Vergadering van Dinsdag 13 October 1911
190 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 September 1914.
voorzitter aangehaald, omtrent het zes maanden
langer missen van den grond, niet opgaat, gelijk
door spreker reeds is aangetoond. Spreker kan zich
niet voorstellen, dat het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders, waarin een groote onbillijkheid
tegenover de katholieken ligt, door den Raad zas
worden aangenomen, doch hoopt dat deze alsnog
het verzoek zal inwilligen.
De heer Tulp vraagt of er niet een ander terrein
beschikbaar gesteld kan worden. Spreker voelt wel
iets voor de argumenten van den heer Fransen.
De Voorzitter: „dat kan niet, daar is niet om ge
vraagd".
De heer Beekhuis: „dan moet eerst het aanhan
gig verzoek worden geweigerd en dan kan daarna
een nieuwe aanvraag worden gedaan".
De Voorzitter herhaalt dat de concessie voorziet
in het geval, dat de termijn van gebruik door om
standigheden moet worden overschreden. Dan zijn
er alle termen aanwezig om eene tegemoetkomen
de houding aan te nemen. Nu wordt reeds bij voor
baat (i maanden uitstel gevraagd en daarop kun
nen Burgemeester en Wethouders niet ingaan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 13 tegen 6 stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
Vóór stemmen de heeren: Zandstra, Tiemersina,
van Sloterdijck, Hiemstra, de Haan, van Weideren
baron Rengers, Berghuis, Vonck, Schoondermark,
Haverschmidt, Komter, Menalda en Beekhuis.
Tegen de heeren: Tulp, Peletier, Lautenbach,
Fransen, Jellema en G. W. Koopmans.
Niets meer te behandelen zijnde sluit de Voor
zitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 October 1914. 191
Tegenwoordig 18 leden, te weten de heerenLau
tenbach, Peletier, Tiemersina, Hiemstra, Ooster-
hoff, Jellema, Fransen, G. W. Koopmans, Tulp, de
Haan, v. Sloterdijck, Vonck, Schoondermark, Zand
stra, Tjjsma, Haverschmidt, Menalda en Komter.
Afwezig 6 leden, waarvan met kennisgeving de
heeren: Cohen, Berghuis, Beekhuis, v. Weideren
baron Rengers en J. Koopmans.
Zonder kennisgeving de heer van Messel.
Eene vacature.
Voorzitter: de heer mr. J. A. N. Patijn, Burge
meester.
I. De notulen der op Dinsdag 22 September 1.1.
gehouden vergadering worden vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld:
1. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedge
keurd de raadsbesluiten d.d. 22 September:
a. waarbij is aanvaard de schenking van land en
huizen aan Oldegalileën door een ingezetene;
b. tot verkoop aan de provincie Friesland voor
de stichting van een nieuwe rijkslandbouwwinter-
school van een plek bouwterrein aan de Vredeman
de Vriesstraat;
c. tot verpachting van het grasgewas van den
z.g. Lekkumerdijk aan Gj. de With;
2. dat van Gedeputeerde Staten bericht is inge
komen, dat afschriften der verordening tot geldig
verklaring van strafverordeningen en van die tot
aanvulling der verordening op de marktpolitie,
vastgesteld den 22 September 1.1., bij hen zijn ont
vangen
3. dat bij Koninklijk besluit van 24 September
1914, no. 73, is goedgekeurd de verordening tot het
heffen van schoolgelden voor het openbaar lager
onderwijs alhier, vastgesteld 9 Juli 1914;
4. proces-verbaal van de opneming van de boe
ken en kas van den ontvanger dezer gemeente op
29 September 1.1.;
5. besluit van den Commissaris der Koningin in
deze provincie tot benoeming van leden der colle
ges van zetters voor 's rijks directe belastingen,
voor deze gemeente de heeren Jac. Marcus, P. A.
Silvergieter Hoogstad en K. E. Brunger;
6. circulaire no. 4 van het bureau van advies van
den Nederlandschen bond voor werkverschaffing,
waarbij maatregelen worden aanbevolen, die kun
nen worden toegepast bij de bestrijding der heer-
schende werkloosheid.
De mededeelingen 16 worden voor kennisge
ving aangenomen.
7. aanbeveling der commissie van administratie
der Stads Bank van Leening voor de benoeming
van een lid dier commissie, wegens periodieke af
treding van mr. C. J. Prakken.
