116 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Mei 1914. willen, want indien die toezegging niet komt zal hij genoodzaakt zijn den Eaad door een motie uit spraak te laten doen- Het zal toch een gekke in druk maken de zaak te bespreken zonder dat er een uitspraak wordt gedaan. De heer Haverschmidt zegt dat het heelemaal geen bezwaar is dat een deel der belastingbilletten is verzonden; men kan ze gerust alle uitreiken. In de praktijk is het denkbeeld van den heer Hiemstra gemakkelijk uitvoerbaar; als eerste beta ling kort de ontvanger een rond percentage, bij voorbeeld 10 procent, dan blijft er voor extra uit gaven ook nog wel over. De heer Beekhuis voelt in theorie wel voor het denkbeeld van den heer Hiemstra, maar hij vindt de zienswijze van Burgemeester en Wethouders meer praktisch. Bij de begrooting is het heffings percent op 4 bepaald. De opbrengst valt nu mee. Dat gebeurt meer, hoewel het vaker voorkomt dat de uitgaven tegenvallen. Omdat de post die nu meevalt „hoofdelijke om slag" is, d.i. de sluitpost van de begrooting, is er veel voor het denkbeeld van den heer Hiemstra te zeggen. Evenwel zijn er zooveel zaken die nu kunnen worden aangepakt, dat het overweging verdient het geheele bedrag tocli maar te innen, omdat Burgemeester en Wethouders dan de hand aan de ploeg kunnen slaan. Waneer er niets achter stalligs was, zou er alles voor het denkbeeld van den heer Hiemstra zijn te zeggen. De heer Berghuis vraagt of bij het samenstellen der begrooting der uitgaven niet altijd rekening- wordt gehouden met het heffingspercent. Gaarne zou hij daarvan een antwoord zien van de tafel van Burgemeester en Wethouders, daar hij zich voorstelt dat, waar het heffingspercent thans even redig is aan het vroegere percentage, Burgemees ter en Wethouders, speciaal de wethouder van fi nanciën, gerekend hebben op eenzelfde opbrengst. Zou het, zoo vraagt spreker, nu niet in de wethou derskamer zoo gaan, dat de begrooting van uitga ven gedrukt wordt in de niet dringende uitgaven, opdat ze sluitend blijft met het geraamde ont- vangstcijfer? De heer Hiemstra heeft een bezwaar tegen deze wijze van werken. Er zullen dan verschillende wer ken worden uitgevoerd waarop de Baad geen con trole heeft- De heer Komter (Wethouder) zegt dat Burge meester en Wethouders bij het ontwerpen van de begrootingen der laatste jaren steeds de overtui ging hadden dat het percentage te hoog was en dus in geen geval verhoogd mocht worden. Nu komen er verschillende zaken op de begrooting voor, waarvoor niet kan worden geleend en die uit de gewone middelen moeten worden bestreden. Zijn deze middelen niet toereikend, dan worden minder dringend noodige uitgaven uitgesteld. Daartoe be lmoren demping van sloten, verbetering van straten en riolen enz. Burgemeester en Wethouders hebben nu den Directeur der Gemeentewerken opgedragen na te gaan welk bedrag hiervoor in de eerstvol gende drie jaar noodig is. Wanneer er nu dit jaar een grooter deel van die werken kan worden uitge voerd, wordt de begrooting voor volgende jaren ontlast. Deze wijze van werken heeft dit voordeel, dat men spoediger van het genot der verbeteringen zal profiteeren en het overschot over eenige jaren zal worden verdeeld. De Voorzitter wijst erop dat de motie van den heer Hiemstra zou moeten luiden om geld terug- te geven. Er kunnen mensehen zijn die hun aanslag reeds hebben betaald. De heer Hiemstra: „dat is een witte raaf". Spreker heeft reeds gemerkt hij heeft de neu zen al geteld dat men in theorie wel iets voor zijn denkbeeld voelt, maar in de praktijk niet. Hij zal dan ook geen motie voorstellen, want hij heeft geen kans van slagen. Bovendien wil hij zich niet uitspreken tegen verbetering van straten, riolen enz. Hij zal afwachten met welke voorstellen Bur gemeester en Wethouders komen, maar dringt erop aan dat zij spoedig komen met een prae-advies