76 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 April 1914. 1914 cn eindigende 1 Mei 1918, voor de som van tachtig gulden 80.—) 's jaars te verhuren de drie nog onverhuurd zijnde afdeelingen van de ge meentelijke benzinebewaarplaats, met de bevoegd heid twee daarvan, welke door den Directeur der ge meentewerken nader zullen worden aangewezen, tot ééne ruimte te vereenigen en om in het hek, dat genoemde bewaarplaats en de bergplaats van adres sante scheidt, een doorgang te maken, onder de volgende voorwaarden: 1. In de ruimte van het houten gebouwtje, dat het ijzeren omgeeft, en binnen het hek mogen geen voorwerpen of vloeistoffen, van welken aard ook, worden geborgen of gehouden. Bij niet nakoming van deze voorwaarden wordt de huurovereenkomst geacht dadelijk ontbonden te zijn, zonder dat vooraf in gebrekestelling behoeft plaats te hebben. 2. De afscheiding tusschen de twee te vereenigen afdeelingen zal verwijderd en de doorgang in het scheidingshek gemaakt worden van gemeentewege en op kosten van adressante. 3. De huursom wordt jaarlijks in twee gelijke termijnen vóór den 1 Juni en voor den 1 December, voor het eerst vóór den 1 Juni 1914, ten kantore van den gemeente-ontvanger voldaan. Bij niet-tijdige betaling kan de huurovereenkomst dadelijk ontbonden worden zonder dat vooraf in gebrekestelling behoeft plaats te hebben. 4. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, zoo de afdeelingen ten behoeve van de gemeente of ten algemeenen nutte noodig zijn, de huur tus- schentijds op te zeggen, mits daarvan drie maanden te voren schriftelijk aan adressante kennis gevende. 5. Binnen een maand na het eindigen van de huur of de ontbinding der huurovereenkomst moet hetgeen in het verhuurde is geborgen weggenomen en alles, zoowel in het gebouw als in het hek. in den vorigen toestand teruggebracht zijn op kosten van adressante en ten genoegen van Burgemeester en Wethouders; en wijders op de bepalingen welke Burgemeester en Wethouders geraden zullen voorkomen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan J. L. Talsma alhier vergunning te verleenen tot het maken en hebben van een inrit in het trottoir vóór zijn perceel Willemskade N.Z. no. 36. Dit voorstel luidt als volgt: Van J. L. Talsma, alhier, ontvingen wij het ver zoek in het trottoir vóór het hem toebehoorend per ceel Willemskade N. Z. no. 36 een inrit te mogen hebben. Dit verzoek stelden wij om advies in handen van den Gemeentelijken Inspecteur voor het Wo ningtoezicht en den Directeur der gemeentewerken, die ons bij nevensgaand schrijven berichtten, dat naar hunne meening het verzoek kan worden inge willigd. Aangezien tegen die inwilliging ook bij ons geen bezwaren bestaan, hebben wij de eer, onder over legging van het verzoekschrift, U voor te stellen te besluiten: aan J. L. Talsma, alhier, en zijne rechtverkrijgen den vergunning te verleenen tot het maken en tot wederopzeggens hebben van een inrit in het trottoir vóór het hem toebehoorend perceel Willemskade N.Z. no. 36, kadastraal bekend sectie B no. 2934, de juiste plaats nader door of vanwege Burgemeester en Wethouders aan te wijzen, onder bepaling dat worden in acht genomen de voorwaarden, gesteld bij raadsbesluit van 26 Januari 1909, no. 12R/1Ü, voor zoover naar het oordeel van Burgemeester en Wet houders toepasselijk, met dien verstande, dat als termijn, waarop de recognitie ad 1.ten kantore van den gemeente-ontvanger moet zyn betaald, worde gesteld 1 Mei, voor het eerst 1 Mei 1914. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan Mej. J. Oosterhout-Poortman, alhier, ten behoeve van de verbouwing van hare perceelen Nieu weburen nos. 82 en 84, in erfpacht af te staan een strook gemeente grond, deel van de openbare straat aldaar. Dit voorstel luidt als volgt: Door mejuffrouw J. Oosterhout-Poortman alhier werd ons vergunning gevraagd tot het bouwen van een winkelhuis met bovenwoning aan de Nieuwe- buren, hoek Monnikemuurstraat op terrein, kada straal bekend sectie A nos. 282 en 283, ter plaatse van de af te breken twee onbewoonbaar verklaarde woningen nos. 84 en 82. Bij zijn daarover uitge bracht advies vestigde de gemeentelijke Inspecteur voor het Woningtoezicht onze aandacht op de wen- schelijkheid, om het ten oosten van genoemde per ceelen gelegen gemeenteterrein in het bouwplan te doen opnemen en dit daartoe aan adressante in koop of erfpacht aan