164 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Augustus 1914. zonder reden hebben gedaan. Waarom stellen Bur gemeester en Wethouders 8Ü °/o voor i lu de eerste plaats krijgen de kostwinners soldij 1.per week en in de tweede plaats komt hunne voeding- niet ten laste van het gezin. In de derde plaats, de heer Zandstra heelt zelf gevraagd hoe lang de toe stand zoo zal blijven Spreker meent de vraag te moeten stellen: waar zal de gemeente het geld weg halen als het lang duurt? Alle gezinnen van hoog tot laag moeten zuinig zijn en ook de gezinnen dei- opgeroepen militairen moeten de tering naar de nering zetten. Spreker meent dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders een billijk voorstel is. De heer Zandstra zal met lid b van het voorstel meegaan. Hij meent echter dat er een groot verschil bestaat tusschen een gewoon gezin en een gemeen te. De menschen, die in dienst zijn, mogen kost en kleeren hebben, zij die het als spreker hebben meege maakt in 1870, zullen weten dat het niet zoo ge makkelijk is dat de menschen op een behoorlijke manier kunnen leven en dat moeder de vrouw wel eens genoodzaakt zal worden voor haar onder de wapenen zijnden man en vader van haar karig in komen iets te moeten afzonderen. Spreker is van oordeel dat, waar het niet onmogelijk is dat zij voor ons hun leven moeten laten, de betrokken vaders niet mogen worden gekweld door de gedachte dat hunne gezinnen minder worden verzorgd dan toen zjj thuis waren. Waar bovendien de levensmiddelen duurder zijn is er, meent spreker, alle reden om zijn voorstel aan te nemen. De beraadslaging wordt gesloten. Met 16 tegen 6 stemmen wordt het amendement Zandstra verworpen. Vóór stemmen de heeren: Lautenbach, Hiemstra, Zandstra, Berghuis, Tiemersma en G. W. Koop- mans. Tegen de heeren: Peletier, Fransen, van Sloter- dijck, Rengers, Cohen, üosterhoff, Tjjsma, Jellema, Tulp, Schoondermark, van Messel, J. Koopmans, Menalda, Vonck, Komter en Beekhuis. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. VI. Rapporten. De heer Beekhuis rapporteert dat de Commissie, belast geweest met het onderzoek der rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, dienst 1913, geene aanleiding heeft gevonden tot het ma ken van op- of aanmerkingen. Zij stelt derhalye voor de rekening goed te keuren in ontvang en uit gaaf tot een bedrag van 443.48. De Voorzitter stelt voor het rapport en de reke ning in eene volgende vergadering in behandeling te nemen, onder dankbetuiging aan de Commissie voor den door haar verrichten arbeid. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Lautenhacli rapporteert dat de commis sie, belast met het onderzoek van de rekening van den Armenraad, dienst 1913, geene aanleiding heeft gevonden tot het maken van op- of aanmerkingen, weshalve zij voorstelt de rekening goed te keuren in ontvang en uitgaaf tot een bedrag van 419.65. De Voorzitter stelt voor het rapport en de reke ning in eene volgende vergadering in behandeling te nemen, onder dankbetuiging aan de commissie voor den door haar verrichten arbeid. Dienovereenkomstig wordt besloten. VII. Wordt overgegaan tot behandeling der voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Benoeming van onderwijzend personeel aan de ge meentescholen nos. 4 en 12, wegens reorganisatie van het onderwijs als: a. een onderwijzer aan gemeenteschool no. 4 b. drie onderwijzers aan gemeenteschool no. 12. c. eene onderwijzeres aan gemeenteschool no. 12. Aan school no. 4 wordt met algemeene stemmen benoemd de heer S. v. d. Werff. Aan school no. 12 worden met algemeene stem men benoemd de heeren: H. J. Beunk, J. C. Mollema. G. G. Ellerbroek. De heer Zandstra heeft zich bij de laatste voor dracht van medestemmen onthouden. Aan school 4 wordt met algemeene stemmen be noemd mej. IJ. G. Belirns. 2. Benoeming van eene onderwijzeres aan gemeente school no. 9 (vacature mej. R. Jensma). Uitgebracht zjjn 22 stemmen, te weten: Op mej. H. Jansma 20 stemmen. S. de Hoop 2 Mej. H. Jansma is alzoo benoemd. 