Verslag van de handelingen van den gi
dig maakt en het adres aanleiding geeft tot de
conclusie, dat het de bedoeling is om jeugdige en
minder onderlegde personen als lastige concurren
ten door middel van eene politieverordening van
de hand te doen.
Wat de beide eerste punten betreft, spreker kan
zich daarmee wel vereenigen. Spreker heeft daar
over al eerder gesproken, en al wettigt nu het ge
wone straatverkeer hier ter stede eene bepaling-
als gevraagd misschien niet, Vrijdags echter staat
de stad in het teeken van zeer druk verkeer. Men
moet bij de beoordeeling dezer zaak dan ook niet
zien op de rustige dagen, maar op den Vrijdag.
Dan is het straatverkeer wel van dien aard, dat
spreker rijbewijzen noodzakelijk acht. De commissie
voor de strafverordeningen zegt wel: er zijn wei
nig klachten en ongelukken komen bijna niet voor,
maar spreker vraagt of het dan eerst klachten
moet regenen en of er eerst ongelukken moeten
gebeuren. Het maken van de gevraagde bepaling-
kost niet veel geld en de veiligheid wordt er ten
zeerste door verhoogd. Inwilliging van het 3e punt
van het verzoek is dan ook een stap in de goede
richting. Er wordt nu gezegd dat het de bedoeling-
is van adressanten om zich te ontslaan van
jeugdige en lastige concurrenten, maar spreker is
overtuigd dat het alleen in de bedoeling ligt de
veiligheid van het verkeer te verbeteren en hij
acht het goed dat een organisatie ais de adres-
seerende steun zoekt bij de overheid.
Spreker zal dan met de afwijzende beschikking-
op punt 3 niet meegaan. Hij zou een motie kunnen
voorstellen, maar men zal hem zeggen dat hij zijn
doel evengoed bereikt door tegen het voorstel te
stemmen. Daar het een maatregel is die niets kost,
wil spreker den Raad ernstig verzoeken mede te
werken tot het doen uitgeven van rijbewijzen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Ten opzichte van de beide eerste punten wordt
met algemeene stemmen besloten overeenkomstig
het voorstel van de Commissie.
De Voorzitter zal thans het 3e punt in stemming
brengen.
De heer Hiemstra vraagt of over het verzoek
der organisatie wordt gestemd of over de conclusie
van de Commissie.
De Voorzitter antwoordt dat de conclusie van
de commissie om over punt 3, evenals over punten
1 en 2 afwijzend te beschikken, in stemming komt.
De heer Hiemstra: „die vóór stemt, stemt dus
tegen inwilliging van het verzoek."
Met 14 tegen 4 stemmen wordt ten opzichte van
punt 3 besloten overeenkomstig het voorstel van
de Commissie.
Vóór stemmen de heeren: Tulp, Peletier, Lau-
tenbach, Fransen, Jellema, van Sloterdijck, G. W.
Koopmans, de Haan, van Weideren baron Rengers,
Berghuis, Schoondermark, Haverschmidt, Menalda
en Komter.
Tegen de heeren: Zandstra, Tiemersma, Hiem
stra en Vonck.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van verordeningen op de heffing en de in
vordering van markt- en weeggelden voor het gebruik
van de veemarkt en van de daarop geplaatste weegtoe
stellen Bijlage no. ld).
De verordeningen worden eerst artikelsgewijs,
.ad van Leeuwarden van Dinsdag 22 September 1914.
daarna in haar geheel met algemeene stemmen aan
genomen.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
aan de provincie Friesland voor de stichting van een
nieuwe Rijkslandbouwwinter school voor den prijs van
f 1. te verkoopen een plek bouwterrein, groot onge
veer 1306 M', gelegen aan de Vredeman de 1 riesstraat.
Dit voorstel luidt ais volgt:
Gedeputeerde Staten hebben ons medegedeeld,
dat de Staten dezer provincie in hunne vergadering
van 28 Juli 1914 hebben besloten aan te nemen het
krachtens raadsbesluit van den 24 Maart 1914, ge
heim, gedaan aanbou der gemeente Leeuwarden
oin ten behoeve van den bouw eener Rijkslandbouw-
winterschool te Leeuwarden voor 1.aan de
provincie Friesland in eigendom over te dragen
een piek bouwterrein, groot circa 13(15 M-., aan de
redeman de riesstraat alhier.
Niet aangenomen is dus het aanbod, tegelijkertijd
gedaan, om den voor schooltuin benoodigden grond
aan de provincie gratis ten gebruike at te staan.
Zooals ons uit het door Gedeputeerde Staten aan
de Staten gedaan voorstel is gebleken, vindt dit zijn
oorzaak in de meening van eerstgenoemden
blijkbaar ook door de Staten gedeeld dat de
tuin niet aan de provincie behoeft te worden over
gedragen, maar rechtstreeks door de gemeente aan.
het Rijk in gebruik kan worden gegeven. Eventueel
kan hierover latei- met het Rijk nader in overleg
worden getreden.
