84 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 April 1914.
schen, die wegens onbewoonbaarverklaring uit hun
ne woningen worden gezet, ook moeten kunnen wor
den opgenomen. Hij vraagt of Burgemeester en
Wethouders genegen zijn ervoor te zorgen dat deze
mensehen onderdak krijgen.
De Voorzitter houdt staande dat het gebouw niet
is voor die mensehen, die uit hunne woningen wor
den gezet wegens onbewoonbaarverklaring. Of het
noodzakelijk is deze mensehen in een tijdelijke in
richting onder te brengen is een andere vraag en
het moet eerst blijken dat zulks noodzakelijk is.
Deze kwestie heeft intussehen de aandacht van
Burgemeester en Wethouders. Er worden 184 wo
ningen gebouwd en 115 onbewoonbaar verklaard,
zoodat er nog 70 overblijven. Bovendien kan bij
onbewoonbaarverklaring de ontruimingstermijn'
worden verlengd. Die zaak echter staat geheel bui
ten die van de zwervers. Dat is een geheel andere
categorie van mensehen.
De heer Fransen zegt dat het gebouw te klein is.
Er blijft nog een stuk grond open van 6x7 Meter,
dat ook nog kan worden bebouwd. Spreker is het
ook niet eens met den heer Fransen, dat er niet
meer dan twee gezinnen onderdak kunnen worden
gebracht. Mocht het te klein blijken dan kan de ge
meenschappelijke verblijfplaats voor slaapgelegen
heid worden ingericht, terwijl bovendien in de 4
kamers bedden kunnen worden bijgezet.
Den heer Beekhuis komt het voor dat de Voor
zitter er op uitstekende wijze in is geslaagd den
Raad ervan te overtuigen, dat het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders moet worden aangeno
men. De Raad zal dan ook onverstandig doen dat
voorstel te verwerpen, daar het op het oogenblik de
eenige oplossing is. Spreker geeft Burgemeester en
Wethouders in overweging om zoo mogelqk op het
tweede aanbod in te gaan. Daarom moet aan Bur
gemeester en Wethouders eenige ruimte worden ge
laten. Spreker zal meegaan met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders.
De heer Peletier moet, in tegenstelling met den
heer Beekhuis, verklaren dat hij ook na de ge
hoorde discussion de door Burgemeester en Wet
houders voorgestelde oplossing een halve maatre
gel acht. Het staat vast dat de tegenwoordige in
richting 20 jaar lang geleden heeft onder gebrek
aan toezicht. De Raad is er voor om de zaak op een
radicale wijze in orde te maken. Nu zal hij een over
eenkomst aangaan met de Philanthroop om het toe
zicht over te nemen. Wanneer nu die vereeniging
over eenigen tijd zegt: ik kan dat toezicht moeilijk
meer uitoefenen, het valt mij tegen, is de gemeente,
weer even ver en dan heeft de Raad alles gedaan
behalve de zaak op kardinale wijze oplossen. Het
toezicht op de inrichting dient volgens spreker dan
ook te worden gereglementeerd.
De Voorzitter heeft gezegd: wat de Raad wil is
een utopie. Wat spreker heeft gezegd is geen uto
pie. Hij heeft voorgesteld een directeur of een con
cierge te benoemen. Dat kan met het oog op de kos
ten niet een groot bezwaar zijn en het geeft dit voor
deel, dat er voortdurend toezicht is, ook des nachts.
Spreker zal tegen het voorstel van Burgemeester
en Wethouders stemmen.
De heer Haverschmidt heeft, toen hij zooveel be
zwaren tegen het plan hoorde aanvoeren, ook gewei
feld of hij zijn stem wel aan het voorstel zou kun
nen geven, maar de krachtige verdediging van den
Voorzitter heeft ook hem bekeerd.
Duidelijk toch heeft deze doen uitkomen dat de
inrichting niet zal moeten dienen voor hen, die
door onbewoonbaarverklaring een onderdak moeten
zoeken.
Toch voelt spreker nog wel eenigszins het be
zwaar dat de afmeting van het nieuwe gebouw wat
klein is genomen en geeft hij in verband daarmede
in overweging den bestaanden shelter voorloopig
niet te verhuren, maar als aanvulling van de voor
gestelde inrichting te blijven gebruiken.
Voor rustige gezinnen zonder kinderen of oudere
mensehen, die geen overlast geven en weinig toe
zicht behoeven, kan het gebouwtje nog altijd als
toevlucht dienen.
