152 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Juli 1914. request: het wordt zoo dikwijls toegestaan, sta het mij nu ook toe. Wanneer iiij zijn request niet had ingekleed zooals hij heeft gedaan, zouden Burge meester en Wethouders misschien tot eene andere conclusie zijn gekomen. Spreker meent echter dat er bij Burgemeester en Wethouders geen bezwaar zal bestaan de conclusie van het prae-advies te wij zigen en die te doen luiden: het beroep te ver werpen. Wat de reden van de weigering betreft, deze zijn in het kort opgenomen in het besluit dat is overgelegd. Spreker vraagt of men, als iemand een perceel koopt naast het zijne, op het oogenblik dat hij dat koopt, moet aannemen dat die twee perceelen één geheel zijn en dat de bepalingen van de bouwveror dening voor dat perceel moeten gelden. Tot die con clusie zou men, de sprekers hoorende, moeten ko men. Wanneer een huis bij een hotel wordt getrok ken, zal men op die wijze wel altijd kunnen vol houden met een gedeeltelijke vernieuwing te doen te hebben. Spreker is van oordeel dat, als men de zaak onbevangen beoordeelt, art. 12 der bouwver ordening niet van toepassing is. Adressant moet achter de rooilijn '/s gedeelte onbebouwd laten. De open ruimte, welke de bouwverordening hier eischt, is al zeer gering. Er zijn gemeenten waar het J/3 gedeelte wordt geëischt. Bovendien maakt de inter pretatie van de bouwverordening het mogelijk om tuinen bijna geheel vol te bouwen, waardoor Leeu- wmrden al aardig op weg is om een steenwoestijn te worden. Hier is alle reden om niet af te wijken. Iets anders is het als iemand een wijk krotten koopt om er één groot gebouw voor in de plaats te zet ten. Dan zou spreker wel afwijking willen toestaan. In dit geval heeft adressant een volkomen geschei den gebouw gekocht en nu wil hij het geheele ter rein volbouwen. Werd hem dit toegestaan, dan zou dat een besluit zijn in strijd met de bouwver ordening. Hoe men de zaak ook wendt, spreker meent dat niet kan worden voldaan aan den wensch van adressant. Spreker deelt in antwoord op de vraag van den heer Tulp nog mede dat hij het niet noodig heeft geoordeeld zelf te gaan zien. De heer Fransen is het eens met de bewering dat men hier met twee perceelen te doen heeft. Ze ker, art. 12 der bouwverordening zegt dat achter de rooilijn 1j4 van het bebouwde gedeelte open moet blijven. Maar art. 12 zegt ook dat Burgemees ter en Wethouders de bevoegdheid hebben afwij king van die bepaling toe te staan. Adressant nu koopt, door de clientèle tot uitbreiding genood zaakt, een huis en wil dat aan zijn perceel trekken. Daardoor wordt het één geheel en nu is spreker van oordeel dat Burgemeester en Wethouders, even goed als bij hoekhuizen, afwijkingen van de be paling van art. 12 kunnen toestaan en vergunning kunnen geven het terrein vol te bouwen. Hij meent dat Burgemeester en Wethouders wel wat toeschie telijk kunnen zijn, daar dit gebouw kan worden be schouwd als een perceel dat aan twee zijden grenst aan de openbare straat. De heer Berghuis heeft van den Voorzitter ge hoord dat er bij Burgemeester en Wethouders geen bezwaar bestaat de conclusie te veranderen en voor te stellen het beroep te verwerpen. De Voorzitter: „daartegen bestaat wel bezwaar, de wethouders zijn er tegen". De heer Berghuis kan er dan niets aan doen. Hij vreest evenwel dat de verbouwing, als het verzoek niet wordt toegestaan, slechter zal worden dan nu en vindt dat men de bepaling niet moet toepassen, wanneer iemands bedrijf wordt gedrukt. Hij hoopt dat Burgemeester en Wethouders nog een middel zullen vinden om aan het verzoek van den heer Jon ker tegemoet te kunnen komen. De heer Tulp heeft van den Voorzitter gehoord dat deze het niet noodig heeft geoordeeld zelf te gaan zien. Spreker vindt dat jammer. Voor 20 ja ren toch heeft hij zelf van den Raad van State eene bouwvergunning ontvangen, die hem door Burgemeester en Wethouders was geweigerd. Bur gemeester en Wethouders hebben destijds zich niet persoonlijk op de hoogte gesteld van den toestand, terwijl Staatsraad Mr. Huber, toevallig hier toen aanwezig, dit wel heeft gedaan. De Voorzitter zegt dat het