148 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Juli 1914. De heer Tulp is het ook niet eens met den heer Hiemstra. Dit raadslid zegt dat de Oldehove een be zienswaardigheid en eigendom der gemeente is. Spreker geeft dat toe. De gemeente heeft echter, zoolang de Oldehove bestaat, niet het denkbeeld ge had om den toren op eene gemakkelijke wijze te doen bestijgen. Om nu tegen het comité te zeggen: ik dank je wel voor je idee, ik zal het zelf wel uit voeren, gaat niet aan, te meer nu het comité een ma tige entree heft en de zaak belangeloos behandelt. De heer Tiemersma zegt dat hij meende zijn voor stel nu te moeten indienen omdat aan de orde kwam een voorstel van Burgemeester en Wethouders om de exploitatie voor 10 jaar uit handen te geven. Wanneer spreker pas over 14 dagen met zijn voor stel gekomen was, zou het geen zin hebben gehad. De heer Peletier heeft gezegd dat het comité de zaak voor een matige winst zal exploiteeren. Spreker zal dit niet tegenspreken, maar over het algemeen gaat niemand uit liefhebberij zaken doen. De bedrijven evenwel, welke gemeentebedrijven kunnen zijn, moeten dat ook zijn, opdat de winst ten voordeele van de verbruikers kome. Spreker haalt deze beschouwing aan om de nood zakelijkheid van gemeente-exploitatie aan te toonen en hij geeft dan ook in overweging eerst over de motie te laten stemmen. De heer Gr. W. Koopmans heeft in de concessie voorwaarden niets gevonden omtrent force majeure. Stel dat de bliksem in den toren slaat en de toren wordt daardoor verzet zoodat de lift niet kan wor den geëxploiteerd, wie draagt dan de schade De Voorzitter antwoordt dat als in de overeen komst niet uitdrukkelijk staat dat de tegenpartij voor overmacht instaat, er niets in behoeft te wor den opgenomen. Spreker kan niet voldoen aan het verzoek van den heer Hiemstra. Het Reglement van Orde kent: amendementen, splitsing van voorstellen, en voor stellen vreemd aan de orde van den dag. Amende menten hebben den voorrang. Deze motie evenwel is niet als zoodanig te beschouwen, maar meer als een voorstel vreemd aan de orde van den dag. Eerst moet over het voorstel van Burgemeester en Wet houders worden gestemd. Wordt dit verworpen, dan kan de Raad beslissen of hij het voorstel-Tie- mersma c.s. in overweging wil nemen. De heer Hiemstra vindt dit vreemd. Gesteld, zegt hij, dat een maatschappij concessie vraagt om een waterleiding aan te leggen en er wordt door een lid een amendement, strekkende tot het nemen dier leiding in gemeente-exploitatie, ingediend. Nu lijkt het spreker zeer vreemd, dat zoo'n amen dement een nieuw voorstel is. Het is toch een wijzi ging van het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Als het een nieuw voorstel was had het met de zaak niets te maken. Het gaat hier nu over de lift. In de eerste plaats of particulieren concessie zullen krijgen, in de twee de plaats of de gemeente de exploitatie zal aanpak ken. Spreker meent dat de motie dan ook wel de gelijk als amendement moet worden opgevat. Hij is van oordeel dat er moeilijkheden zullen ontstaan als het plan van den Voorzitter, om eerst over het voorstel van Burgemeester en Wethouders te laten stemmen, doorgaat. De voorstanders van het meer dere zullen dan tegen het mindere moeten stem men. Wanneer daarentegen het meest verstrekkend voorstel wordt verworpen, is er gelegenheid het mindere te nemen. Spreker acht het voor den gang van zaken dan ook beter, dat eerst de motie in stemming wordt gebracht. De heer Tulp meent dat het niet aangaat voor de gemeente om deze lift te exploiteeren, nu het comité de zaak heeft voorbereid. Spreker is van oordeel dat dit geen argument is en de Raad volkomen vrij staat tegenover het Comité, ook al hebben Burgemeester en Wethouders gezegd wel iets voor exploitatie door een comité te voelen. Spreker blijft bij zijne opvatting dat het voorstel- Tiemersma c.s. beter is en dringt er nogmaals op aan dit het eerst in stemming te brengen. Den Voorzitter spijt het dat hij den heer Hiemstra niet kan overtuigen. Op grond van de interpretatie van het Reglement van Orde mag de motie niet eerst in stemming worden gebracht. De leden, die voor gemeente-exploitatie zijn, stemmen eenvoudig tegen het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. Wordt dit verworpen, dan kan de Raad be sluiten om de motie in overweging te nemen. Spre ker kan aan den wensch van den heer Hiemstra geen gevolg geven. De beraadslaging