdekt. Zooals artikel 5 onder b geredigeerd is, wordt voor bezit eener middelbare akte voor de vreemde talen of de wiskunde 100.— toegekend en onder 2 bij de letters e. h. bovendien voor het bezit der zelfde middelbare akte nog eens f 150.dat wordt dan 250.Dat is zeker niet de bedoeling. De lieer Schoondermark zegt dat het de bedoeling is te betalen voor het bezit der acte Middelbaar Onderwijs voor een vreemde taal 100.en voor het geven van les bovendien 50.voor het bezit van een lagere acte 50.en voor het geven van les daarin 50.—. Zoo de Raad het met deze be doeling eens is, zullen Burgemeester en Wethouders de redactie in dien geest wijzigen. De Voorzitter zegt dat de opmerking van den heer Zandstra volkomen juist is. De bedoeling zal nu wel duidelijk zijn. Spreker stelt voor de redactie aan Burgemeester en Wethouders over te laten. Dienovereenkomstig wordt besloten. Aan de orde is art 6 met het daarop ingediende amendement van de heeren Zandstra c.s. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra heeft er niet veel aan toe te voegen. Hij vindt het niet in den haak dat aan de eene school f 30.aan de andere f 45.per lesuur per week wordt gegeven, f 45.is niet te veel en moet aan alle scholen worden gegeven omdat het onderwijs aan deze scholen gelijk is. Van daar dit amendement. De heer Schoondermark (wethouder) verzoekt den Raad niet in te gaan op het amendement-Zandstra. Op het oogenblik verkeeren wij in een periode van overgang. Vroeger werd de gymnastiekles gegeven buiten de schooluren, maar aan de meeste scholen, wordt al les gegeven onder de schooluren. Er zijn dan ook nog maar een paar onderwijzers, die gym nastiekles buiten de schooluren geven. Binnen af- zienbaren tijd zullen Burgemeester en Wethouders met voorstellen komen tot het bouwen van gymnastiek lokalen en dan vervalt ook het geven van onderwijs buiten de schooluren door de twee onderwijzers, wien dat thans nog is opgedragen. De gemeente heeft al een dergelijk geval gehad met een onderwijzer Zijlstra, dien zij heeft afgekocht met een toelage van ƒ75.-— 's jaars, waarvoor niets gepresteerd wordt. Wanneer men nu de salarissen verhoogt zal de af koopsom der laatste twee onderwijzers ook hooger worden. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-Zandstra c.s. wordt verworpen met 14 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heerenHiemstra, Berghuis Tiemersma, Zandstra, G. W. Koopmans, Peletier en J. Koopmans. Tegen de heeren Oosterhoff, Fransen, Lautenbach de Haan, Tulp, Vonck, Burger, van Messel, Feitz, Haverschmidt, Beekhuis, Menalda, Komter en Schoondermark. Artikel 6 wordt thans met algemeene stemmen vast gesteld, evenals artikel 7. Aan de orde is artikel 8 met het daarop door de heeren Zandstra c.s. ingediende amendement. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra vindt het, evenals bij de gym nastiek, niet goed dat aan de eene school f 17.50, aan de andere f 25.wordt betaald. Gelijkstelling is hier noodzakelijk, daarom dit amendement. De heer Schoondermark zegt dat voor twee jaar het tractement 17.50 was en toen was de Raad van meening dat voor de vakonderwijzeressen periodieke verhoogingen moesten worden gegeven. De salarissen zijn toen vastgesteld van 17.50 tot 25.en voor school 12 van 25.tot 30. Wanneer men dan nu al het maximum wil betalen, weet spreker wel waar men begint, maar niet waar men eindigt. Spreker moet het amendement dan ook ontraden. De heer Zandstra erkent dat de periodieke ver hooging wel vooruitgang beteekent, maar men moet meer vooruit. Bovendien wil spreker voor allen ge lijkstelling bij hetzelfde werk. De beraadslaging wordt gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 December 1913. 303 Het amendement-Zandstra c.s. wordt verworpen mot 15 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heerenHiemstra, Berghuis, Tiemersma, Zandstra en G. W. Koopmans. Tegen de heeren Oosterhoff, Lautenbach, de Haan, Tulp, Peletier, Vonck, Burger, van Messel, Feitz, J. Koopmans, Haverschmidt, Beekhuis, Menalda, Komter en Schoondermark. De heer Fransen heeft aan deze stemming geen deel genomen. Met algemeene stemmen wordt artikel 8 vastgesteld, evenals artikel 9. Aan de orde is artikel 10, met het daarop ingediende amendement-Zandstra c.s. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra weet niet of het noodig is het amendement te verdedigen. Spreker is van oordeel, dat de belooning voor het herhalingsonderwijs moet worden verhoogd. De zaak is toch deze, dat de onderwijzers aan de herhalingsschool in het bezit moeten zijn van bijakten. Zonder die bijakten toch worden ze niet benoemd. Waar straks aan het bezit van bijakten groote waarde is gehecht en voor het herhalingsonderwijs speciale bevoegdheden worden vereischt, moeten deze leer krachten beter worden betaald. De heer Schoondermark (wethouder) begrijpt niet dat de onderwijzers aan de herhalingsschool bijacten moeten bezitten. Daarvan is hem niets bekend. Spreker kan den Raad mededeelen, dat de salarissen in 1911 van 125 en 175 tot 175 en f 225 zijn ver hoogd. Er is nu geen enkel motief om die salarissen al weer te verhoogen. De heer Zandstra hoort den Wethouder zeggen, dat de salarissen voor twee jaar zijn verhoogd en dit wordt gebruikt als motief tegen de verhooging. Hij wijst er den Wethouder op dat de onderwijzers bij het herhalingsonderwijs in het bezit moeten zijn van de hoofdacte. Anders worden ze niet als onderwijzer toegelaten. Spreker meent dat zoo iemand toch minstens 1.per lesuur moet hebben. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-Zandstra wordt verworpen met 16 teg en 5 stemmen. Vóór stemmen de heerenHiemstra, Berghuis, Tiemersma, Zandstra, G. W. Koopmans. Tegen de heeren Oosterhoff, Fransen, Lautenbach, de Haan, Tulp, Peletier, Vonck, Burger, van Messel, Feitz, J. Koopmans, Haverschmidt, Beekhuis, Menalda, Komter en Schoondermark. Art. 10 wordt met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is artikel 11 met het daarop ingediende amendement-Zandstra. De heer Zandstra zegt dat, zooals hij bij de alge meene beschouwingen reeds opmerkte, door Burge meester en Wethouders nergens met cijfers is aangetoond de groote schade der bestaande regeling. Men eischt van de raadsleden goede argumenteering, en terecht. Spreker eischt dat ook. Hij had niet gedacht dat Burgemeester en Wet houders met een dergelijk voorstel zouden komen. Waar zou het heen als de regeling bij een 5-jarige herziening, inplaats van verbeterd, steeds verslechterd werd. Het is onnoodig onrust verwekken onder de ambtenaren. Men moet in zaken als deze behouden wat men heeft. De heer Haverschmidt heeft er eenigszins den spot mee gedreven en heeft gezegd dat er over 5 jaar ook wat over moet zijn om over te spreken. Het is gemakkelijk zich van een zaak af te maken maar het is de vraag of het niet beter is de zaken ernstig te beschouwen en geen misbruik van macht te maken. De gemeente mag niet voorgaan in de verslechtering der arbeidsvoorwaardenreeds daarom is dit voorstel voor spreker en zijne partijgenooten onaannemelijk en zoolang door Burgemeester en Wethouders niet met cijfers is aangetoond, dat de toestand met de bestaande bepaling onhoudbaar is zullen zij er zich tegen verklaren. Bij het derde jaar der ziekte nu verbreekt de gemeente het dienstverband niet. Als de onderwijzer het ook niet verbreekt krijgt de gemeente subsidie voor dezen ambtenaar. De gemeente echter betaalt hem geen cent salaris. Spreker vraagt of dat in orde is. Hij meent van niet. Het geheele tractement wordt ingehouden, daarvan kan de vervanger betaald worden en er blijft nog iets over. Dit komt spreker niet rechtvaardig voor. Spreker wil niet spreken van stoïcisme, maar het voorstel van Burgemeester en Wethouders doet wreed aan. In artikel 11 oude verordening is juist omschreven hoe tegenover een zieken onderwijzer dient gehandeld, daar om dan ook stellen spreker en zijne partijgenooten handhaving van dit artikel voor. De heer Schoondermark (wethouder) wijst er op dat men bij de herziening van een salarisregeling niet alleen moet letten op de belangen der onderwijzers, maar ook op die van het onderwijs. Waar de ervaring heeft geleerd dat het onderwijs onder de bepaling dezer verordening lijdt, is het natuurlijk dat er een voorstel tot wijziging komt. Nu blijft de onderwijzer, al is hij 2 of 3 jaar ziek, steeds in verband met de school en moet hij worden vervangen door tijdelijke leerkrachten. Die leerkrachten zijn uit den aard der zaak niet van de bovenste plank, want ze worden gekozen uit de menschen die men het dichtst bij de hand heeft, terwijl voor vaste leerkracht zoo mogelijk de beste uit 20 of 30 sollicitanten wordt genomen. De tijdelijke leerkrachten staan bovendien in een los verband tot de gemeente en kunnen ieder oogen blik weg, tengevolge waarvan er onder dit personeel nog al eenige mutatie is. Bij het vaste personeel tracht men juist mutatie te voorkomen door de salaris regeling goed te maken. Deze al te gunstige be paling voor de onderwijzers werkt dan ook ongunstig voor het onderwijs. De heer Zandstra heeft gevraagd of de zaak tegen over het Rijk wel zuiver is. Hij zegt dat de gemeente subsidie krijgt ook als zij het salaris niet uit betaalt. Dat is onjuist. Het subsidie wordt alleen uitgekeerd als de gemeente het salaris geheel of ge deeltelijk betaalt. De zaak is zoo. Een onderwijzer die 750.salaris heeft wordt 1 jaar ziek. Hij krijgt dan het volle salaris. De gemeente neemt een tijdelijke leerkracht in dienst. Als die surnumerair is krijgt de gemeente daarvoor een subsidie van 260.—. De vaste leerkracht blijft ziek en de gemeente, die steeds uitbetaalt, krijgt in het gestelde geval niet meer dan 260.subsidie. De zieke onderwijzer, die 10 dienstjaren heeft, kan pensioen krijgen, n.l. 1/B van 700.of f 125. Daarmee is het Rijk er dan ook af. Wanneer nu de gemeente de zieke leerkracht houdt, moet het Rijk 135.meer betalen voor iemand, die niets presteert Het zou thans niet onmogelijk zijn dat Gedeputeerde Staten zullen zeggen dat gaat niet want door de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 7