•'4 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1914.
Burgemeester en Wethouders in hunne toelichting een
paar principiëele punten op den voorgrond stellen,
wenscht spreker daarovei*, als de voorzitter hem dit
veroorlooft, een korte algemeene beschouwing te hou
den, omdat het bij de artikelen niet zoo goed uitkomt.
Het eerste bezwaar van Burgemeester en Wethou
ders geldt het voorstel der Commissie om de salarissen
te verhoogen van personen, die pas in een functie zijn
aangesteld. Dit heeft niet alleen betrekking op de twee
opzichters, maar ook op den magazijnmeester. Spre
ker meent goed te doen deze beide categorieën apart te
bespreken. Burgemeester en Wethouders zeggen dat
het verstandiger is om, als men een salarisregeling
wijzigt, dit te doen wanneer er een nieuwe functionnaris
moet zijn, omdat men dan ruimer keuze krijgt, leder
zal zich wel met die redeneering kunnen vereenigen,
maar in dit geval was het moeilijk dien weg te volgen.
Door den Directeur toch, die een algeheele herziening
der salarissen voorstond, was n.l. al een voorstel bij de
Commissie aanhangig gemaakt om enkele salarissen
Ie verhoogen. De Commissie heeft die partieele her
ziening tegengehouden, omdat zij wilde wachten op die
algeheele herziening der verordening. In dien tijd kwa
men de vacatures van len en 2en opzichter en maga
zijnmeester. De Commissie heeft toen het voorstel moe
ten doen op de bestaande salarisregeling sollicitanten
op te roepen en op die regeling eene benoeming te
doen, anders had men, wilde men eerst de salaris
regeling herzien, te lang moeten wachten. Op het oogen
blik hebben wij een frappant geval door de benoe
ming van den eersten opzichter Frummel tot directeur
der fabriek te Appingadam. Wanneer deze benoeming
een paar weken later had plaats gehad dan zou, indien
dit voorstel van Burgemeester en Wethouders werd
aangenomen, weder een oproeping op het oude salaris
moeten geschieden, omdat anders de vacature langer
zou beslaan dan wensclielijk is met het oog op het
bedrijf.
Het tweede verschil tusschen Burgemeester en Wet
houders en de Commissie is hierin gelegen, dat de
Commissie het aantal klerken voor iedere categorie
wil bepalen op één of meer; Burgemeester en Wethou
ders daarentegen willen een vast aantal. De Commissie
geeft de voorkeur aan haar denkbeeld uit praktische
overweging. De mogelijkheid toch bestaat, dat men
op een gegeven oogenblik liever 2 eerste klerken heeft
en 1 tweede dan 3 eerste. Dat kan niet, als pertinent
is voorgeschreven dat er 3 eerste klerken moeten zijn.
Burgemeester en Wethouders zeggen in hunne toe
lichting dat de Raad geen controle kan uitoefenen over
de hoeveelheid van elke categorie, als het aantal niet
gelimiteerd is. In de begrooting voor de gasfabriek ech
ter wordt het aantal stuk voor stuk medegedeeld, zoo
dat de Raad altijd in staat is een volledige controle uit
te oefenen.
Spreker wil er op wijzen dat er tot nu toe geen
blijk is gegeven dat er een neiging bestaat om het per
soneel te veel uit te breiden. Op het oogenblik toch
werkt de fabriek met uitzondering van de twee tijde
lijke klerken, die thans door toevallige omstandig
heden niet aanwezig zijn, en den magazijnmeester,
met hetzelfde personeel als in 1882.
Wanneer men nu in aanmerking neemt de meerdere
werkzaamheden, die een gevolg zijn van de invoering
van het Werkliedenreglement, van de meer omslach
tige boekhouding, van de nieuwe pensioenregeling en
daarbij tevens let op het feit dat tegen in 1882, 1292,
thans 0465 gasverbruikers zijn, dan blijkt daaruit dui
delijk, dat men niet te royaal is geweest met de uitbrei
ding van personeel.
De Voorzitter heeft verzuimd mede te deelen, dat
Burgemeester en Wethouders van de Commissie voor
de lichtfabrieken overnemen het voorstel om in art. 3
te lezen, „den eersten opzichter 13001000."
Daarmee is dan het 1 deel van het bezwaar der Com
missie opgeheven.
Wat het standpunt van Burgemeester en Wethou
ders betreft, daarover behoeft spreker niet veel. te
zeggen, daar dit duidelijk genoeg in de toelichting i>
uiteengezet. Het is ook den heer Oosterhoff niet onbe
kend, dat het de aandacht van Burgemeester en Wet
houders heeft getrokken dat er Dij de Bedrijven dik
wijls, kort na de aanstelling van ambtenaren, voorstel
len inkwamen om hun tractement te verhoogen.