wordt gesloten. Met 18 tegen 3 stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. Vóór stemmen de heerenCohen, Berghuis, Fran sen, Oosterhoff, van Sloterdijck, J. Koopmans, Lau- tenbaeh, Jellema, G. W. Koopmans, Tulp, Peletier, Haverschmidt, van Messel, Beekhuis, Menalda, Vonck, Ivomter en Sehoondermark. Tegen de heeren: Hiemstra, Tiemersma en Zand- stra. De motie-Tiemersma is hierdoor vervallen. Dit voorstel luidt als volgt: Bij artikel 18 der voorwaarden waarop concessie is verleend tot den aanleg en de exploitatie van een drinkwaterleiding binnen deze gemeente is o.m. het volgende bepaald: „Daarentegen" (als tegenstelling van het door de gemeente gedurende de eerste 14 exploitatiejaren verleende subsidie) „wordt door den concessionaris „aan de gemeente een aandeel in de winsten dezer „onderneming toegekend als volgt: „Y an de bruto jaarlijksche ontvangsten zullen „worden afgetrokken alle kosten van exploitatie en „onderhoud dezer waterleiding en alles wat daartoe „behoort. „Voorts een hedrag van veertig duizend gulden „als bijdrage voor het reservefonds en voor rente „van het maatschappelijk kapitaal en zal van het „dan eventueel resteerende binnen vijf maanden „na afloop van ieder boekjaar 25 pCt. aan de ge- „meente gedurende den geheelen duur der concessie „worden uitgekeerd." Meermalen ontstond verschil tusschen de Leeu warder Waterleidingmaatschappij en ons college over de vraag wat als „kosten van exploitatie en onderhoud" moest worden beschouwd. Teneinde soortgelijke verschillen te voorkomen en een vas- teren maatstaf ter beoordeeling te hebben, werd in 1909 op advies van twee deskundigen, waarvan één door de Leeuwarder Waterleidingmaatschappij en één door ons college was aangewezen, daar Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Juli 1914. 149 omtrent overeengekomen „dat alle vernieuwingen, „ook die aan het bestaande buizennet, niet ten laste „der exploitatierekening behooren te komen en ten „laste dier rekening alleen kunnen worden gebracht „onderhoudswerken, d.w.z. werken, waarmede de „zaken in stand worden gehouden in den bestaan- „den toestand." Bij het nagaan der rekening over 1912 nu bleek dat op den post onderhoud buizennet o.m. in uitgaaf was gebracht eene som van 4147.755 De aanhef van de nota, die deze uitgaaf dekte en welke in afschrift hiernevens is gevoegd, luidde: „Indien een 250 mM. zinker was gelegd in het lrn- sumerzijl" enz., terwijl op den post electrische geleidingen was geboekt eene som van 439.61 voor het bijspannen van één draad tusschen Grouw en het pompstation nabij Grouw en tusschen het station GrouwIrnsum en Irnsumerzijl, van 4 dra den aan de Rijkslijn IrnsumerzijlK.M. punt 13/14 in den Rijksstraatweg LeeuwardenOverijsselsche grens en voor het opruimen van de geleidingen over laatstgemelden afstand. Met betrekking tot den zinker kunnen wij hier aan nog toevoegen, dat er niet een van 250 mM., doch een van 350 m.M. is gelegd. Daar naar onze meening hier geen sprake was van „onderhoud" in den zin van bovengemelde over eenkomst van 1909, verzochten wij de waterleiding maatschappij alsnog 25 van bedoelde bedragen te storten ten kantore van den Gemeenteontvanger. Hiertoe bleek zij niet genegen, omdat naar hare meening bedoelde uitgaven terecht op de exploi tatierekening waren gebracht. De deskundige der gemeente, die tot het totstandkomen van evenbe- doelde overeenkomst had medegewerkt, deelde evenwel ons gevoelen, omdat, gelijk hij bij brief van 15 Juni 1914 berichtte, die posten voor zoover hij uit de overgelegde bescheiden kan nagaan, „ver nieuwingen" gelden. Waar ter zake geen overeenstemming kan wor den verkregen, is het wenschelijk dit geschil aan de uitspraak van scheidsmannen te onderwerpen. De maatschappij keurt goed dat door ieder der partijen één van de scheidsmannen wordt benoemd. Dezen moeten dan samen dadelijk een derden scheidsman aanwijzen, wat bij gebrek aan overeen stemming tusschen beiden, door de Maatschappij en de gemeente in gemeenschappelijk overleg zal ge schieden. De uitspraak van de meerderheid dezer drie is voor beide partijen in het hoogste ressort bin dend. Krachtens liet bepaalde bij artikel 56 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering betaalt de in het ongelijk gestelde partij de kosten. Overeenge komen wordt verder dat, indien beiden gedeelte lijk in het ongelijk worden gesteld, de kosten wor den omgeslagen in verhouding tot het geldelijk