Vergadering van Dinsdag 21 October 14. 198 Verslag van cle handelingen van den ge lijk iemand te benoemen die de directe leiding heeft onder den directeur. Evenwel meent spreker te mo gen zeggen dat de kans groot is, dat de reiniging zal worden vervormd tot eene fabriekmatige bewer king der afvalstoffen. Dan moet er een ingenieur technicus als directeur worden benoemd. Nu moet spreker den Raad in verband hiermee doen opmerken, dat er onder de tegenwoordige in genieurs weinig zijn, die eene speciale studie van den reinigingsdienst hebben gemaakt. Men zal dus waarschijnlijk iemand krijgen zonder ervaring van dien dienst en dan is het nog in veel sterker mate noodig dat er iemand is, die de leiding daarvan op zich kan nemen. Burgemeester en Wethouders zijn dan ook van meening dat er, hoe ook de reorganisatie uitvalle, altijd iemand noodig is, die onder den directeur met de hoofdleiding moet worden belast. De heer Peletier doet opmerken, dat men het oog heeft op iemand die technisch ontwikkeld is. Wan neer men nu een keuze zal doen uit de tegenwoor dige opzichters, dan vindt spreker niemand met een zoodanige technische ontwikkeling, dat eene sa- larisverhooging van 450.— gewettigd is. Wan neer men voor zoodanige betrekking eene oproeping- van sollicitanten doet, heeft men kans, om het zoo maar eens uit te drukken, meer waar voor zijn geld te krijgen. Het is echter beter te wachten tot men zekerheid heeft welke reorganisatie zal plaats vin den omdat men nu nog niet weet of men een prak tisch, technisch of administratief ontwikkeld man noodig heeft. De heer Oosterhoff (wethouder) antwoordt dat Burgemeester en Wethouders niet hebben gezegd voor de hoofdopzichtersbetrekking iemand noodig te hebben, die volkomen met de techniek op de hoogte is. Die bewering is onjuist. Wanneer er fa briekmatige bewerking komt dan moet er een tech nisch man aan het hoofd komen en moet de hoofd opzichter een man van de praktijk zijn. Onder de tegenwoordige opzichters nu is er een, die aan dat vereischte kan voldoen, en dan is er veel voor te zeggen om, als het kan, iemand uit het personeel promotie te laten maken. De heer Tulp vraagt welke bevoegdheden de man bezit, dien Burgemeester en Wethouders op het oog- hebben. De anderen mogen dan niet zoo technisch ontwikkeld zijn, maar die hebben jaren praktijk en dat moet niet genegeerd worden. •aad van Leeuwarden van Dinsdag 13 October 1914. De heer Oosterhoff: „diploma's heeft hij niet. Het is echter een praktisch man, die in verschillende functies werkzaam is geweest." Burgemeester en Wethouders bedoelen in de eerste plaats iemand te hebben die ervaring heeft van het bedrijf. De heer Hiemstra herhaalt dat het hem uit de discussion blijkt, dat het in alle opzichten beter is met de benoeming te wachten totdat de reorganisa tie haar beslag heeft gekregen. Wanneer toch het bedrijf een technisch bedrijf wordt met een tech nicus aan het hoofd, dan moet deze, als hij ziek wordt, door den hoofdopzichter kunnen worden ver vangen. Dat is ook een argument om met de benoe ming te wachten. De heer Oosterhoff (wethouder)„op die manier zou men bij elk bedrijf twee menschen moeten heb ben die het bedrijf kunnen leiden." Naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders is het fabriek matig bedrijf tamelijk eenvoudig en is iemand met eenige technische ervaring best in staat dat bedrijf tijdelijk te leiden. Men zou anders iemand moeten hebben met dezelfde capaciteiten als de directeur. De beraadslaging wordt gesloten. Met 12 tegen 5 stemmen wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders verworpen. Voor stemmen de heeren: Oosterhoff, Vonck, Schoondermark, Tijsma en Komter. Tegen de heeren: Lautenbach, Peletier, Tiemer- sma, Hiemstra, Jellema, G. W. Koopmans, Tulp, de Haan, v. Sloterdijck, Zandstra, Haverschmidt en Menalda. De heer Fransen was bij deze stemming niet tegenwoordig. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot tijdelijke voorziening in de behoefte aan kasgeld. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 14. Rapport der Commissie, belast geweest met het onderzoek der geloofsbrieven van het nieuwgekozen lid van den Raad, den heer H. P. de Haan. De conclusie van het rapport, strekkende tot toe lating van den heer H. P. de Haan als lid van den Raad, wordt met algemeene stemmen aangenomen. Niets meer te behandelen zqnde sluit de Voorzit ter de vergadering. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 October 1914. 