3. Benoeming van een lid van het bestuur der Wo- ningvereeniging Leeuwardenvacature J. L. de Vries). Uitgebracht zijn 22 stemmen, te weten: op den heer D. Blanson Henkemans 19 stemmen. P. Vonk 3 De heer D. Blanson Henkemans is alzoo benoemd. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wij ziging der gemeentebegrooting, dienst 1914. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. o. Voorstel van Burgemeester en Wethouders betref fende de zekerheidstelling voor den kassier van het gemeentelijk electriciteitbedrijf. Dit voorstel luidt als volgt: Artikel 10 van de verordening op het beheer van het gemeentelijk electriciteitbedrijf (gemeenteblad no. 14 van 1912), zooals die nader is gewijzigd, schrijft voor dat door den kassier van dat bedrijf overeenkomstig cle bepalingen der gemeente-borg- tochtenwet zekerheid moet worden gesteld tot een bedrag van 1500.Nu moet volgens artikel 2 van genoemde wet de door een gemeenteambtenaar te stellen zekerheid zijn öf eene zakelijke öf eene persoonlijke, ter keuze van den ambtenaar en wordt als persoonlijke zekerheid alleen aangenomen borg stelling van in de wet aangeduide vennootschappen en vereenigingen. Alleen in bijzondere gevallen kan, uit hoofde van het geringe geldelijke bedrag in ver band met andere omstandigheden, onder goedkeu ring van Gedeputeerde Staten, met andere borgstel- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Augustus 1914. 165 lingeu genoegen worden genomen. Van deze laatste gelegenheid is ten opzichte van den kassier van het electriciteitbedrijf tot dusver gebruik gemaakt en is, onder de vereischte goed keuring van Gedeputeerde Staten, door den Raad genoegen genomen met eene persoonlijke borgstel ling van een particulier, wiens financieele toestand voldoenden waarborg gaf. Ook de bij ons besluit van 24 Juni 1.1. nieuw benoemde klerk-magazijnmeester, tevens belast met de werkzaamheden van kassier (vacature P. v/d Meer), heeft reeds te kennen gegeven dat hij op die wijze zekerheid wenscht te stellen. Het wil ons voorkomen dat ten opzichte van de hierbedoelde betrekking als regel steeds de aan gehaalde wijze van zekerheidstelling zal worden toe gepast. Hiertegen kunnen, zoolang artikel 8 van de verordening op het beheer bepaalt dat de kas sier de bedragen, die hij boven 1000.in kas heeft, in ronde sommen van 100.telkens in de kas van den gemeenteontvanger stort, wel geene bedenkingen bestaan. Waar derhalve vrijwel vaststaat dat bij wisse ling van personeel als bedoeld, met betrekking tot de zekerheidstelling, telkens een besluit van Uwen Raad zal moeten worden gevraagd, ware het met het oog op een sneller en gemakkelijker afdoe ning van deze aangelegenheid wenscheljjk, zoo de Raad kon besluiten aan Burgemeester en Wethou ders eene algemeene machtiging te verleenen, strek kende om ten opzichte van de zekerheidstelling van den kassier genoegen te nemen met persoonlijke borgstelling, indien hun deze voldoende voorkomt en, voor zooveel noodig, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Op grond hiervan hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: aan Burgemeester en Wethouders eene alge meene machtiging te verleenen om voortaan ten behoeve van de zekerheidstelling van den kassier van het gemeentelijk electriciteitbedrijf genoegen te nemen met eene persoonlijke borgstelling, zoo deze aan hun college voldoende voorkomt en, voor zoover dit volgens de gemeente-borgtochtenwet vereischt wordt, telkens onder goedkeuring van Ge deputeerde Staten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om eenige onder Burgemeester en Wethouders berustende fondsen ter beschikking te stellen van het alhier opge richte comité tot steun van hen, die dit in verband met den huidigen oorlogstoestand behoeven. Dit voorstel luidt als volgt: Aan den Gemeenteraad. In de Raadsvergadering van 24 Februari 11. was de Burgemeester, in verband met een sinds afge daan adres om een gratificatie uit