Dat is in het algemeen een verkeerd stelsel, want
men beperkt daardoor den kring van gegadigden.
Werd toch direct het salaris bij de oproeping hooger
gesteld, dan zouden er meer en beter sollicitanten
komen.
Uit de verdediging van den Wethouder blijkt, dat de
Commissie voor de lichtfabrieken eene partieele her
ziening heeft tegen gehouden.
De tweede opzichter is aangesteld in 1912. Spreker
kan zich niet voorstellen dat deze voorstellen toen
reeds aanhangig waren. Was er toen al een dergelijk
voorstel, dan is het standpunt dat de Commissie heeft
ingenomen, onjuist. Er is toch niets tegen om tusschen-
iijds een dergelijke wijziging van wedde voor te stel
len. De Wethouder zegt wel. dat daardoor de vacature
langer onvervuld zal blijven. Ook dat is niet noodig,
want dikwijls worden oproepingen gedaan, waarin een
salaris wordt verhoogd, behoudens goedvinden
van den Raad. Praktisch noch theoretisch is er dan
ook iets tegen eene partieele herziening van jaar
wedden.
In verband met het aantal klerken heeft de heer Oos
terhoff eene mededeeling gedaan, die spreker op diens
gezag aanneemt. Hij kan zich echter heusch niet begrij
pen dat er met hetzelfde personeel wordt gewerkt als
in 1882
De heer Oosterhoff (Wethouder) heelt gezegd dat
het kantoor, nu door toevallige omstandigheden de twee
tijdelijke klerken er niet zijn, met hetzelfde personeel
werkt als in 1882.
De Voorzitter geeft zijne verwondering te kennen,
dat er maar twee zijn bijgekomen. Hij is van oordeel,
dat het voor Burgemeester en Wethouders gemakkelijk
is als het aantal klerken niet is vastgesteld, maar hij
acht iedere hindernis, aan personeel-uitbreiding in den
weg gelegd, nuttig. Het is een band die Burgemeester
en Wethouders zich zelf aanleggen. Spreker is van
oordeel dat uitbreiding niet te gemakkelijk moet wor
den gemaakt. Wanneer die noodig is, zal de Raad het
wel doen. Vindt de Raad het denkbeeld van den heer
Oosterhoff beter dan dat van Burgemeester en Wet
houders, welnu, het zij zoo.
De heer Hiemstra zegt dat het wel sterke argumenten
moeten zijn, die Burgemeester en Wethouders tegen
het advies van den Directeur der gasfabriek en dat
van de Commissie hebben. Uit de stukken is hem ge
bleken, dat er salarisverhooging wordt voorgesteld.
Uit het gedrukte stuk blijkt daarvan niets. Wel heeft
spreker daaruit opgemaakt dat er verschil van meening
is tusschen de Commissie en Burgemeester en Wet
houders, maar welk verschil dat is vindt spreker er
niet in.
Een argument van Burgemeester en Wethouders te
gen het voorstel der Commissie is dat de menschen
zoo kort in dienst zijn. Spreker meent dat bij de be
paling van het salaris, ook bij de ambtenaren aan
de gasfabriek, gevraagd moet worden ol' de menschen
goed zijn en hunne functie behoorlijk vervullen. Wan
neer dat het geval is, is het bezwaar, dat zij zoo kort
zijn aangesteld, niet zoo groot. De directeur en de Com
missie erkennen dat de salarissen te laag zijn.
De korte aanstelling van enkelen zal de oorzaak zijn.
dat vele ouderen de dupe worden.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Februari 1914. 3b
Wat nu den magazijnmeester aangaat, deze man be
kleedt een belangrijke verantwoordelijke positie. Zijn
minimum-salaris is echter nog lager dan dat van
een aschman. Hij heeft n.l. 500800 en er wordt
eenige kennis van boekhouden voor de betrekking
geëischt. Het minimum is lager dan dat van een ge
woon werkman. Dit eene l'eit is voldoende om aan
te toonen, dat het salaris te laag is.
Spreker zal aan de argumenten van den heer Oos
terhoff niets meer toevoegen. Na lezing der stukken
is er voor spreker alle reden mee te gaan met het
voorstel van den Directeur en de Commissie.
Zooeven heeft de Voorzitter medegedeeld, dat Bur-
aieester en Wethouders meegaan met het voorstel der
Commissie om den len opzichter een salaris te geven
van 13001000. Spreker wil erop wijzen, dat het
verschil tusschen den lsten en 2den opzichter nu nog
groot-er wordt, wat hem minder wenschelijk voor
komt. De minima verschillen 500. Bij onderzoek is
spreker niet gebleken dat er zooveel verschil in de
werkzaamheden is. Ook de 2e opzichter heeft een
drukken werkkring. Door de verhooging van het sa
laris van den len opzichter ontstaat er een verkeerde
verhouding en is er alle reden om ook het salaris
van den 2en opzichter te verhoogen.