te bieden. Daardoor zou z. i. een meer regelmatige bebouwing kunnen worden ver kregen. Aangezien wij ons met die opvatting vereenigden, traden wij met adressante in onderhandeling. De uitslag hiervan is geweest, dat zij zich bereid ver klaarde dat terrein, groot ongeveer 40 M\, doch verminderd met een strook van 11 M. breedte voor een aan te leggen stoep, in erfpacht te ontvangen tegen een recht van 41 's jaars van de koopsom, groot 4 per M\, tot en met 31 December 1990 en verder op de gebruikelijke voorwaarden. De Commissie voor de openbare werken gaat hiermede aceoord, maar wilde den door adressante als stoep langs den gevel Monnikemuurstraat ont worpen grond als openbare straat behouden. Met dit denkbeeld kunnen wij medegaan, zoodat wij de eer hebben U in overweging te geven te besluiten: aan den openbaren dienst te onttrekken en ver volgens aan mejuffrouw Jikke Poortman, eehtge- noote van Rindert Durks Oosterhout, alhier, tot en met 31 December 1990 in erfpacht af te staan een strook gemeentegrond, groot ongeveer 40 M\, ver minderd met een gedeelte, breed 11 M., langs het te bouwen huis aan de zijde van de Monnikemuur straat, de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster uit te meten, deel uitmakende van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwar den, sectie A no. 1633, en gelegen ten oosten van de perceelen, kadastraal bekend alsvoren nos. 282 en 283, op den hoek NieuweburenMonnikemuur straat, tegen een jaarlijkschen canon van 41 van de waarde van den grond, berekend naar 4.per M\, en onder de volgende voorwaarden: 1. De gevelteekening van het mede op den in erfpacht uitgegeven grond te stichten gebouw wordt vooraf door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd. 2. Binnen zes maanden na het eindigen van het erfpachtsrecht wordt hetgeen zich op den grond be vindt weggeruimd en de grond, naar genoegen van Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 April 1914. 77 1 Burgemeester en Wethouders in orde gemaakt, aan de gemeente opgeleverd. 3. Alle kosten op de erfpachtsuitgifte vallen de, waaronder begrepen die van de uitmeting van den grond door een landmeter van het kadaster, die van de overschrijving ten kantore der hypotheken en van het kadaster en die van de levering van een notarieel afschrift der akte ten behoeve van het gemeentearchief, komen ten laste van de erfpacht- ster. 4. De bepalingen betreffende de uitgifte in erf pacht van bouwterreinen, gelegen aan den Hoek- stersingel, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 Juni 1908 no. 186R/84, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Friesland bij beschikking van den 6 Augustus 1908 no. 47 en overgeschreven ten kantore der hypotheken en van het kadaster te Leeuwar den den 17 October 1908, deel 115 no. 1105, worden, voor zoover naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders toepasselijk, voor deze uitgifte verbin dend verklaard. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. 11. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van de Coöperatieve Veiling- en Inkoop- commissie der Friesche Tuinbouwvereeniging, alhier, om voor haar nieuw te stichten gebouw, ter plaatse van de af te breken perceelen Oosterkade no. 54 en Gedempte Keizersgracht nos. 39 en 41, een rooilijn te willen vast stellen zooicel aan den kant der kade als aan de gracht zijde, en eventueel aan haar af te staan de bleeken, vóór de a f te breken perceelen gelegen enz. Dit prae-advies luidt als volgt: Door Uwe Vergadering werd om prae-advies in onze handen gesteld het hierbij teruggaand adres van J. P. Jongma en I. Kaastra te Huizum in hunne hoedanigheid van voorzitter en secretaris van de Coöperatieve Veiling- en Inkoopcommissie der Friesche Tuinbouwvereeniging. Daarby wordt medegedeeld: dat die Commissie eigenares is geworden van de twee perceelen, plaatselijk genummerd Oosterkade 54 en Gedempte Keizersgracht 39 en 41, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie B. No. 1605 en 1606, welke deelen worden afgebroken, om ter plaatse een nieuwe bergplaats met kantoren te bou wen; dat volgens de oudst bekende koopakte van 1863 aan de zijde van de Oosterkade bleekjes liggen, waarvan een gedeelte van den vóór het perceel no. 54 liggenden grond gemeente-eigendom is, ter wijl er verder zonder meer in die akte wordt ge zegd, dat de perceelen ten westen (aan de zijde der