44 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1915.
in Februari 1914 en '15 rekenden en er is geen enkele
reden om aan te nemen, dat de leveranciers de cij
fers verkeerd hebben gegeven. Het zijn feitelijke
gegevens en als men een vergelijking wil maken zal
de heer Tulp ook dergelijke cijfers moeten verstrek
ken.
De heer Tulp beweert dat het onderzoek een te
gering aantal artikelen betreft. .Burgemeester en
Wethouders hebben die artikelen genomen, waarop
de Sociaal Democratische Studieclub in hare bro
chure hare berekeningen baseert betreffende de
kosten van voeding van een arbeidersgezin. Het
zijn er ook niet „een paar", maar ruim 3U artikelen.
Zij moesten de artikelen hebben, die gewicht in de
schaal leggen en hebben gemeend daarmee te kun
nen volstaan.
Wat de kousen betreft, spreker neemt aan dat de
kousen duur zijn, maar er is in de adressen en in
het prae-advies van Burgemeester en Wethouders
alleen sprake van levensmiddelen en spreker heeft
er nooit van gehoord dat kousen levensmiddelen
zijn. Spreker is wel overtuigd dat de algemeene uit
gaven van een arbeider met meer dan 10 zijn ge
stegen, maar de berekening van de 10 betreft al
leen levensmiddelen. Hij gelooft dat brandstof en
huur gelijk zijn gebleven. Wat spreker betreft, hij
wil in deze zaak heden wel eene beslissing nemen.
Waarom wil men nu een nieuwe enquête! Burge
meester en Wethouders zullen toch, als de toestand
dringend is, wel met een voorstel komen, maar ver
schillende teekenen wijzen erop, dat zulks nu nog
niet noodig is.
Het is dan ook geen prineipieële, maar een oppor-
tuniteitskwestie.
Een uitstel zal niets helpen. Het aanbod van den
Minister is spreker bekend. Men heeft dit eene ge
makkelijke oplossing genoemd, maar men zou dat
niet zeggen als men alles wist wat eraan vast zit.
Vooral de distributie der levensmiddelen is zeer
moeilijk en spreker ziet er nog niet veel licht in.
Hij vraagt of de heer Beekhuis van zijn denkbeeld
om de behandeling uit te stellen een voorstel maakt.
De heer Beekhuis wil gaarne zijn denkbeeld in
eene motie belichamen. De Voorzitter heeft gezegd
dat het wel mogelijk is eene beslissing te nemen.
Waar echter het voorstel van Burgemeester en Wet
houders op cijfers is gebaseerd en er ook uit den
boezem van den Raad cijfers zijn genoemd ook van
artikelen, die wel niet direct levensmiddelen maar
toch zaken van dagelijksch gebruik zijn, blijft spre
ker erbij dat uitstel gewenscht is. Het zal er aanlei-
dig toe geven dat Burgemeester en Wethouders de
cijfers aan elkaar kunnen toetsen. Spreker dient nu
de volgende motie in:
de Raad, overwegende, dat, waar het voorstel van
Burgemeester en Wethouders is geargumenteerd
door cijfers,
overwegende dat door enkele raadsleden cij
fers zijn genoemd die invloed zouden kunnen
hebben op de beslissing van den Raad;
overwegende, dat het gewenscht is dat Burge
meester en Wethouders en de raad die cijfers nader
onder de oogen zien;
besluit de behandeling van het voorstel uit te stel
len tot een volgende vex-gadering.
De heer Tulp heeft niet gezegd dat de inlichtin
gen, die Burgemeester en Wethouders hebben ont
vangen, niet goed zijn. Integendeel zijn zij zeer juist.
Spreker heeft medegedeeld dat koffie en thee ge
lijk zijn gebleven, maar dat verschillende andere
noodzakelijke levensmiddelen als vatvet, rijst, groe
ne erwten, bruine boonen, kindermeel, boekweite
gort enz. zeer in prijs zijn gestegen. Spreker is ech
ter bereid Burgemeester en Wethouders van ad
vies te dienen.
De Voorzitter, die de motie van den heer Beek
huis als eene motie van orde beschouwt, zegt dat
het moeilijk zal zijn uit te maken, welk aandeel de
door den heer Tulp genoemde artikelen in een ar
beidersbudget hebben.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 21 tegen 3 stemmen wordt de motie-Beekhuis
aangenomen.