De heer Zandstra heeft aan het gesprokene niet
veel toe te voegen, maar kan zich in hoofdzaak aan
sluiten bij den heer Peletier. De Voorzitter heeft
gezegd dat het gebouw niet bestemd is voor men
sehen, die wegens onbewoonbaarverklaring uit
hunne woningen worden gezet. Spreker neemt dat
aan, maar de Raad heeft te zorgen voor de toekomst
en moet daar rekenschap mee houden. Hij dient te
zorgen dat de mensehen, die woningloos zijn, onder
dak kunnen krijgen. Het mag waar zijn, dat de ge
meente dan moet overgaan tot gemeentelijken wo
ningbouw. nu, daarvan is spreker geen tegenstan
der, al acht spreker dat op dit oogenblik nog niet
zoo noodzakelijk.
De A oorzitter heeft over idealen en utopieën ge
sproken. Spreker heeft zich niet mot utopieën bezig
gehouden, maar is bij de werkelijkheid gebleven. In
Westfalen en in Weenen helpt men de mensehen
niet van den wal in de sloot, maar doet men hen ge
voelen dat ze iets meer zijn dan dier-menschen.
V at nu ten slotte de plaats betreft, waar het ge-
houw zal verrijzen daarover zal spreker niet uitwei
den. Hij gelooft wel dat de bezwaren van adressan
ten wat te breed zijn uitgemeten. De eerste onder
teekenaar heeft een stukje land aangekocht, ten ein
de te beletten dat daarop een arbeiderswoning
wordt gebouwd. Hij verwaarloost dat evenwel zoo,
dat de omgeving er geheel door ontsierd wordt. Wat
het zedelijkheidsargument betreft, spreker lacht
daarom. Hij gelooft niet dat op den Groninger-
straatweg de zedelijkheid zoo wordt beoefend en de
onzedelijkheid zal door de aanwezigheid van een
gebouw voor dakloozen niet veel erger worden.
Spreker komt er echter tegen op dat de gemeente
zal bouwen zonder rioleering. Nu mag men bewe
ren, dat het gebouw een aanhangsel is van de Phi
lanthroop, maar dat is niet in den haak. Wat het ge-
houw zelf betreft, spreker gelooft niet dat het aan
de behoefte zal voldoen, al erkent hij dat het
een groote Amrbetering zal worden.
Ook spreker vindt den naam shelter niet goed.
AA aar door het Nederlandsch Verbond zoo geijverd
wordt voor onze taal, dringt spreker erop aan de in
richting een Nederlandsehen naam te geven. Shel
ter op een Hollandsch gebouw klinkt even dwaas als
nicht rauchen in een Hollandsehe spoorweg coupé.
De Voorzitter zegt dat het denkbeeld van den
heer Haverschmidt, om den ouden shelter nog open
te houden, hem wel goed voorkomt. Wat de heer
Beekhuis bedoelt, is ook het denkbeeld van Burge
meester en Wethouders. Zij willen de machtiging
van den Raad toch niet direct gebruiken, maar zich
eerst op de hoogte stellen van het aangeboden stuk
grond.
De heer Zandstra doet nog opmerken, dat het
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 April 1914.
stuk grond omgespit ligt en op het zaad wacht. Als
dat erin is is de grond niet meer te krijgen.
De Voorziter zal het voorstel van Burgemeester
en Wethouders in stemming brengen.
De heer Zandstra vraagt of zijne motie niet den
voorrang heeft.
De Voorzitter antwoordt dat dit niet het geval is.
De motie van den heer Zandstra is geen amende
ment.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt verworpen met 12 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Schoondermark, de
Haan, van Sloterdijck, Beekhuis, Haverschmidt,
van Messel en Menalda.
Tegen de heeren: Berghuis, Tiemersma, Zand
stra, Cohen, Fransen, G. W. Koopmans, Jellema,
Tulp, Lautenbach, Tijsma, Peletier en A^onck.
De Voorzitter zegt dat het precies hetzelfde is of
de Raad de motie-Zandstra aanneemt of verwerpt
Burgemeester en AVethouders kunnen er niets meê
aanvangen. De toestand blijft precies gelijk.
De heer Lautenbach: „spreekt de Raad zich door
aanneming der motie uit voor gemeente-exploitatie!
De Voorzitter: Ja.
De heer Lautenbach is er dan tegen. Alle parti
culier initiatief kan niet worden afgekeurd, want
er zijn voorbeelden genoeg dat het particulier ini
tiatief gunstig werkt. Spreker wil de beslissing ver
dagen.
De heer Zandstra zegt dat de mogelijkheid be
staat dat de Philanthroop zich aan de zaak onttrekt.
De Voorzitter: „die onttrekt zich nu geheel. De
dakloozen blijven in het oude gebouw."
De heer Zandstra meent dat nu de weg voor ge
meente-exploitatie is aangewezen.
De motie-Zandstra wordt verworpen met 16 te
gen 3 stemmen.
Aróór stemmen de heeren: Tiemersma, Zandstra
en Peletier.
Tegen de heeren: Berghuis, Cohen, Fransen,
Schoondermark, G. W. Koopmans, Tulp, Jellema,
Lautenbach, de Haan, Tijsma, van Sloterdijck,
Beekhuis, Haverschmidt, van Messel, A'onck en Me
nalda.