over de motie-Zandstra. Nu het geld er is kan aan neming dier motie misschien worden bevorderd. De Voorzitter: „de motie is in handen van de commissie voor de lichtfabrieken." De heer Hiemstra verzoekt dan aan die commissie spoedig haar licht te laten schijnen over deze zaak. De heer Zandstra wil de aandacht van Burge meester en Wethouders vestigen op de slechte be strating van de Bleekerstraat. Het particulier ge deelte ziet er beter uit dan dat der gemeente- Hiermee is deze interpellatie gesloten. VI. De Voorzitter deelt mede dat de heer de Haan heeft verzocht een vraag aan Burgemeester en Wethouders te mogen stellen ten opzichte van de commissie voor de zwem- en badinrichting. Spreker stelt voor het gevraagde verlof te ver- leenen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer De Haan doet opmerken, dat het ai ge- ruimen tijd geleden is dat de Raad eene commissie heeft gesubsidieerd, die de opdracht kreeg voorstel len te doen tot het totstand brengen van een zwem en badinrichting. Dat is al zoolang geleden zonder dat er iets van bekend wordt, dat spreker zich ge rechtigd acht de vraag te stellen of het ook aan Burgemeester en Wethouders bekend is dat binnen afzienbaren tijd plannen kunnen worden verwacht. Is dit niet het geval dan zou spreker gaarne zien dat de commissie tot meerderen spoed werd aan gezet. De Voorzitter antwoordt dat het niet noodig is by de commissie op spoed aan te dringen. Zij is steeds hard aan het werk geweest en is dat nog. Zij staat voor een moeilijke zaak en heeft al her haaldelijk plannen gehad, maar telkens aanleiding gevonden die zaak op een andere manier op te zet ten. Nu bestaat er een plan waaromtrent tusschen de commissie en Burgemeester en Wethouders over eenstemming is gekregen. J. 1. Vrijdag is naar water geboord en de commissie vleit zich nog vóór den a. s. winter de zweminrichting gereed te hebben- Dat is misschien wat optimistisch, maar in ieder geval, er wordt aan gewerkt. Niets meer te behandelen zijnde sluit de Voor zitter de vergadering. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1914. 117 Vergadering van Dinsdag 9 Juni 1914. Tegenwoordig 23 leden, te weten de heeren: Zandstra, Lautenbach, Hiemstra, Tiemersma. Cohen, Jellema, van Sloterdijk, Tulp, Fransen, G. W. Koopmans, Oosterhoff, Tijsma, Beekhuis, de Haan, J. Koopmans, Schoondermark, van Messel, Peletier, Haverschmidt, Menalda, Vonck, Komter en Berghuis. Afwezig met kennisgeving de heer Burger. Eene vacature. Voorzitter: de heer mr. J. A. N. Patijn, Burge meester. I. De notulen der op Dinsdag 25 Mei 1.1. gehou den vergadering worden vastgesteld. II. Wordt medegedeeld: 1. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedge keurd: de raadsbesluiten d.d. 12 Mei 1.1. tot ver huring van een plek gemeentegrond aan de Wij- lnand de Geeststraat aan E. van der Veen alhier, en om het onbebouwd terrein aan de Emmakade z.z. hoek Emmaplein oostzijde in de uitgifte op te nemen, met wijziging der bepalingen van uitgifte der Kanaalterreinen enz. 2. dankbetuiging van D. Roorda en G. Rom- merts voor de gratificatiën, hun toegekend hij gele genheid van hun 40-jarige- onderscheidenlijk 25- jarige dienstvervulling als ambtenaar ter secre tarie; 3. bericht van Mr. J. D. van der Plaats, dat hij de benoeming tot voogd van het Nieuwe Stads Weeshuis aanneemt- De mededeeliugen 13 worden voor kennisge ving aangenomen. 4. adres van A. Broersma, alhier, houdende ver zoek om een inrit te mogen hebben en houden in het van gemeentewege te leggen trottoir vóór zijn per ceel Spanjaardslaan no. 3. Wordt in handen gesteld van Burgemeester en Wethouders ten fine van prae-advies. 