teekenonderwijs te voorzien. Het hoofd dier school
heeft toen geantwoord dat zij die kwestie met haar
personeel zou bespreken. Die bespreking heeft
plaats gehad en men is tot de conclusie gekomen dat
slechts een der onderwijzeressen, n.l. die uit de
hoogste klasse, teekenonderwijs zou kunnen geven.
Het algemeen gevoelen was toen dat, als die onder
wijzeres uit hare klasse werd gehaald om aan een
andere teekenonderwijs te geven, die klasse enorm
zou lijden, ja, dat de geheele school uit haar ver
band zou worden gerukt. Geen der overige leer
krachten voelde zich in staat teekenonderwijs te
geven. Spreker heeft haar toen gevraagd of deze
kwestie zoo behandeld was en daarop een bevesti
gend antwoord ontvangen. Op sprekers vraag of
door de behandeling in den Raad ontstemming bij
haar was gewekt was een vriendelijke lach het ant
woord. Verder heeft spreker gevraagd of eerher
stel moest plaats hebben. Op die vraag hoorde spre
ker niets dan een luidruchtig gelach.
Toen spreker de school verliet betuigden de da
mes er hun spijt over dat het den schijn had alsof
hij den Raad verkeerd had ingelicht en zij vroegen
hem of zij een schriftelijke verklaring zouden afge
ven. Spreker heeft hun gezegd dat zij dat zelf
moesten weten, maar dat hij, als hij er gebruik van
maakte er direct bij zou zeggen, dat hij de verkla
ring ongevraagd had gekregen. Deze verklaring,
welke spreker een dag na zijn bezoek ontving luidt
als volgt:
„Wij, onderwijzeressen van school No. 3 hebben
besloten, u hierbij nog op deze wijze te verzekeren,
dat van eenige ontstemming op onze school geen
sprake is, dat niemand onzer een eerherstel noodig
acht, daar niemands eer gekrenkt is. De inrichting
van het teekenonderwijs is geschied, nadat mejuf
frouw Schönfeld ons (bedoeld worden de dames der
4 hoogste klassen, daar in de lagere klassen het tee
kenonderwijs door het klassepersoneel wordt gege
ven één voor één heeft gevraagd, of wij ons in
staat achtten, het teekenonderwijs in de hoogere
klassen te geven. Slechts een der dames durfde het
in volle vertrouwen aanvaarden. Met betuiging van
de meeste hoogachting,"
(volgen handteekeningen).
Dat is nu het resultaat van sprekers onderzoek.
Eén ding evenwel is spreker onduidelijk gebleven.
Hij begrijpt niet hoe de heeren Zandstra c.s., die de
zaak ook hebben onderzocht, een ander resultaat
hebben gekregen dan spreker. Aangenaam zal het
hem dan ook zijn dat de heer Zandstra zijn on
derzoek meedeelt, opdat hij spreker kunne na
gaan of er iets aan dat onderzoek of aan het zijne
hapert.
De heer Zandstra zegt dat de Wethouder van
Onderwijs zijne inleiding begint met mede te dee-
len dat hij zelf op onderzoek is uitgegaan. Waar
voor dat onderzoek noodig was, is spreker een raad
sel. Hij had toch de kwestie vóór 9 Juni reeds on
derzocht. De wethouder nu is tot een andere con
clusie gekomen dan spreker en zijne partijgenooten.
Spreker Avil niet verklaren dat de wethouder thans
iets anders Arertelt dan op 9 Juni. Toen heeft hij \rer-
klaard dat niemand van het personeel van school 3
in staat was teekenonderwijs te geven. Spreker
heeft toen gezegd dat zulks niet mogelijk was, want
dat ieder onderwijzer (es) moet kunnen teekenen.