De aanbeveling luidt als volgt:
mr. C. J. Prakken.
F. A. van Valkenburg.
Zal in eene volgende vergadering worden be
handeld.
8. de begrooting van inkomsten en uitgaven der
Stads Bank van Leening, dienst 1915;
Wordt in handen gesteld van de heeren Zandstra,
Vonck en Peletier om onderzoek en rapport.
9. adres van H. Postma, P. de Vries en G. de
Jong, pachters van de opkomsten der gemeentelijke
pontveren, houdende verzoek om tegemoetkoming
in de betaling van de pachtsom.
Wordt in handen gesteld v ;n Burgemeester en
Wethouders ten fine van prae-advies.
10. adres van dr. Ph. Kooperberg, te Amster
dam, om de bijdrage van den inkoop van gemeente
pensioen als oud gemeente-ambtenaar in zijne hoe
danigheid van directeur van het Stads Ziekenhuis
alhier geheel of gedeeltelijk vooor rekening der ge
meente te nemen;
Onder verwijzing naar artikel 1 der verordening
inzake de pensionneering van gemeente-ambtenaren
enz. (gemeenteblad 1914, no. 3), wordt voorgesteld
liet adres in handen van Burgemeester en Wethou
ders te stellen ten fine van afdoening.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
11. schrijven van de commissarissen der Leeu
warder waterleidingmaatschappij, waarbij eenige
opmerkingen worden gemaakt naar aanleiding van
eene beschouwing van den heer Haverschmidt in
de raadsvergadering van 7 Juli 1914.
Dit schrijven luidt als volgt:
Leeuwarden, 2G September 1914.
Aan den Raad der Gemeente Leeuwarden!
In de Raadsvergadering van 7 Juli 1914 werd
door het raadslid N. T. Haverschmidt aan de
Directie der Leeuwarder Waterleiding
Mij. verschillende handelingen verweten ten na-
deele van de Gemeente Leeuwarden. In het kort
komen deze ten laste gelegde handelingen hierop
neer:
1. Het heel toevallig blijken in 1901 van het be
staan van 47 clandestiene aansluitingen;
2. dat zulks fraude en erkend was, verwyzende
naar het raadsverslag van 24 December 1901
3. dat na die ontdekking en erkenning de Direc
tie weer kans zag om 4 j a a r achtereen de Gemeen
te in de afrekening te benadeelen, totdat ook dit
snood bedrijf in 1908 werd ontdekt.
Ofschoon van de Directie niet verlangd kan wor
den, dat z\j nota nemen zal van alle op- en aanmer
kingen van individueele raadsleden en deze slechts
verplicht is aanmerkingen, omtrent de uitvoering
der Concessie door den Raad der Gemeente of door
het College van Burgemeester en Wethouders ge
maakt, te beantwoorden, zoo meenen in het gegeven
geval Commissarissen de aan de Directie ten laste
gelegde feiten tot hun ware proportie te moeten
terugbrengen, omdat door het raadslid Haver
schmidt verklaard werd, dat in de raadsvergadering
van 24 December 1901 gebleken was, dat door de Di
rectie der Leeuwarder Waterleiding Mij. fraude
was gepleegd en dat dit door de Directie was er
kend.
Ook op 24 December 1901 beweerde het raadslid
Haverschmidt dat de Waterleiding Mij. zich aan
fraude had schuldig gemaakt. Yan de zijde der Di
rectie der Waterleiding Mij. werd daarop niet ge
reageerd omdat men het niet noodig vond die per
soonlijke meening van het raadslid Haverschmidt
te weerleggen en de feiten zijn bewering voldoende
tegenspraken.
De ten laste gelegde feiten sub 1 en 2 komen nu
hierop neer:
Artikel 25 van de Concessie stond vóór de wjjzi-
ging van 24 December 1901 niet toe, dat zonder
goedkeuring van Burgemeester en Wethouders bui
ten Leeuwarden water werd geleverd.
Werd derhalve door particulieren aansluiting ge
vraagd aan de waterleiding, dan moest vooraf ver
gunning van Burgemeester en Wethouders verkre
gen zijn, vóór de aansluiting kon plaats vinden.
Deze aansluitingen konden somtijds spoedig, som
tijds een geruimen tijd na de vergunning plaats