De Voorzitter zou veel meer voelen voor de rede
neering van den heer Hiemstra als het eene betrekking
gold, waarvan gezegd kon worden: die moet worden
betaald met dat tractement. Het is echter gebleken, dat
men een persoon krijgt naar gelang van het tracte
ment, dat wordt aangeboden.
De magazijnmeester is vermoedelijk een jonge man
en op 4 Oct, 1913 op het tegenwoordig salaris in dienst
getreden. Deze kan zich nu toch niet beklagen als zijn
salaris niet na een paar maanden wordt verhoogd.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
De artt. 1 en 11 van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders worden met algemeene stemmen aan
genomen.
Aan de orde is art. III.
Hierop wordt door den heer Oosterhoff een amende
ment ingediend, luidende als volgt:
te lezen:
voor den tweeden opzichter 10001200
opzichter-teekenaar 9001100
chef-machinist 10001200
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Oosterhoff wil nog even aandikken wat zoo
even door den heer Hiemstra is gezegd. De Commissie
is tot haar voorstel gekomen door vergelijking dezer
loonen met die van de menschen, die onder deze func-
tionnarissen werken. Een machinist heeft een loon van
877898 en dan mag het salaris van den chef wel
van 1000—1200 zijn.
Nu het salaris van den len opzichter zal worden
bepaald op 13001600, wordt de gaping tusschen
dezen titularis en den tweeden te groot. Wanneer deze
toch eventueel tot eersten opzichter zou worden be
noemd, zou hij een sprong maken van 300.-Van
daar het voorstel der Commissie.
De heer van Messel vraagt wat het salaris van den
chef-machinist bij de Centrale is.
De heer Oosterhoff (wethouder) 1000. vrije
woning."
De Voorzitter geeft den heer Oosterhoff in over
weging de verschillende onderdeden van het amen
dement als afzonderlijke amendementen te beschou
wen.
De heer Oosterhoff (wethouder vindt dit goed.
De heer Kouder (wethouder, zegt dat door den heer
Oosterhoff is gewezen op het groote verschil tusschen
hel salaris van den eersten en den tweeden opzich
ter. Bij gemeentewerken heeft men echter een dergelijk
verschil ook, en, naar spr. meent, zeer terecht, want
de eerste opzichter is bestemd om den Directeur te
vervangen en hij heeft dan een zeer verantwoordelijke
betrekking.
Wanneer hier een vacature van lioofopzichter ont
staat, zal het nog zeer de vraag zijn, of de tweede op
zichter diens plaats zal kunnen innemen. Spreker
meent dan ook, dat het verschil tusschen het salaris
van den len en den 2en opzichter hierdoor volkomen
wordt gemotiveerd.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Oosterhoff betrekkelijk den 2en op
zichter wordt aangenomen met 17 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Berghuis, Lautenbach,
Jellema, Tiemersma, van Sloterdijck, Zandstra, Cohen,
G. W. Koopmans, Peletier, Hiemstra, Oosterhoff, de
Haan, Tulp, J. Koopmans, Vonck, Menalda en Tijsma.
Tegen de heeren: Schoondermark, Fransen, Haver-
schmidt, v. Messel en Komter.
Het amendement-Oosterhoff betreffende den opzich
ter-teekenaar wordt met dezelfde stemmen vóór en
tegen aangenomen.
Het amendement-Oosterhoff betreffende den chef
machinist wordt aangenomen met 19 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Berghuis, Lautenbach, Jel
lema, Tiemersma, van Sloterdijck, Zandstra, Cohen, G.
W. Koopmans, Peletier, Hiemstra, Oosterhoff, de Haan,
Tulp, Haverschmidt, J. Koopmans, van Messel, Vonck,
Menalda en Tijsma.
Tegen de heeren: Schoondermark, Fransen en
Komter.
Het aldus gewijzigd art. III en de artt. IVV worden
met algemeene stemmen vastgesteld.
Aan de orde is art. VI met een door den heer Ooster
hoff daarop ingediend amendement, om:
na „kunnen worden benoemd" te lezen:
een klerk-magazijnmeester op een jaarlijksche be
zoldiging van 8001000
een of meer ie klerken op een jaarlijksche bezoldi
ging van 8001000
een of meer 2e klerken op een jaarlijksche bezoldi
ging van 500800
een of meer 3e klerken op een jaarlijksche bezoldi
ging van 300500
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Oosterhoff (Wethouder) zegt dai de maga
zijnknecht thans geniet 638.70.