'thans behoort de afstand van het terrein aan de
redeman de riesstraat aan de Provincie formeel
nog in een in openbare vergadering te nemen raads
besluit te worden vastgelegd, zoodat wij de eer heb
ben U voor te stellen te besluiten:
aan de uitgifte in koop of erfpacht volgens de
bepalingen betreffende de uitgifte van bouwter
reinen, gelegen aan het Nieuwe Kanaal en toebe-
hoorende aan de gemeente Leeuwarden, vastgesteld
ingevolge raadsbesluit van 14 Januari 1913 no. 6a/9
en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van
Friesland bij besluit van 30 Januari d.a.v. no. 11,
te onttrekken eu vervolgens aan de provincie Fries
land voor de stichting van een nieuwe Rijksland-
bouwwinterschool voor den prijs van één gulden te
verkoopen een plek bouwterrein, groot circa 1305
M-., aan de Vredeman de Vriesstraat en nader op
eene bij dit besluit beboerende situatieteekening
aangeduid, ten einde daarop het schoolgebouw op
te trekken, onder voorwaarde dat alle kosten,
welke op de overdracht vallen, door de Provincie
worden gedragen en wijders op de door Burge
meester en Wethouders noodig geachte bedingen
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
bij wijze van proef van half October tot half November
1914 en van half Maart tot half Mei 1916 des Don
derdags een voormarkt voor grootvee te doen houden
Bijlage no. 27).
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en
W ethouders.
14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
niet rijksbijdrage onder tijdelijke opheffing van de be
staande regeling buitengewone maatregelen te nemen tot
het verleenen van steun aan werkloozen Bijlage no. 26,.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
De Burgemeester, de heer Patijn, en de heer
Beekhuis verschijnen ter vergadering.
De Burgemeester neemt het presidium van den
heer Komter over.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zandstra leest in de toelichting tot het
voorstel deze zinsnede:
„de wekelijksche uitkeeringen belmoren o.i. be
paald te worden op 6.voor de gehuwden en
kostwinners van 18 jaar en ouder, op 4.voor
anderen van 20 jaar en ouder, en op 2.voor on
gehuwde niet kostwinners, die 18 of 19 jaar zijn".
Het komt spreker voor dat de bedragen voor
de beide laatste categorieën te laag zijn gesteld. De
6.voor gehuwden en kostwinners is het maxi
mum van Minister Treub. Daaraan zal spreker
niet tornen. Het maximum van de andere catego
rieën evenwel is 5 en 2.50. Waar nu het Rijk de
helft der kosten betaalt, komt het spreker voor dat
niet moet worden afgedongen. De categorie van
arbeiders van 20 jaar en ouder, die kostgeld be
talen, kan voor 4.per week niet een ge
schikt kosthuis vinden. Ook voor de 18-jarigen is
2.te weinig. Spreker wil dan die bedragen ook
gesteld zien op 5.en 2.50.
In de toelichting staat dat de regeling een tij
delijk karakter draagt en Burgemeester en Wet
houders stellen voor haar tot wederopzeggens van
kracht te doen blijven. Verder zeggen Burgemees
ter en Wethouders het gewenscht te achten, dat de
regeling niet door den Raad, maar door Burgemees
ter en Wethouders wordt vastgesteld. Zij motivee-
ren dit als volgt:
„Met het oog op het bijzondere karakter en in
„verband met den mogelijk langen duur, waarvoor
„zij toepassing zal moeten erlangen, is het vermoe-
„den niet buitengesloten, dat de regeling aan wij
zigingen onderhevig zal zijn, welke dan zoo spoe-
„dig mogelijk in werking belmoren te treden".
Spreker zou gaarne hieromtrent eenige toelich
ting erlangen. Hij kan zich niet voorstellen welke
wijzigingen het zijn, waaraan de regeling onderhe
vig is. Is dat een verhooging of een verlaging dei-
bedragen! Het is spreker niet recht duidelijk waar
om Burgemeester en Wethouders voorstellen deze
regeling aan den Raad te onttrekken. Hij gelooft
niet dat er omstandigheden zullen komen, waar
door bijzondere spoed wenschelijk wordt, te meer
daar de Raad om de 14 dagen bijeenkomt. Het is
een zaak, welke bij den Raad behoort. Spreker zegt
dit niet uit wantrouwen tegen Burgemeester en
Wethouders, maar wenscht nader te worden inge
licht.