199 Tegenwoordig 24 leden, te weten de heeren: van Sloterdijck, Lautenbach, G. V Koopmans, Zand stra, Jellema, Tiemersma, Cohen, Rengers, Berg huis, Menalda, Oosterhoff, Haverschmidt, Fran sen, Peletier, van Messel, Vonck, P. A. de Haan, J. Koopmans, Tijsma, Tulp, Beekhuis, Schoonder mark, Komter en H. P. de Haan. Afwezig met kennisgeving de heer Hiemstra. Voorzitter: de heer mr. J. A. N. Patijn, Burge meester. I. De notulen der op Dinsdag 13 October 1.1. ge houden vergadering worden vastgesteld. II. Aan de orde is: de beëediging van het nieuw inkomende lid, den heer H. P. de Haan. De Voorzitter deelt mede dat is ingekomen eene resolutie van Gedeputeerde Staten, waarbij voor kennisgeving wordt aangenomen het bericht van Burgemeester en Wethouders betreffende de toe lating als raadslid van genoemden heer. Spreker leest het nieuw benoemde lid de eeden verklarin gen en beloften) voor, die bij artikel 39 der Gemeen tewet zijn voorgeschreven. De heer H. P. de Haan legt de bij artikel 39 dei- Gemeentewet voorgeschreven eeden af. De Voorziter wenscht den heer H. P. de Haan geluk met zijne benoeming tot lid van den Raad. Die benoeming ontleent eene bijzondere beteeke- nis aan het feit dat zij bij enkele candidaatstelling heeft plaats gehad. Spreker verheugt zich erin dat overeenstemming tusschen de partijen mogelijk is gebleken, zoodat de verkiezing bij enkele eandi daatstelling kon geschieden. oor den heer de Haan is liet een bewijs van een vertrouwen van alle partijen, dat voor hem zeer streelend is. Spreker is overtuigd dat de nieuwbenoemde, bij het belangrijk werk dat hem wacht, dat vertrouwen^ niet zal be schamen. Hii hoopt dat de heer cie Haan dit werk zal verrichten tot voldoening van zich zeiven en verzoekt hem den voor hem bestemden zetel te willen innemen. III. Wordt medegedeeld 1. dat Gedeputeerde Staten: a. hebben goedgekeurd het raadsbesluit, d.d. 13 October 1.1. betreffende voorziening in de tijdelijke behoefte aan kasgeld; b. hebben verdaagd de beslissing op het raads besluit van 22 September j.l. no. 334R/170, betref fende instelling van een voormarkt voor groot vee des Donderdagsmiddags, voorloopig bij wijze van proef. 2. dat de Minister van Binnenlandsche Zaken heeft berust in de tijdelijke benoeming van A. de Jonge tot leeraar aan de burgeravondschool geou- rende het schooljaar 1914/1915. 3. rapporten van de verificatie der administra tion van de gemeentelijke gasfabriek en van het ge meentelijk electriciteitbedrijf door het centraal bu reau van verificatie der vereeniging van Neder- landsche gemeenten, onderscheidenlijk op 28—31 Juli en 2 September. De mededeelingen 1-3 worden voor kennisgeving- aangenomen. 4. schrijven van Voogden der Stads Armenka- mer, houdende aanbeveling voor de benoeming van twee voogden, wegens periodieke aftreding van de heeren N. Ottema en mr. J. A. Lucardie. De aanbevelingen luiden als volgt: a. vacature N. Ottema: 1. N. Ottema, 2. J. F. Rueb, 3. A. R. van der Sluis; b. vacature mr. J. A. Lucardie: 1. I. G. Cath, arts, 2. E. F. Geesink, 3. J. H. Haverschmidt. Zal in eene volgende vergadering worden behan deld. 5. adres van het kerkbestuur der parochie van den H. Dominicus te Leeuwarden, houdende ver zoek in te trekken het raadsbesluit van den 28 Juli j.l., waarbij hem vergunning is verleend tot het plaatsen van een noodkerk op een gemeentelijk ter rein aan den Wissesdwinger. Wordt besloten overeenkomstig het verzoek. 6. voorstel van de heeren L. Zandstra, H. Tie mersma en P. Hiemstra, tot wijziging der verorde ning tot regeling der jaarwedden en der verdere inkomsten van het onderwijzend personeel aan de scholen van openbaar lager onderwijs alhier (ge meenteblad 1914, no. 17). Dit voorstel luidt als volgt: Ondergeteekenden hebben de eer aan den Raad voor te stellen, alinea 1 van art. 9 dezer verorde ning luidende: „De jaarwedde van den onderwijzer in het teekenen aan de school der eerste klasse voor meisjes bedraagt 200.te doen vervallen. Wordt voorgesteld dit voorstel te verwerpen. De heer Schoondermark (wethouder) zegt, dat in de toelichting van de voorstellers staat: „Reeds op den 9 Juni van dit jaar stelden onder- geteekenden, bij de toen aanhangige wijziging van „de verordening een amendement voor van dezelf de strekking als dit voorstel. „Na de zeer gesliste verklaring van den wethou- „der van onderwijs, dat het personeel aan school 3 „niet in staat was het teekenonderwijs te geven „hebben wij ons amendement ingetrokken. „Wat ons later echter in verband met deze zaak „werd medegedeeld gaf ons vrijheid er op terug te „komen." Daarna wordt gemotiveerd waarom zij het voor stel doen en verder heet het: „De hoofden staan reeds voor de klas uit zuinig- „heidsoverwegingen. Maar ook zonder clat achten „wij aanneming van ons voorstel een eerherstel „van het onderwijzend personeel van school 3, dat „door de wijze van behandeling op 9 Juni terecht „ontstemd is. Ieder is daar bevoegd in het teekenen „les te geven en stellig zijn velen bereid het vak te „onderwijzen. „Ziehier ons voorstel met toelichting. Wij hopen, „dat de leden van den Raad de gelegenheid zullen „waarnemen om te onderzoeken in hoeverre de ver klaringen van den Wethouder in overeenstem- „ming zijn met den werkelijken toestand". Spreker is de eerste geweest die gebruik heeft gemaakt van den raad der heeren om een onderzoek in te stellen. Dat lag natuurlijk op sprekers weg, omdat uit het door de voorstellers overgelegde stuk zoude blijken, dat hij den Raad op 9 Juni verkeerd had ingelicht. Spreker is daarom zoo vrij geweest school 3 te bezoeken en hij heeft met het geheele personeel gesproken. De dames herinnerden zich dat Burgemeester en Wethouders, toen de heer As- man overleden was, overleg hebben gepleegd met het hoof d der school en dat toen de wenschelijk- heid is besproken om op een andere wijze in het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1914 | | pagina 1