De Voorzitter zegt dat de lieer Zandstra nu zijn
tweede motie wel zal willen intrekken.
De heer Zandstra wijst erop dat hij, als de motie
eerst in stemming was gebracht, vóór het voorstel
van Burgemeester en AVethouders zou hebben ge
stemd. Spreker trekt zijn tweede motie in.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij raadsbesluit van 27 Januari 1914 no. 263/18
werden wij ouder punt II gemachtigd E. J. J. von
Weyhrother mede te deelen, dat de gemeente bereid
is hem kosteloos over te dragen den eigendom der
gemeente in de Soldatengracht en het door hem be
doelde gedeelte van de sloot achter de Oosterbuurt
en de rechten, welke zij daarop kan laten gelden,
mits de gracht en het slootgedeelte ten genoegen van
Burgemeester en Wethouders en binnen een door
hen te bepalen termijn zijn gedempt en gerioleerd,
onder betaling harerzijds van haar na uitvoering
der noodige werkzaamheden te bepalen aandeel in
de kosten van een en ander, en voorts met verplich
ting op de grens tusschen het eigendom van adres
sant en van de gemeente op kosten van adressant
een schutting te plaatsen en te onderhouden.
Hiervan is belanghebbende mededeeling gedaan,
doch deze heeft sedert niets van zich laten hooren.
Wel is ingekomen een adres van G. R. H. Pel alhier,
waarover wij, op Uw verzoek, thans prae-advies
uitbrengen.
Adressant geeft te kennen, dat hij eigenaar is ge
worden van de perceelen aan den Grachtswal oost
zijde, kadastraal bekend sectie G. nos. 4529 en 4528,
welke ook A'on AVeijhrother had willen koopen. Daar
gene voornemens is eerstgenoemd perceel te ver
bouwen, wenscht hij de Soldatengracht, waarvan de
zuidelijke helft zijn eigendom is, te doen dempen.
Ofschoon in het adres niet afzonderlijk vermeld,
doch daarin mede onder den naam „Soldatengracht"
aangeduid, wil hij die demping ook doen uitstrekken
tot de sloot achter de Oosterbuurt. Daar de noorde
lijke helft van de gracht en het grootste gedeelte
van de sloot aan anderen dan verzoeker behoort,
heeft hij eerst van die derden, behalve van de ge
meente, de vrije beschikking over hun eigendom in
gracht en sloot verkregen. Bovendien heeft hij van
den eigenaar van het perceel, hekend in voormelde
sectie no. 5243, (F. Broersma te Huizum) bedongen,
dat deze het hem behoorende, reeds gedempte ge
deelte van de sloot, ten oosten van dat perceel, voor
1.aan de gemeente in eigendom overdraagt, als
mede van denzelfde en van J. Damsma alhier, dat
zij gratis aan haar afstaan hunne rechten op het
verlengde van de thans bestaande Oosterbuurt, ge
legen tusschen genoemd perceel en het perceel no.
5463 in sectie G. Aan dit een en ander is evemvel
de voorwaarde verbonden, dat van gemeentewege
een bestrate uitweg wordt gemaakt van en naar de
Oosterbuurt naar en van de Wijbrand de Geest
straat.
Om zijn denkbeeld echter geheel verwezenlijkt te
zien, moet verzoeker eveneens in het bezit komen
van den eigendom van en de rechten op de gedeel
ten van gracht en sloot, welke aan de gemeente be-
hooren. Daartoe strekt het verzoek, waarbij hij als
koopsom aanbiedt een bedrag van een gulden en als
voornaamste voorwaarde stelt, dat de gemeente
gracht en sloot vervolgens dempt en voor zooveel
noodig een riool aanlegt. A7oor de daartoe te maken
kosten wil hij de som van achttien honderd gulden
betalen. Tusschen haakjes worde hier aangeteekend,
dat het raadsbesluit, waarbij wij werden gemachtigd
nader met Von Weyhrother te onderhandelen, juist
het tegenovergestelde beoogde, namelijk demping
en rioleering door den verzoeker tegen de betaling
van haar aandeel in de kosten door de gemeente.
Verder bedingt hij dat de noordelijke grens van het
na demping der gracht te verkrijgen terrein, voor
zoover gemeente-eigendom, zal loopen langs de aan
den Grachtswal O.Z. staande brugwachterswoning,
kadastraal sectie G. no. 5294, en vervolgens in het
De beraadslaging wordt gesloten.
14. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van G. R. H. Pel, alhier, om van gemeente
wege over te gaan tot demping en rioleering van de z.g.
Soldatengracht, uitloopende in den Grachtswal, enz.,
onder aanbieding zijnerzijds van een bijdrage van
f1800.en hem het aan de gemeente behoorende ge-
peelte in Jcoop af te staan voor f 1.