be lang dat voor ieder harer daarbij onmiddellijk is betrokken. Op grond van het voorafgaande hebben wij de eer F voor te stellen te besluiten: a. het tusschen de Leeuwarder Waterleiding maatschappij en ons college bestaande geschil om trent het al of niet opnemen van een bedi-ag van 4587.36s 4147.75s en 439.61) in de exploitatie rekening dier maatschappij over 1912, aan de uit spraak van scheidsmannen te onderwerpen op den boven aangegeven voet; b. Burgemeester en Wethouders te machtigen een van de zijde der gemeente aan te wijzen scheidsman te benoemen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Haverschmidt ziet in dit conflict weel een staaltje van de wijze, waarop de waterleiding maatschappij de gemeente behandelt of liever mis handelt. Gelukkig bracht de scherpzinnigheid van den ambtenaar, met de controle belast, de fout thans aan het licht. De antecedenten zijn echter van dien aard dat spreker moeilijk kan aannemen, dat alles te goeder trouw is toegegaan. Wat toch leert ons de geschiedenis. Terwijl art. 25 der concessie uitdrukkelijk voor schreef clat zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders geen aansluitingen buiten de ge meente mochten plaats hebben, bleek in 1901 heel toevallig het bestaan van 47 clandestiene aanslui tingen. Nadat de fraude ontdekt en erkend was, men leze daarover het raadsverslag van 24 Dec. 1901, ont stond een plan van winstverdeeling en ongelooflijk maar waar is het, dat de directie weer kans zag ons 4 jaar achtereen in de afrekening te benadeelen, totdat ook dit snood bedrijf in 1908 werd ont dekt. Heel leuk stond toen in het jaarverslag 1907 dat de directie, om een conflict te voorkomen, nog 5900 gulden aan de gemeente heeft afgedragen. Met het oog op de hangende kwestie acht spre ker het niet ondienstig deze feiten té memoreeren, en geeft hij lecture van hetgeen een raadscom missie daarover indertijd heeft gerapporteerd. Het nieuwe geschil wil men nu door scheidsman nen oplossen, maar spreker vraagt, al staat hij ook niet vijandig tegenover het voorstel, of dit nu wel noodig is. Bewijst men niet te veel eer aan de directie en geeft dit geen moeilijkheid bij latere con flicten? Wanneer iemand spreker iets schuldig is krachtens een overeenkomst dan spreekt hij hem aan, maar wil hij geen scheidsmannen. Hier is de arbiter overbodig, omdat het foutieve in de afrekening, men lette op de zinsnede over den zinker, zoo klaar en duidelijk is. De heer van Messel is den heer Haverschmidt dankbaar voor zijn betoog over de vroegere geschie denis van de waterleiding maatschappij. Naar spre kers bescheiden meening heeft die echter op deze zaak geen betrekking. De heer Haverschmidt maakt bezwaar de bestaande kwestie aan de uitspraak van scheidslieden te onderwerpen. Spreker is van oor deel dat het hier ontstane geschil juist valt onder de termen van arbitrage. Wat is het geval! Er be staat tusschen twee contractanten verschil van mee ning over de opvatting van een clausule in 't con tract en nu is het een algemeene regel, zelfs in den groothandel, om reeds in 't contract te stipuleeren dat dergelijke geschillen onderworpen worden aan het oordeel van scheidslieden, die dan in 't hoogste ressort uitspraak doen, ten einde een procedure te voorkomen. Het is de meest eenvoudige en minst kostbare weg en men voorkomt hooger beroep. Brengt men dergelijke zaken voor den rechter, dan zal deze zich bijna zeker door deskundigen laten voorlichten, en dan krijgt men toch ook een soortgelijke arbitrage. Spreker vindt het voorstel van Burgemeester en Wethouders in allen deele juist en kan zich volkomen daarmede vereenigen. De Voorzitter wijst er op dat in art. 3 der con cessievoorwaarden de geschillen worden genoemd, welke door arbiters zullen worden beslist. Het ge val, hier bedoeld, komt in art. 3 niet voor, zoodat Burgemeester en WTthouders dit niet kunnen toe passen. Daar worden 5 deskundigen voorgeschre ven, Burgemeester en WTthouders hebben voorge steld 3 te benoemen. De reden, waarom ze arbitrage hebben voorgesteld is omdat dit minder kostbaar is dan een proces. Bij een proces moeten er ook des- 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om een met de Leeuwarder Waterleiding Maatschappij gerezen geschil omtrent de uitkeering van liet winstaandeel der gemeente in de exploitatie over 1912 aan de uitspraak van scheidslieden te onderwerpen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 4