Gedempte Keizersgracht) bleeken en straatjes hebben, waaruit zou zijn op te maken dat de bleek jes bij de perceelen behooren; dat blijkens door adressanten ingesteld onderzoek vroegere eigenaren nooit iets voor het gebruik be taald hebben, zoodat h. i. daaruit kan worden afge leid, dat de bleeken bij de huizen behooren, doch dat de kadastrale teekening noch aan de zijde van de Oosterkade noch aan den kant van genoemde gracht bleeken aangeeft, maar wel een stoep of straatje aan eerst vermelde zijde, terwijl de grootte van de gebouwen met de kadastrale grootte over eenstemt dat naar de meening van adressanten daar ter plaatse iets onregelmatigs is, wat zij gaarne weg genomen zouden zien nu zij voornemens zijn er te bouwen. om -welke redenen zij, zonder evenwel rechten te willen erkennen of ontkennen, verzoeken: a. een rooilijn aan te wijzen waarin het nieuw te stichten gebouw aan de kade- en de grachtzijde moet worden opgetrokken; b. zoo die rooilijn aan de grachtzijde verder voor uitspringt dan de tegenwoordige perceelen nos. 39 en 41 en het dus voor eene regelmatige bebouwing beter is in die rooilijn te bouwen, tegen een bil lijken prijs aan genoemde Commissie in koop af te staan den grond, welke gelegen is tusschen de te bepalen rooilijn en de evenvermelde perceelen, mits vaststaat dat die grond gemeente-eigendom is, het geen h. i. niet geheel buiten twijfel is, omdat derden nimmer eenig recht daarop lieten gelden en wellicht door verjaring de eigendom is overgegaan; c. indien omtrent het bovenvermelde met de ge meente overeenstemming verkregen is, hun te be richten wat met den buiten de rooilijn en het eigen dom van adressanten vallenden grond aan de Oos terkade en de Gedempte Keizersgracht moet wor den gedaan, of namelijk die grond by de openbare straat getrokken of door de Commissie nog gebruikt zal worden. Naar aanleiding van het adres is door ons aller eerst een onderzoek ingesteld naar het eigendoms recht der gemeente op bedoelde stukken grond. Hierover is geen voldoende licht ontstoken, zoodat niet met zekerheid kan worden gezegd of deze al dan niet aan de gemeente behooren. Daarom kwam het ons in het belang van beide partijen het meest geraden voor tot een vergelyk te komen, zonder dat daarbij door een harer rechten werden erkend of ontkend. De meest gereede oplossing bestaat o. i. hierin, dat allereerst een rooilyn wordt vastgesteld voor de perceelen Gedempte Keizersgracht nos. 39 en 41 volgens de nevensgaande teekening. De even- tueele rechten der gemeente op den grond, welke binnen die lijn komt te liggen en niet voor ver breeding van genoemde gracht noodig is, kunnen aan de Commissie voor de gebruikelijke geringe koopsom van één gulden worden afgestaan, terwijl die, welke buiten de rooilijn valt (op de teekening geel gearceerd), bij de openbare straat kan worden gevoegd. Ten aanzien van den eigendom van dezen grond was de twijfel het grootst. Met betrekking tot dien, welke vóór perceel Oosterkade No. 54 ligt, sehynt het recht meer aan de zijde der gemeente. De stoep of straat, welke ook naar het kadaster bij dat perceel behoort, wenschen wij als eigendom van de Commissie te beschouwen, maar niet liet tusschen die stoep en de openbare straat gelegen bleekje. Waar bovendien de mogelijkheid niet is uitge sloten, dat het bedoelde bleekje te eeniger tijd noo dig zal zijn voor de verbreeding van de Oosterkade, meenden wij niet tot afstand daarvan te mogen medewerken. Nochtans is er geen bezwaar, zoolang de gemeente aan dien grond geen behoefte heeft, de nieuwe eigenares van het perceel Oosterkade no. 54 het genot ervan te laten. Dit kan het eenvoudigst geschieden door verhuring tot wederopzeggens toe. De prijs moet evenwel laag gesteld worden, naar onze meening op vijf en twintig cent 's jaars, weder in verband met de onzekerheid van het gemeentelijk eigendomsrecht. Wordt evenwel op dit voorstel in gegaan, en adressanten zijn hiertoe bereid, dan is voor de toekomst aan die onzekerheid een einde ge maakt, terwijl dan bovendien nog uitdrukkelijk moet worden vastgelegd de erkenning van den eigendom der gemeente door de huurster. Aan het bovenstaande willen wij ten slotte nog toevoegen, dat de rooilijn, in overeenstemming met de Commissie voor de openbare werken voorgesteld voor het onderwerpelijke gedeelte van de Gedempte

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 3