140
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Juni 1914.
vindt het buitengewoon leelijk te spreken van een
wethouder, die als wethouder aftreedt. Hij wil daar
voor lezen: hem, die ophoudt wethouder te zijn.
De heer Beekhuis meent dat ook dit laatste niet
mooi is.
De Voorzitter meent dat er wel iets voor te zeg
gen is. Op het oogenblik dat aan een wethouder
pensioen wordt verleend is de betrokkene geen wet
houder meer. Eigenlijk moest het dan zijn, .,die
heeft opgehouden wethouder te zijn".
De commissie neemt deze redactiewijziging over.
De heer Tjjsma heeft nog voorgesteld art. 2 d te
lezen: omdat hij niet als lid van den Eaad of als
wethouder is herkozen.
Spreker meent zich ontslagen te kunnen rekenen
van toelichting, daar hij die reeds bij de algemeene
beschouwingen heeft gegeven.
Over het amendement-Hiemstra staken de stem
men.
Vóór stemmen de heeren: Cohen, Berghuis, G. V
Koopmans, J. Koopmans, Zandstra, Tijsma, Hiem-
stra, Tulp, van Messel en Vonck.
Tegen de heeren: Lautenbach, Tiemersma, van
Sloterdijck, Beekhuis, Jellema, Peletier, de Haan,
Menalda, Haverschmidt en Eengers.
De herstemming zal in de volgende vergadering
plaats hebben.
Aan de orde is het amendement-Tijsma.
De heer Beekhuis ontraadt de aanneming ervan.
De drie gevallen van onvrijwillig aftreden, die zich
kunnen voordoen, zijn precies omschreven, en de
Eaad weet waaraan hij zich heeft te houden. Dit is
dezelfde bepaling die in andere gemeenten bestaat.
Door het amendement aan te nemen, doet liet vrij
willig bedanken zijn intrede. Het amendement is
dus niet zoo onschuldig als het lijkt.
De heer Tijsma begrijpt wel de consequentie van
zijn amendement, De opmerking van den heer Beek
huis is juist. Sprekers groote bezwaar tegen de
voorgestelde regeling is dit, dat de Eaad een onder
zoek zal moeten instellen of iemand kennelijk bui
ten zijn wil niet meer tot lid van den Eaad of tot
wethouder is gekozen. Die operatie is van een der-
gelijken onkieschen aard, dat spreker daaraan zijn
stem niet kan geven. Spreker geeft toe dat het
principe door zijn amendement eenigermate ge
schaad wordt, maar dit weegt niet zoo zwaar als de
regeling, waaruit het amendement is voortgekomen.
Spreker handhaaft het.
De heer Beekhuis meent dat het dan beter zou
zijn duidelijk te kennen te geven dat men ook wil
pensionneeren ingeval van vrijwillig aftreden, en
dan in art. 1 uitdrukkelijk te zeggen dat pensioen
zal genieten hij die ophoudt wethouder te zijn. Spre
ker kan zich geen oogenblik voorstellen dat de Eaad
met het amendement meegaat, waar nog zoo even
de stemmen over het amendement-Hiemstra
pensioen na 12 dienstjaren hebben gestaakt.
Door wat de heer Tijsma wil kan men reeds b.v. na
2 jaar dienst pensioen krijgen.
De Voorzitter: na 1 dag dienst reeds.
De heer Tjjsma is bereid eene concessie te doen
door er in te lasschen „bij periodieke aftreding".
De heer Hiemstra zegt dat de heer Tijsma zich
voorstelt dat er bij de aftreding van een wethouder
een heele machinatie op touw moet worden gezet
om uit te maken, dat dit aftreden is geschied ken
nelijk buiten den wil van den betrokkene. Spreker
meent dat dit niet het geval zal zijn. Alleen wan
neer het tegendeel blijkt, zal een onderzoek noodig
zijn.
De heer G. W. Koopmans heeft het amendement
ondersteund op de gronden, daarvoor aangevoerd;
hij moet even terugkomen op 2 d waar staatna te
zijn candidaat gesteld. Als hij ophoudt lid van den
Eaad te zijn heeft hij zijn diensten aan de gemeente
bewezen. Nu kan er evenwel geen kiesvereeniging
zijn te vinden die hem weer candidaat wil stellen.
De heer Beekhuis: „dat staat in e.
De heer G. W. Koopmans zal, nu hij het verband
begrijpt, ook tegenstemmen.
De heer Tijsma zal met een bloedend hart zijn
eigen geesteskind den doodsteek toebrengen en
trekt het in.
De Voorzitter deelt mede dat de heer Tijsma diens
amendement heeft ingetrokken. Het maakt der
halve geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De vaststelling van art. 2 wordt aangehouden.
Aan de orde is art. 3.
De heer Tijsma stelt voor te schrappen: „ten laste
der gemeente".
De commissie neemt dit amendement over.
Art. 3 wordt met algemeene stemmen vastgesteld.
Aan de orde is art, 4.
De Voorzitter stelt voor dit te behandelen na art.
6. Als art. 6 behouden blijft, heeft art. 4 geen reden
van bestaan.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Art. 5 wordt met algemeene stemmen aangeno
men.
Aan de orde is art. 6 met het amendement-G. W.
Koopmans. Dit laatste wordt niet ondersteund en
komt dus niet in behandeling.
De heer Beekhuis deelt namens de commissie
mede dat zij, nu de Eaad met art. 6 geen instem
ming heeft betoond en ook de commissie op behoud
geen prijs stelt, het artikel terugneemt.
Aan de orde is art. 4, waarbij de Voorzitter voor
stelt in plaats van „tot pensioen gerechtigd gewe
zen" te lezen „gepensionneerd", welke redactie-wij
ziging door de commissie wordt overgenomen. Art.
4 wordt, aldus gewijzigd, met algemeene stemmen
vastgesteld.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Juni 1914. 141
De artikelen 79 worden met algemeene stem
men aangenomen.
Aan de orde is het amendement-van Sloterdijck.
Het wordt verworpen met 11 tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Berghuis, G. W. Koop-
mans, van Sloterdijck, Zandstra, Tijsma, van Mes
sel. Yonck, de Haan en Eengers.
Tegen de heeren: Lautenbach, Cohen, Tiemersma,
J. Koopmans, Hiemstra, Tulp, Beekhuis, Jellema,
Peletier, Manalda en Haverschmidt.
De heer van Messel vraagt, waar het ainende-
ment-Sloterdijck verworpen is, of het nu de bedoe
ling van den Eaad is bij eventueele pensionneering
der tegenwoordige wethouders mede te rekenen
den tijd, gedurende welken zij vóór de inwerking
treding dezer verordening reeds in functie zijn ge
weest.
De Voorzitter antwoordt dat het na de toelich
ting van de Commissie duidelijk is, dat de tegen
woordige wethouders eronder zijn begrepen voor al
hun dienstjaren.
Den heer Zandstra komt dit niet onwaarschijnlijk
voor. In de verordening staat er evenwel niets van.
Er is een leemte in. aarom staat er niet in op wel
ken datum zij in werking treedt!
De Voorzitter: „als er geen datum wordt bepaald
treedt een verordening aanstonds inwerking; straf
verordeningen alsdan echter den derden dag na de
afkondiging. Alleen wanneer men wil afwijken van
den regel wordt een datum bepaald.
Niets meer te behandelen zijnde sluit de Voorzit
ter de vergadering.