Spreker zegt dat de wethouder zich aan school 3
vervoegd heeft en mededeelde: dat Burgemeester
en Wethouders het teekenonderwijs weder aan een
teekenonderwijzer zouden opdragen. Daarop is ge
antwoord: „dat lijkt ons best toe". Dat zou ook aan
andere scholen het geval zijn. Daar gaat het echter
niet om. Het gaat alleen om de zaak of niemand
aan school 3 zou kunnen teekenen. De onderwijzers
(essen) worden geëxamineerd in de vakken ak en
zij moeten derhalve kunnen teekenen. Bij elk exa
men voor onderwijzer en voor de hoofdacte worden
eenige uren besteed voor teekenen. Aan school 3 nu
zijn 6 leerkrachten met de hoofdacte, die dus twee
maal in teekenen zijn geëxamineerd. Die zouden nu
geen teekenonderwijs kunnen geven. Bovendien vol
gen twee dames een cursus in illustratief teekenen.
De wethouder zegt dat de dames geen eerherstel
wenschen. Dat is speker goed. Als er echter over
hem in het openbaar zoo gesproken was zou hij dat
wel verlangen, want dan zou hij wel ontstemd zijn.
De dames waren dat, naar spreker gehoord heeft,
op 9 Juni ook.
Het komt spreker voor dat hier een misverstand
in het spel is. De wethouder van onderwijs is te ver
gegaan en is te voorbarig geweest. Hij heeft, vóór
dat de Raad gehoord was, gezegd: het teekenonder
wijs zal worden opgedragen aan een teekenonder
wijzer. Dat gaat zoo niet goed. School 3 is al bevoor
recht en wordt dat door dien aparten teekenmeester
nog meer.
Spreker blijft erbij dat het teekenonderwijs door
dein) eigen onderwijzer (es) moet worden gegeven.
Die kan dat beter doen omdat hij (zij) met de
leerlingen bekend is. Overal is men het, vooral in
meer wetenschappelijke kringen, daarover eens. Te
Stiens is spreker op de arrondissementsvergadering
gezegd dat het een blijk van onmacht was als een
onderwijzer zich aan de teekenlessen onttrok. Dit
is kleineerend voor dien onderwijzer en nadeelig
voor de leerlingen. Het gaat dan ook niet aan een
vreemden leeraar het teekenen op te dragen. Dat is
eene bevoorrechting van de school, welke niet te
pas komt. Wil de Raad nu niet met sprekers au tor-
stel meegaan, het is hem goed. Spreker en zijne
partijgenooten kunnen aan liet denkbeeld van Bur
gemeester en Wethouders hunne goedkeuring niet
hechten en zij hebben daarom gemeend het hunne
ter tafel te moeten brengen.
De heer Sehoondermark (wethouder) is niet erg
bevredigd door het antwoord van den heer Zand
stra. Wat de heer Zandstra heeft gezegd berust al
leen op: „men zegt", en „ik heb gehoord".
Men zal het spreker dan ook zeker niet euvel dui
den als hij daarop niet verder ingaat. De heer
Zandstra veroorlooft zich te zeggen dat spreker
voorbarig is geweest en dat hij ook niet begrijpt
Avaarom spreker een onderzoek heeft ingesteld. De
heer Zandstra heeft spreker klaarblijkelijk niet
goed begrepen. Spreker zal het nog eens herhalen.
Toen de heer Asman gestorven was heeft spreker
een onderhoud gehad met het hoofd van school 3 in
hetzelfde verband als indertijd toen de gymnastiek-
leerares vertrok. Daarna heeft het hoofd het resul
taat van een onderhoud met het onderwijzend per
soneel aan Burgemeester en Wethouders meege
deeld. Om nu geen hiaat in 't onderzoek te krijgen,
(Burgemeester en Wethouders waren toch bij dit
onderhoud niet tegenwoordig geweest) heeft spre
ker persoonlijk bij het personeel een onderzoek in
gesteld. Van voorbarig zijn is dus geen sprake.
De heer Zandstra zegt dat alle onderwijzers (es
sen) bevoegdheid hebben om teekenonderwijs te ge
ven. Burgemeester en Wethouders hebben het
woord bevoegdheid expres niet gebruikt. Toch kan
spreker mededeelen dat er onderwijzeressen aan
school 3 zijn, die geen bevoegdheid hebben, n.l. zij.
die examen hebben gedaan in den tijd toen teeke
nen nog geen examenvak was.