onmogelijk is dat Bur gemeester en Wethouders zich altijd ter plaatse op de hoogte stellen Spreker wil er met nadruk op wijzen, dat persoonlijke overwegingen den doorslag niet mogen geven. Wij hebben te maken met de toepassing van de bouwverordening. Die zegt dat deel van het terrein onbebouwd moet blijven. Burgemeester en Wethouders nu hebben voor de toepassing regels gesteld. Een van die regels is dat afwijking wordt toegestaan, als een perceel ligt aar. twee behoorlijk breede straten, zoo dat licht en lucht behoorlijk kunnen toetreden. Hier ligt het perceel aan één straat. Nu kan de Raad wel zeggen dat- het één perceel is, Burgemeester en Wethouders deelen dat standpunt niet. Het is bovendien dui delijk dat het nieuwe perceel geen licht of lucht krijgt uit de St. Jacobstraat, want het ligt daar wel 100 M. af. Adressant heeft x/5 deel van het terrein open te laten en dit is niet alleen in zijn eigen belang, maar ook in dat der buren. Als hij de ver ordening naleeft wordt de toestand uit hygiënisch oogpunt beschouwd beter. De beraadslaging wordt gesloten. Met 13 tegen 8 stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. óór stemmen de heeren: Hiemstra, Tiemersma, Zandstra, Oosterhoff, van Sloterdijek, J. Koop- mans, Haverschmidt, van Messel, Beekhuis, Me- nalda, Vonck, Ivomter en Schoondermark. Tegen de heeren: Cohen, Berghuis, Fransen, Lautenbach, Jellema, G. W. Koopmans, Tulp en Peletier. De heeren Komter, Schoondermark en Ooster- hoff verlaten thans de vergadering. 9. 1 oortzetting der behandeling en herstemming over het amendement-Hiemstra om art. 2 lift. b. van het door de commissie ad hoe ingediende ontwerp eener verorde ningregelende de pensionneering van wethouders, te schrappen en behandeling van haa r voorstel om de pen sionneering niet uit te breiden tot de weduwen en weezen van overleden wethouders. (Bijlagen nos. 14 en 16). De heer G. W. Koopmans zegt dat de nota der Commissie ook in behandeling is. Er wordt gezegd dat er niets nieuws in staat. Dit is ook zoo. De heer Beekhuis houde spreker echter ten goede, dat de stukken, waarover in de vorige vergadering is ge sproken, ook nu niet ter visie hebben gelegen. Spre Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Juli 1914. 153 ker kan niet nalaten daarover zijne verwondering te kennen te geven. De heer Beekhuis: „dat lag niet op den weg der commissie". De heer G. W. Koopmans: „de commissie had er om moeten verzoeken". Toen spreker de nota las heeft hij zich afge vraagd wat de reden der commissie zou zijn om een tijd van 12 jaar dienst aan te nemen voor de pen sioengerechtigdheid en waarom niet b.v. 11 of 15 jaar. Als men met schutters te doen had, dan kre gen ze na 12 jarigen dienst een medaille. Spreker kan zich niet voorstellen dat een wethouder, die na 11 of 11V2 jaar zijn functie niet meer kan waar nemen ten gevolge van omstandigheden, in de nota vermeld en bedanken moet, niet onder de gun stige bepaling zal vallen. Spreker gelooft niet dat de Commissie veel argumenten heeft om het getal van 12 jaar vol te houden. Spreker vraagt of het heele ontwerp of alleen art. 2 b' in behandeling is. De Voorzitter: „alleen art. 2b en dan moet er een besluit worden genomen omtrent het weduwen en weezenpensioen. De heer G. W. Koopmans heeft dan voorloopig niets meer te zeggen. De heer Hiemstra heeft ook al gehoord dat er in de nota niets nieuws staat: Het kan echter ge beuren dat het in het gemeentebelang is dat een wethouder, die ongeschikt wordt voor zijne func tie, heen gaat. Dat geval doet zich echter in den regel alleen voor bij iemand op leeftijd. Is de be trokkene een jonge man dan valt hij vanzelf als invalide onder de vorige alinea. Men had dan ook den leeftijd, waarop pensioen verkregen kan wor den, lager moeten stellen. Dat gaat nu echter niet meer. Spreker meent dat men daar later wel toe kan overgaan. Voor den plicht der dankbaarheid voelt spreker niets. Hij blijft dan ook zijn voorstel om b te schrappen, handhaven. De heer Beekhuis wijst erop dat de heer G. W. Koopmans de commissie heeft verweten dat de ver slagen van de andere gemeenten niet ter visie hebben gelegen Dat