134
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Juni 1914.
meen vergaderlokaaltje worden. Dikwijls is er op
het Stadhuis ruimte tekort voor vergaderingen.
Soms moet spreker dan ook zijn kamer afstaan
voor commissie-vergaderingen. Het zijn meestal
vergaderingen van commissiën, die de gemeente
volgens de wet een kamer moet verschaffen. Nu
hadden Burgemeester en Wethouders gedacht dat
er in de nieuwe school een kamer voor vergaderin
gen zoude komen, maar die wordt ingericht voor
teekenkamer.
Het zaaltje in de Bagijnestraat nu zal gebruikt
kunnen worden voor vergaderingen van de vaste
raadscommissiën en andere. De raadscommissiën
kunnen misschien vergaderen op de vertrekkamer,
ook al is die ingericht als leeskamer voor den Raad.
Dit heeft ook iets voor omdat men dan de beschik
king heeft over alle noodige stukken. De raadsleden
zullen zich daarin wellicht willen schikken. Spreker
komt thans aan de vraag van den heer G.
W. Koopmans betreffende de lage lessenaars. Bij
onderzoek is het gebleken dat er slechts één ambte
naar is die prijs stelt op het behoud van den hoogen
lessenaar, alle anderen prefereeren een lage. Spre
ker heeft gemeend dat Burgemeester en Wethou
ders zich moeten schikken naar de wensehen van de
menschen, die er aan moeten werken.
De opmerking van den heer J. Koopmans om
trent de gladheid der straten is reeds onderzocht.
Spreker heeft een onderzoek ingesteld bij een maat
schappij, die den heer Koopmans niet vreemd is en
daaruit is gebleken dat men liever klinkerbestra
ting heeft dan de bestaande veldkeien. Alle inlich
tingen zijn ten gunste van klinker- en gebakken
keibestrating.
De heer J. Koopmans zegt dat er een groot ver
schil bestaat tusschen gehakte en gebakken keien.
Gebakken keien en klinkers zijn stroef, gehakte
keien glad.
De Voorzitter: „gehakte keien komen er niet."
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging van de begrooting voor het gemeentelijk
electric iteitbed rijf, dienst 1.914.
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
7. Rapporten der betrokken commissiën omtrent
voorstellen van Burgemeester en Wethouders tot wijziging
der gemeentebegrootingen, diensten 1913 en 1914.
De conclusiën der rapporten, strekkende tot goed
keuring der voorgestelde begrootingswijzigingen,
worden met algemeene stemmen aangenomen.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
maatregelen te nemen tot verbetering van het verkeer
langs de Keizersgracht en prae-advies op het adres van
A. Avan der Noord, betreffende varen en lossen in die
gracht Bijlage no. 13).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tiemersma zegt dat het hem genoegen
doet dat de groei en bloei en de uitbouw der stad
het maken van betere verkeerswegen noodzakelijk
maakt. Burgemeester en Wethouders laten al reeds
dadelijk in hunne toelichting voelen, dat de nu voor
gestelde verbetering wel niet afdoende zal zijn.
Spreker wil niet een pleidooi houden voor een nog
beteren verkeersweg. Hij meent dit wel te kunnen
laten, omdat hij dit nog voor kort heeft gedaan. Al
leen wil hij dit even memoreeren en opheldering
vragen over een en ander, dat door Burgemeester
en Wethouders overhoop wordt gehaald. In de Me
morie van Toelichting staat dat deze verbinding
moet leiden tot ontlasting der beide Oosterstraten.
De Keizersgracht nu reikt slechts tot de Druif
streek en nu zullen Burgemeester en Wethouders
deze verbinding wensehen door te trekken tot het
centrum. Welke richting zullen zij dan nemen? De
Raad dient hiervan wel iets te weten omdat er ver
der belemmeringen in den weg staan. Als hij nu
deze credieten toestaat heeft hij a gezegd en dan zal
hij later ook b moeten zeggen om te voorkomen dat
dit een doodgeboren straat wordt.
Spreker is van oordeel dat er ook verbetering
dient te komen op den hoek bij het Ziekenhuis,
waar nog al eens ongelukken gebeuren en het ver
keer daar door de voorgestelde verbetering drukker
zal worden. Spreker acht het gewenscht deze zaak
onder de aandacht van den Raad te brengen, om
dat deze later nog andere credieten zal moeten ver-
leenen.
De Voorzitter wijst erop dat de heer Tiemersma
bang is, dat de Raad, door te besluiten overeenkom
stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
zich bindt voor verdere verbetering der verkeers
wegen van het Oosten der stad naar het centrum.