De Voorzitter gelooft dat de heer Zandstra zich
op een verkeerd standpunt plaatst als hij zegt dat
voor een ongehuwde 4,per week onvoldoende
is. Spreker zou dadelijk de vraag kunnen stellen of
6,voor een gehuwde wel voldoende is. Hij is
van oordeel dat dit bedrag nog verder van het nood
zakelijk minimum voor levensonderhoud af is dan
4,voor een ongehuwde. De bedoeling is de uit-
keering hooger te doen zijn dan gebruikelijk is,
maar er moet een prikkel blijven om te trachten
iets bij te verdienen. De uitkeering van 4,- aan
een ongehuwde kan onder omstandigheden onvol
doende zijn, in verhouding tot eene uitkeering van
6,voor een gehuwde is zij hoog te noemen.
In sommige plaatsen is de uitkeering aan onge-
huwden minder. In Rotterdam b.v. is die 3,
Ook is 4,niet altijd te laag voor een ongehuw-
den kostwinner. In den Haag b.v. plachten de ge
Leeuwarden van Dinsdag 22 September 1914. 187
meente telefonisten in pension te zijn voor 4,—
per week.
Het beginsel is dat de uitkeering moet zijn eene
tegemoetkoming in de kosten van levensonderhoud.
Er moet evenwel een prikkel bestaan om deze uit
keering op de een of andere wijze aan te vullen.
In het Rotterdamsch voorstel heeft spreker aan
gevoerd gezien tegen hoogere uitkeering aan onge-
huwden, het voorbeeld van een vader met twee
zoons die werkloos zijn. Deze ontvangen volgens
het voorstel van Burgemeester en Wethouders
14,—. Het amendement-Zandstra verdient naar
spr.'s meening geen aanbeveling.
De heer Zandstra heeft gezegd van oordeel te zijn
dat de regeling door den Raad moet worden vast
gesteld. In theorie geeft spreker dat onmiddellijk
toe. Dit is evengoed een zaak van den Raad als de
verordening op het werkloozenfonds. Op practische
gronden is evenwel de vaststelling door den Raad
niet aan te bevelen. Er moet dan al dadelijk 14 da
gen verloopen, en Burgemeester en Wethouders
zouden aan de regeling gaarne terugwerkende
kracht verleenen tot 7 September. Moet nu de Raad
haar vaststellen, dan moeten de menschen weer
zooveel langer op uitkeering wachten. Ook staat
de regeling wel in hoofdzaak vast. Het Centraal
Bureau voor Sociale adviezen heeft eene regeling
ontworpen, die aansluit op wat cle Minister
wenscht. Die regeling zal wel in hoofdzaak door
Burgemeester en Wethouders kunnen worden ge
volgd. Het is een tamelijk ingewikkelde zaak en
spreker kan nu niet opgeven op welke punten de
regeling misschien zal moeten worden gewijzigd.
Wel kan spreker mededeelen dat de wijzigingen
niet verhooging of verlaging der bedragen mogen
betreffen. Daarover zal 's Raads oordeel altijd wor
den gevraagd. Wanneer men echter met andere
noodzakelijke wijzigingen moet wachten op de ver
gadering van den Raad, verloopt er te veel tijd.
De heer Zandstra is door de verklaring van den
Voorzitter, dat aan de cijfers niet getornd zal wor
den, een weinig gerust gesteld. Op de vraag van
den burgemeester evenwel of 6,voor een ge
huwde voldoende is, moet spreker beslist ontken
nend antwoorden. Spreker mist echter evengoed
als de burgemeester den moed om verder te gaan.
Hjj zou gaarne meer willen geven en vreest dat het
woord van den Minister, dat niemand tengevolge
van den oorlog honger lijdt,niet bewaarheid zal wor
den. Als de winter aankomt, zullen velen de honger
niet buiten de deur kunnen keeren. Alles heeft
evenwel zijn grenzen en dit ook. Wat de kostgan
gers betreft, cle uitkeering aan deze menschen zou
wel voldoende zijn, als zij niet afhankelijk waren
van anderen. Zij kunnen niet allen van brood en
een middagmaal leven, er moet ook wat anders zijn.
De voorstellen, die in de vakorganisaties zijn be
sproken, zijn dan ook zoo begrepen, dat de door den
Minister voorgestelde bedragen zouden worden
uitgekeerd. Op die voorwaarde hebben zij de toe
zegging gedaan zich bij de nieuwe regeling te zul
len aansluiten. Spreker moet dan ook bij zijn voor
stel blijven. De Voorzitter heeft gesproken over bij
verdienste. De arbeiders zullen niet nalaten iets bij
te verdienen als zij ertoe in de gelegenheid zijn. Bij
spreker rijst nu echter de vraag of die bijverdien
ste ook van invloed zal zijn op de uitkeering en of
die ook geheel of gedeeltelijk in mindering zal wor
den gebracht. Wanneer dat het geval is geeft de
bijverdienste niet veel. Spreker zou ook daarover
nog gaarne worden ingelicht. Hij stelt voor te le
zen:
de uitkeering wordt bepaald op 6,per week
voor gehuwden en kostwinners van 18 jaar en