de gemeentekas, in de gelegenheid eenige mededeelingen te doen aangaande bepaalde fondsen buiten die kas be staande en onder beheer van Burgemeester en Wet houders, met de toezegging de zaak nader te onder zoeken en bij liun college ter tafel te brengen. Het resultaat van dit onderzoek is het navol gende Omstreeks het jaar 1850 is naar aanleiding van het optreden der cholera in deze streken eene Com missie in het leven geroepen om uit voor het doel door de ingezetenen vrijwillig bijeengebrachte gel den uitkeeringen te doen, met name aan hen die echtgenooten of kinderen aan de ziekte hadden ver loren en daardoor uitgaven of vermindering van verdiensten hadden gehad: 191 personen zijn hier door gedurende 28 of minder weken geholpen. Het overblijvende, tot een bedrag van 1403.685, werd bij brief van 26 Juni 1850 door de Commissie aan Burgemeester en Wethouders afgedragen en bij hun besluit van 6 September 1905 in open bewa ring gegeven bij de Ned. Bank; het was inmiddels aangegroeid tot een kapitaal van 6000.nomi naal benevens 77.36 op de Spaarbank. Thans be draagt het aan fondsen 7000.nominaal en 322.54 op de Spaarbank. Bij hetzelfde besluit van 6 September 1905 heb ben Burgemeester en Wethouders drie andere fond sen, die te hunner beschikking stonden, in één fonds doen samenvloeien onder den naam van „Stadhuis fonds" met de bedoeling het te doen strekken tot goedmaking van sommige kleine uitgaven, die Bur gemeester en Wethouders in hunne hoedanigheid hebben te doen, waarvoor geen aangewezen begroo- tingspost bestaat en die de leden van het college ook niet uit eigen zak bekostigen. Hieruit worden ook geregeld eenige kleinere gratificatiën betaald aan weduwen van vroegere werklieden van gemeente werken, voor welke uitkeering de Directeur der Ge meentewerken zorg draagt. Die fondsen waren: 1. het Fonds tot dadelijke bevrijding van den last van inkwartiering, bij besluit van Burgemees ter en Wethouders van 17 April 1872 begonnen met de belegging in de Spaarbank van een som van 700.Dit bedrag was aan hen verantwoord door den heer J. Wijnants, agent van kazerneering, wiens tusschenkomst noodig was, als ingezetenen, die volgens de toen geldende wet van 14 September 1.866 (Staatsblad no. 138) in aanmerking kwamen om met inkwartiering te worden belast, daarvan wensehten te worden vrijgesteld. Zij stortten dan een bijdrage boven de van Rijkswege betaalde scha devergoeding van 60 cents per man en per dag en de Agent regelde dan verder de huisvesting van het krijgsvolk. Sinds 1872 is deze zaak anders ge regeld en werd wat de heer Wijnants onder zich had op de bovenvermelde wijze door Burgemeester en Wethouders tot zich genomen. Op het oogenblik der storting in het Stadhuisfonds bedroeg het fondskapitaal 1500.nominaal en 457.89 op de Spaarbank. 2. het Fonds tot ondersteuning van achterge bleven betrekkingen van militairen, bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 3 Februari 1872 gevormd door het restant eener inzameling voor de onverzorgd achtergebleven betrekkingen van hen, die bij het uitbreken van den Fransch-Duitschen oorlog tot handhaving onzer onzijdigheid werden opgeroepen. De commissie, die zich voor die inza meling had geconstitueerd, stelde bij hare ontbin ding het spaarbankboekje waarop het restant was belegd en groot was 705.65, met de loopende rente ter hand aan Burgemeester en Wethouders, met verzoek het saldo gedurende de eerstvolgende 10 jaren beschikbaar te houden voor gelijke bestem ming als waarvoor die gelden zijn verstrekt, met bevoegdheid om na verloop van dien tijd over die gelden te beschikken ten nutte der min-gegoede ingezetenen. Op 6 September 1905 was het fonds groot 192.38. 3. een spaarbankboekje, ad 201.18, den 17 Maart 1887 overgenomen van de raadscommissie voor de gemeentelijke bewaarscholen en voorloopig onder bewaring gesteld van den gemeente-secreta ris. Dit bedrag was het saldo van een door H. M.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 3