Er is misschien wel aanleiding tot die meening
door de toelichting, omdat aan dit voorstel verschil
lende plannen tot algemeene verbetering van ver
keerswegen vastgekoppeld zijn geweest. Die plan
nen ziju ampel door Burgemeester en Wethouders
en de Commissie voor de Openbare Werken bespro
ken. Spreker wil daarover evenwel thans liever
geen mededeelingen doen, omdat het voor de uit
voering beter is bij den Raad te komen als deze over
de middelen voor de uitvoering beschikt. De heer
Tiemersma zal b.v. begrijpen dat het niet aangaat
nu reeds de aandacht te vestigen op een pand dat
de gemeente eventueel noodig zal hebben. Overigens
wil spreker er direct bijvoegen, dat de Raad dit
voorstel moet beschouwen als een voorstel op zich
zelf. En Burgemeester en Wethouders èn de Com
missie voor de Openbare Werken zijn van oordeel
dat de voorgestelde verbetering er een is, die haar
geld ten volle waard is. Wij krijgen een verbeterde
Keizersgracht voor een leelijk grachtje en een ver
keersweg, die op de smalste plaats ±7 M. breed is.
Vroegere pogingen in deze richting gedaan zijn al
tijd door het Rijk tegengewerkt. Nu is de toestem
ming er van den Minister van Justitie en van het
College van Regenten over de gevangenis en de
Raad heeft zich met het beginsel al vereenigd door
overneming der bleekjes van het Rijk. Door den
verbeterden weg wordt de Nieuwe Oosterstraat
ontlast en kan er een rijbrug over de stadsgracht
worden gelegd. Dit is een dringende verbetering.
De aan te leggen weg mondt uit op het Blokhuis
plein en vandaar kan het verkeer in drie richtingen
worden geleid, rechts langs de Tweebaksmarkt,
links langs het ziekenhuis en rechtuit langs 't Zwit-
serswaltje en door de Ossekop. Spreker kan dan ook
niet vinden dat dit een verbinding is die doodloopt.
Spreker geeft toe dat de voorgestelde verkeersweg
voor verbetering vatbaar is, en Burgemeester en
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Juni 1914.
135
Wethouders zullen als de tijd en gelegenheid daar
zijn, met voorstellen daaromtrent komen, maar de
Raad moet zich wel bewust blijven dat het voorge
stelde op zichzelf een groote verbetering is. Spreker
gelooft wel dat de Raad met aanneming van het
voorstel a zegt, doch dat hij geheel vrijstaat af te
wachten hoe b er zal uitzien.
De heer Tiemersma zal niet doorgaan op datgene
wat in zijn oog een belemmering is. Hij handhaaft
evenwel zijne beschouwing dat er n.l. nog een be
langrijke verbetering zal moeten komen. De Twee
baksmarkt en de Druifstreek monden uit in nauwe
straten en als men tot verbetering overgaat is het
het best een algemeene verbetering te maken. Spre
ker wil zich wel bij het voorstel van Burgemeester
en Wethouders neerleggen en zal niet tegenstem
men, maar hij heeft hetgeen hij bedoelde even in het
midden willen brengen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De verschillende onderdeelen van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders worden achter
eenvolgens met algemeene stemmen aangenomen.
De heer Tysrna vraagt of het de bedoeling is een
hek te plaatsen langs de Keizersgracht.
De Voorzitter antwoordt dat dit een voorwaarde
is van het Rijk.
De heeren Komter, Schoondermark en Ooster-
hoff verlaten de vergadering.
9. 1 oorstel der commissie voor het ontwerpen van
bepalingen ten aanzien van de pensionneer in g van
wethouders in de gemeente Lee warden, eventueel van de
weduwen en weezen van overleden wethouders, om eene
verordeningregelende de pensionneering van wethouders,
vast te stellen, doch de pensionneering niet uit te
breiden tot de weduwen en weezen van overleden
wethouders.
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen een
tweetal amendementen, n.l.
een van den heer van Sioterdijck, luidende:
aan de verordening regelende de pensionneering
der wethouders alsnog als art. 10 toe te voegen
eene bepaling, luidende:
voor hem die bij het inwerkingtreden dezer ver
ordening als wethouder in functie is, tellen de ja
ren, gedurende welke hij als zoodanig heeft gefun
geerd vóór de inwerkingtreding, mee bij de bereke
ning van het hem toe te kennen pensioen,
en een van den heer G. W. Koopmans, luidende:
aan art. 6 toe te voegen:
of de gewezen wethouder een zuiver inkomen
heeft van 3000.