is niet goed. Zoodra een voor stel hij den Raad is aangebracht liggen de stukken ter visie. De heer G. W. Koopmans nu wist door de behandeling in de vorige vergadering, dat die verslagen voorhanden waren en hij had zich dus naar den secretaris kunnen begeven en de stukken ter inzage vragen. De heer G. W. Koopmans: „ik heb ze niet te vra gen, ze moesten bij de stukken hebben gelegen". De heer Beekhuis blijft het verwijt van den heer Koopmans afwijzen en houdt vol dat de leden in zage van bedoelde stukken hadden kunnen vragen. De heer G. W. Koopmans vraagt waarom de cominisie een termijn van 12 jaar heeft voorgesteld. De commissie heeft dat gedaan omdat dit zijn 2 perioden van 6 jaar, voor welke een wethouder wordt benoemd. Als iemand 2X6 jaar wethouder, is geweest heeft hij wel aanspraak op waardeering van de zijde der gemeente. De heer Hiemstra wil den pensioengerechtigden leeftijd lager stellen Spreker meent dat te moeten ontraden. Iemand die toch op 55 jarigen leeftijd wethouder wordt zal, als de leeftijdsgrens op 60 jaar wordt bepaald, reeds na 5 jaar dienst recht op pensioen hebben. De heer Hiemstra: „daar is niets tegen". De heer Beekhuis meent dat er wel wat tegen is. De commissie heeft gezegd: laten wij den pen sioengerechtigden leeftijd op 65 jaar stellen, maar ook pensioen verleenen na een langdurigen dienst. Daarom heeft de commissie haar voorstel gedaan. De heer Peletier meent dat er verband bestaat tusschen art. 2 b en e. Als men art. 2 e erg ruim opvat, kan men 2 b nagenoeg geheel missen. Wanneer bijv. een ambte naar lid van den Raad is en wethouder en hij wordt overgeplaatst, bedankt hij als lid. Spreker meent dat enkele leden dit opvatten als een bedanken ken nelijk buiten zijn wil. Hij kan dan pensioen krijgen. Hij zelf deelt deze opvatting niet en is daarom voor het behoud van 2b. Een ander voorbeeld. Wanneer een wethouder een familielid heeft dat om gezondheidsredenen een andere luchtstreek moet opzoeken, gaat hij weg. Ook dit willen enkele leden laten vallen onder art. 2 e. Spreker acht het gewenscht hier even bij stil te staan. De heer Beekhuis juicht het toe dat de heer Peletier deze kwestie ter sprake brengt. Hij moet toch pertinent verklaren dat de gevallen, door den heer Peletier bedoeld, niet vallen onder art. 2e. Wan neer iemand, om welke redenen ook, de stad ver laat en daardoor niet herkiesbaar is, dan is dat toch een vrijwillig heengaan. Art. 2 d, e en f slaan op de gevallen dat de betrokkene of door de kiezers of door den Raad niet weer gekozen is. De heer G. W. Koopmans heeft straks gevraagd of art. 2 b alleen aan de orde is en daarop een be vestigend antwoord ontvangen. Nu heeft de heer Peletier ook over e gesproken. Spreker zou in ver band daarmee nog iets willen zeggen. Het is mo gelijk dat b.v. een conducteur lid van den Raad en Wethouder wordt. Wanneer die nu wordt over geplaatst is hij buiten zijn wil geen wethouder meer. Dit als voorbeeld tegenover het zoo even door den heer Beekhuis aangehaalde. De heer Beekhuis is van oordeel dat de betrokken persoon dan geheel uit vrijen wil heengaat, zij het ook dat de omstandigheden hem tot dat besluit brengen. De beraadslaging wordt gesloten. Over het voorstel-Hiemstra staken de stemmen wederom, zoodat het geacht wordt te zijn verworpen. Vóór stemmen de heeren: Cohen, Hiemstra, Berg huis, Zandstra, J. Koopmans, Jellema, G. W. Koop mans, Tulp en van Messel. Tegen de heeren: Tiemersma, Fransen, van Slo terdijek, Lautenbach, Peletier, Haverschmidt, Beek huis, Menalda en Vonck. De verordening in haar geheel wordt hierop met algemeene stemmen vastgesteld. De Voorzitter doet opmerken dat de commissie geen voorstel heeft gedaan omtrent de pensionnee ring der weduwen en weezen van overleden wethou ders. Niemand der leden heeft het daar evenwel voor opgenomen, zoodat spreker aanneemt dat de Raad zich uitspreekt in dien zin, dat de weduwen en weezen der overleden wethouders niet zullen wor den gepensionneerd. Spreker brengt ten slotte een woord van dank aan de commissie voor den door haar verrichten arbeid en sluit hierna de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 6