5. alsvoren van het bestuur der afdeeling Leeu warden van den Bond van Nederlandsche Onder wijzers, waarhij, onder overlegging van een adhae- sie-betuiging van liet bestuur der afdeeling Leeu warden van de vereeniging „Volksonderwijs", wordt verzocht de verordening, regelende de samen stelling, inrichting en bevoegdheid van de com missie van toezicht op het lager onderwijs in deze gemeente in dien zin te wijzigen, dat de openbaar heid van de vergaderingen dier Commissie, voor zoover de te behandelen onderwerpen daarvoor ge schikt zijn, daarin wordt vastgelegd. Wordt voorgesteld dit adres voor kennisgeving aan te nemen. De heer Zandstra vraagt of het niet beter is dat Burgemeester en Wethouders prae-advies uitbren gen. Toen deze kwestie den vorigen keer aan de orde was, was de Voorzitter niet ongenegen tot prae- advies. Dat is evenwel afgesprongen. Nu er andere stemmen voor de openbaarheid der Commissiever gaderingen opgaan acht spreker een prae-advies van Burgemeester en Wethouders gewenscht. De Voorzitter antwoordt dat het indertijd ook zijn denkbeeld was prae-advies uit te brengen. Hij wist toen echter niet dat deze kwestie vroeger meer be sproken was. De Raad zelf heeft in October 1913, bij de behandeling der begrooting, met 14 tegen 3 stemmen besloten geen prae-advies te vragen. Waar dit zoo kort geleden is gebeurd, ligt het voor de hand dat de zaak nu niet opnieuw wordt onder zocht. De heer Zandstra acht het een moeilijke zaak als Burgemeester en Wethouders niet willen. De Raad zal dan ook wel niet willen, maar spreker en zijne partygenooten zouden gaarne zien dat de vergade ringen der commissie van toezicht in het openbaar werden gehouden. De Commissie heeft verande ring ondergaan in hare samenstelling en er zijn nieuwe gezichtspunten geopend. Spreker zal even wel geen voorstel doen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders- 6. alsvoren van denzelfde, om: a. aan de onderwijzers bij het openbaar lager on derwijs alhier eene toelage te verleenen voor het bezit van het diploma van de cursussen tot oplei ding van leerkrachten bij het lager handelsonder- wys en voor de akten voor onderwijs in nuttige en fraaie handwerken h. het teekenonderwys aan de school der eerste klasse voor meisjes aan de klasse-onderwijzeressen op te dragen; c. liet schoolgeld voor minvermogende leerlin gen van de te reorganiseeren gemeentescholen nos. 4 en 12 niet te verhoogen- Zal hij de stukken worden gevoegd, welke onder punt 7 der agenda aan de orde zijn gesteld. 7. de begrooting van den Armenraad, dienst 1915. Wordt in handen gesteld van (1e heeren Haver schmidt, Peletier, en Tijsma om onderzoek en rap port. 8. de rekening van de commissie voor het Ge meentelijke Werkloozenfonds, dienst 1913. Wordt in handen gesteld van de heeren Lauten bach, Zandstra en de Haan, om onderzoek en rap port. 9. rapport der commissie voor de bezwaarschrif ten tegen aanslagen in den Hoofdelijken Omslag, dienst 1913, omtrent reclames in eersten aanleg. Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. 10. voorstel der commissie voor het ontwerpen van bepalingen ten aanzien van de pensionneering van wethouders in de gemeente Leeuwarden even tueel van de weduwen en weezen van overleden wethouders, om eene verordening, regelende de pensionneering van wethouders vast te stellen, doch de pensionneering niet uit te breiden tot de weduwen en wezen van overleden wethouders. Het voorstel zal worden gedrukt als bijlage tot het raadsverslag, bij de leden rondgezonden en in de volgende vergadering behandeld. 11. dat Burgemeester en Wethouders: a. provisioneel in opstal hebben uitgegeven, ter uitvoering van het raadsbesluit van 23 Juli 1912, ten behoeve van den bouw van een schiphuis, aan H. Hoekstra en aan C. Vermeulen alhier, een strook gemeentegrond aan liet Vliet op Kleyenburg, tegen betaling door ieder van een jaarlyksch recht van 23.62Vj, benevens 10.12>/2 als jaarlyksche vergoeding voor het gebruik van het aangrenzend voetpad; b- bij openbare aanbesteding aan S. Verhoeve

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 1