Het amendement van den heer van Sioterdijck
wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voor
stel van Burgemeester en Wethouders een onder
werp van beraadslaging uit.
De heer Hiemstra heeft over het voorstel der
Commissie niet veel te zeggen. Hij betreurt het in
de eerste plaats dat de Commissie niet verder is ge
gaan en niet heeft opgenomen de pensionneering
van de weduwen en weezen van overleden wethou
ders. Waar evenwel deze kwestie slechts in betrek
kelijk weinig gemeenteraden aan de orde is ge
weest, zal spreker geen voorstel doen tot pension
neering dier weduwen en weezen, hoewel er veel is
dat er voor pleit, evengoed als voor de pensionnee
ring der wethouders zeiven. Over den inhoud van
het voorstel wenscht spreker echter een paar op
merkingen te maken en hij zou willen beginnen met
te vragen wat de bedoeling is van art. 2b. Als ermee
bedoeld wordt, dat pensioen wordt verleend als een
wethouder 12 jaar als zoodanig heeft gefungeerd,
zal spreker zich daartegen verzetten. Er is geen en
kele reden om een dergelijke bepaling op te nemen.
Is het niet de bedoeling der Commissie, dan kan
spreker zich niet indenken, waarom de bepaling is
opgenomen. Waarschijnlijk zal de commissie daar
omtrent straks wel opheldering willen geven. In de
tweede plaats wenscht spreker een opmerking te
maken over art. 6. Daar toch wordt voorgesteld om
aan een gepensionneerd wethouder, die een open
bare betrekking aanneemt waaraan een salaris is
verbonden gelijk of grooter dan het bedrag van het
pensioen, het pensioen te ontnemen.
De Commissie heeft gezegd dat het moeilijk is
uit te maken of het pensionneeren noodzakelijk is en
ook om een grens van uiterlijken welstand aan te
nemen. Spreker geeft dit toe. Op één punt echter
heeft men gemeend wel een grens van welstand te
kunnen aannemen, n.l. als jle gepensionneerde wet
houder een openbare betrekking aanneemt, die ge
lijk of hooger wordt gesalarieërd dan het bedrag
van het pensioen. Het komt spreker voor dat deze
bepaling zeer onbillijk is. Voor een groot deel toch
zijn de wethouders zakemnenselien die tijdens hun
wethouderschap hulp in hunne zaken nemen en die
als zij aftreden zich weer ten volle aan hunne za
ken kunnen gaan wijden. Zoo'n afgetreden wethou
der zal zijn pensioen behouden. Een ander evenwel,
die na zijn aftreden als wethouder zijn inkomen
tracht aan te vullen door een openbare betrekking
te accepteeren, zal zich zijn pensioen zien ontnomen
of verminderd.
Iemand die dus, omdat hij niet meer wethouder is
en zich geheel aan zijn zaak kan wijden, 500.of
J 1000.meer verdient, mag het pensioen behou
den, een ander die hetzelfde verdient in een open
bare betrekking, raakt het kwyt. Het komt spreker
onbillijk voor het al of niet behouden van het pen
sioen ervan te laten afhangen welke functie men na
zijn diensttijd als wethouder zal uitoefenen. Hij
meent dat daarvoor geen enkele reden bestaat.
De Commissie zegt: wij zullen niet zeggen als
iemand afgaat: je krijgt pensioen, maar je kunt het
krijgen als je erom vraagt. Zij neemt aan dat
iemand, die over ruime middelen beschikt, dat niet
zal doen. Ten opzichte van zakenmenschen is geen
weistandsgrens vast te stellen, maar men moet ook
de anderen vertrouwen, die, wanneer zij een open
bare betrekking aannemen en voldoende gesalari
eerd worden, zeker hun recht op pensioen ook niet
zullen laten gelden. Spreker is van oordeel dat men
alle wethouders over dezelfde kam moet scheren
en wil voorstellen art. 6 te schrappen. De Voorzit
ter zal misschien zeggen dat spreker hetzelfde kan
bereiken door tegen te stemmen, maar hy wil liever
een voorstel indienen omdat hy, wordt dit verwor
pen, nog altijd een amendement kan indienen om
dan alleen het pensioen af te nemen als de openbare
betrekking evenhoog wordt gesalarieërd als het
wethouderschap. Hij meent evenwel dat het beter
is het geheele artikel te schrappen en te zeggen: als
de diensttijd als wethouder is gedaan, kan men pen
sioen krijgen als erom wordt gevraagd, in de ver
onderstelling dat iemand, die ruime middelen heeft,
zulks niet zal doen.