Al hadden echter alle dames de bevoegdheid,
spreker constateert dat zij hebben gezegd zich niet
in staat te achten om teekenonderwijs te
geven.
Daarin zit niets beleedigends en niets dat ont
stemming kan wekken. Het kan toch gebeuren dat
een candidaat op het examen voor teekenen een 4
haalt, dus onvoldoende. Hij zakt daarom echter niet.
Nu zal de heer Zandstra niet willen beweren dat
zoo iemand in staat is teekenles te geven. Daarbij
komt dat sinds jaren aan school 3 altijd een aparte
teekenleeraar is geweest. De onderwijzeressen heb
ben nooit les gegeven in dat A-ak en missen daar
door geoefendheid. Er zijn dus onderwijzeressen
zonder bevoegdheid, en anderen die in jaren niets
aan teekenen hebben gedaan. Zouden, A'raagt spre
ker, Burgemeester en Wethouders niet verkeerd
hebben gedaan met te zeggen: de dames moeten
maar teekenles geven. Dat zou niet zijn in het be
lang van het onderwijs. Spreker heeft den vorigen
keer gezegd: laat het voorloopig blijven zooals het
is, het is een proef. Daarom is de leeraar t ij d e 1 ij k
benoemd. Wanneer Burgemeester en Wethouders
den toestand willen bestendigen moeten zij toch
met een voorstel bij den Raad komen. Het resultaat
van de aanneming van het voorstel van den heer
Zandstra is dat het teekenonderwijs aan school 3
in de war wordt gestuurd. Wil de heer Zand
stra dat, dan moet hij zijn voorstel handhaven, wil
hij dat niet, dan moet hij het intrekken.
Het gaat hier over de kwestie of er niemand van
het personeel teekenles kan geven. Spreker heeft
daarover niet alleen zijne bevreemding te kennen
gegeven, hij ontkent het beslist. Hij zal den Raad
dan ook niet langer bezighouden en handhaaft zijn
voorstel.
De heer Lautenbaeh heeft gehoord dat aanne
ming van het voorstel-Zandstra c.s. tengevolge zal
hebben dat het teekenondenvijs aan school 3 in de
war gestuurd Avordt. Hij meende dat school 3 be
voorrecht was maar komt, doordat hij vernomen
heeft dat de teekenleeraar tijdelijk is benoemd, tot
eene andere conclusie.
De heer G. W. Koopmans had gedacht dat de
Voorzitter o\-ereenkomstig het reglement van orde
den Raad zou vragen of hij het voorstel in over-
Aveging wil nemen. Spreker heeft over de zaak zelf
niet veel gehoord. De strijd toch is alleen gevoerd
over de toelichting. De zaak zelf dient te worden
onderzocht. Wanneer gevraagd wordt of de Raad
het Amorstel in ovei'Aveging wil nemen, zal spreker
daarvoor stemmen. Dit wil echter niet zeggen dat
hij partij kiest tegen den wethouder, maar alleen
dat hij de zaak nacler wil bekijken.
De Voorzitter wijst erop dat de wethouder z.i. te
recht in hoofdzaak de Memorie van Toelichting
heeft besproken. Betrekkelijk kort geleden toch
heeft de Raad besloten een tijdelijk leeraar in liet
teekenen aan te stellen tot er bij voorziening in
nieuwe vacatures voldoende onderwijzeressen Avor-
den aangesteld, die in staat zijn teekenonderwijs te
geven of Burgemeester en Wethouders met een
voorstel komen den leeraar in liet teekenen blijvend
aan te stellen. Nu baseert de heer Zandstra zijn
voorstel op het feit dat de wethouder den Raad in
dertijd verkeerd heeft ingelicht. De heer Sehoon
dermark maakt den heer Zandstra duidelijk dat
deze verAvart: „bevoegdheid" en „geschiktheid".
De onderwijzeressen verklaren zich zelf ongeschikt,
en ook dat zij niet ontstemd zijn. De heer Zandstra
zegt dat zij wel geschikt en Avel ontstemd zijn en
op dien grond wordt voorgesteld op het kortgele
den genomen besluit terug te komen. De wethouder
heeft nu terecht niet gesproken over de zaak zelf
doch alleen bestreden dat er termen bestaan op het
pasgenomen besluit terug te komen.
De heer G. W. Koopmans vraagt voor hoe lang
de tijdelijke leeraar is aangesteld.
De heer Sehoondermark (wethouder)doet opmer
ken dat hij bij de behandeling der verordening ge
zegd heeft dat het op den duur beter zal Avorden.
Er is nu geen personeel dat in staat is om teeken
onderwijs te geven. Burgemeester en Wethouders
hebben daarom een tijdelijken leeraar aangesteld
totdat er personeel komt, dat er wel toe in staat is.
Als er nu wordt ingegrepen krijgt het teekenonder
wijs een groote knoei.
Burgemeester en Wethouders hebben ook het
gymnastiekonderwijs aan school 3 aan het perso
neel opgedragen en koesteren plannen in de toe
komst het handwerkonderwijs te A*erandoren. Dat
het teekenonderwijs de aandacht van de schoolcom
missie en \Tan Burgemeester en Wethouders heeft,
blijkt uit hetgeen staat op pag. 183 van het ge
meenteverslag .1912, n.l.:
Het teekenonderwijs is eA'eneens aan eene gron
dige herziening onderAvorpen. Er is besloten door
gebruik te maken van een nieuwe methode, die van
Meyer en Makkes v. d. Deyl (de laatste is de tij
delijke leeraar aan school 3), en door een vermeer
dering van uren op enkele scholen, de zoo ge-
Aveuschte verbetering te krijgen. Lit den aard dei-
zaak laat zich thans nog niet bepalen in hoeverre
deze poging geslaagd mag heeten. Wel is reeds ge
bleken, dat deze methode hooge eischen stelt aan
de geoefendheid van het ondei'Avijzend personeel.
In dit verband is het ons aangenaam mede te dee-
len, dat verscheidene onderwijzers en onderwijze
ressen den cursus in het illustratief teekenen on
der leiding van den heer Makkes v. d. Deyl volgen.
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel-
Zandstra hierna verAvorpen met 22 tegen 2 stem
men.
Vóór stemmen de heeren: Zandstra en Tiemer-
sma.
Tegen de heeren: van Sloterdijck, Lautenbaeh,
G. W. Koopmans, Jellema, Cohen, Rengers, Berg
huis, Menalda, Oosterhoff, Haverschmidt, Fransen,
Peletier, auhi Messel, Vonck, P. A. de Haan, J.
Koopmans, Tijsma, Tul}), Beekhuis, Sehoonder
mark, Komter en H. P. de Haan.
Zal bij de begrooting worden behandeld.
8. dat Burgemeester en Wethouders uit het hun
bij raadsbesluit van 11 Augustus 1914 toegestaan
crediet ad 70.000.verschillende uitgaven heb
ben bestreden. Allereerst is door hen reeds aan het
200 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 October 1914.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
De heer Zandstra trekt zijn voorstel niet in.
Spreker wil geen theorie houden over het teeken-
onderAvijs, maar hij weet dat het teekenonderwijs
aan de lagere school \Tan dien aard is dat ieder on
derwijzer het Avel kan doen. Nu mogen de oudste
onderwijzeressen aan school 3 niet bevoegd zijn, de
anderen zijn dat Avel. Zij die den cursus in illustra
tief teekenen hebben gevolgd zijn zeker Avel be-
kAvaam. BoA7endien, iedereen kan wel lijntjes teeke
nen leeren.
Leeuwarden van Dinsdag 27 October 1914. 201
7. adres van de afdeeling Leeuwarden van den
bond van Nederlandsche onderwijzers, houdende
verzoek het denkbeeld in overweging te Avillen ne
men, in hoeverre ten opzichte van het verstrekken
van een ontbijt vóór den morgenschooltijd aan be
hoeftige schoolkinderen het particulier initiatief
van gemeentewege krachtig zou kunnen worden
aangevuld en gesteund.