Vóór stemmen de heeren: Lautenbach, Zandstra,
H. P. de Haan, Haverschmidt, Cohen, Tulp, Oos
terhof f, van Sloterdijck, Peletier, Tijsma, van Wel
deren baron Rengers, Vonck, Hiemstra, Beekhuis,
Menalda, Koopmans, Schoondermark, Binnerts,
Attema, de Vos en Tiemersma.
Tegen de heeren: P. A. de Haan, Fransen en
Komter.
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter deelt mede dat door de heeren van
Weideren baron Rengers, P. A. de Haan en H. J.
Peletier het volgende voorstel is ingediend:
de Raad, overwegende,
dat de oorlogstoestand van invloed zal zijn op het
nemen van een besluit inzake de oprichting van een
zwem- en (of) badinrichting, zooals ook reeds het
prae-advies van Burgemeester en Wethouders dit
kenmerk draagt;
en dat het daarom en met het oog op een afdoen
de oplossing van deze kwestie niet wensehelijk is
thans een besluit te nemen;
noodigt Burgemeester en Wethouders uit zoo
spoedig weder normale tijdsomstandigheden intre
den, den Raad een voorstel te doen omtrent de op
richting, zoo spoedig mogelijk, van een zwem- en
badinrichting.
De heer Tiemersma zegt dat, als hij het voorstel der
sociaal-democratische raadsleden in de vorige vei'
gadering gedaan, om ook een badinrichting te ma
ken, toen had moeten verdedigen, hij dit zou hebben
gedaan met de vraag:
wettigt de financiëele toestand der gemeente de
oprichting en exploitatie van eene zwem- en bad
inrichting als door de commissie voorgesteld! Zoo
ja, dan bestaat daartegen geen bezwaar.
In de Memorie van Toelichting nu vindt spreker
te dezen opzichte geen afdoend antwToord. Er sche
mert wel iets in door, maar duidelijk is het niet. In
de nota van deze week evenwel zeggen Burgemees
ter en Wethouders duidelijk, dat het onverantwoor
delijk is een dergelijke uitgaaf te doen. Waar Bur
gemeester en Wethouders, die beter met de finan
eien op de hoogte zijn dan spreker, nu de verant
woording daarvoor niet op zich willen nemen, daar
heeft spreker niet den moed om het voorstel in de
vorige vergadering gedaan te bljjven handhaven en
hij trekt het dan ook in.
Nu wordt het voorstel gedaan om de behandeling
aan te houden tot September. Spreker weet niet of
men er met aanhouden altijd wel komt en hij is er
dan ook wel voor om deze zaak heden af te doen.
De Raad kan de behandeling wel uitstellen tot
September en daardoor de gelegenheid krijgen het
plan der commissie nader te bestudeeren, tengevol
ge waarom er dan later eene wijziging wordt voor
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1915. 45
gesteld, maar als de zaak nu wordt besproken kan
een dergelijke wijziging ook nu wel naar voren wor
den gebracht. Burgemeester en Wethouders geven
kortelijk de gronden aan, waarom door hen op een
zwembassin wordt aangedrongen. Zij zeggen: een
deel der ingezetenen heeft zelf een bad en zal niet
van de gemeentelijke gelegenheid gebruik maken.
Een zwemgelegenheid heeft men niet thuis en die
zal dus wel worden gebruikt. Spreker zou de zaak
willen omkeeren. In Leeuwarden zijn 8000 fami
lies, 10% van deze zal misschien een badgelegen
heid hebben en 90% niet. Het grootste deel is dus
niet in de gelegenheid zich fatsoenlijk te reinigen
en daarom zou spreker dan ook willen zeggen:
maak een badinrichting. Reiniging het geheele jaar
door verdient toch alle aanbeveling. Spreker wil
allerminst de zwemsport tegenwerken. Het is vol
komen juist dat hier weinig gelegenheid is om het
zwemmen te beoefenen. Men kan wel naar de Groo-
le Wielen gaan, en de menschen die daar eenmaal
gewoon zijn, zullen er wel blijven, maar als er in
een jongen drang zit om te leeren zwemmen, leert
hij het wel.
Spreker gelooft dat er verband moet worden ge
zocht tusschen hetgeen wordt voorgesteld en de
kosten. Hij weet niet of dit juist is, maar Burge
meester en Wethouders zeggen dat de keuze niet
moeilijk is en knoopen daar dix-ect de kwestie van
de kosten aan vast. Spx-eker is van meening dat niet
zoozeer gevraagd moet worden wat is het goed
koopste, maar wat is het meest in 't belang van de
algemeene gezondheid.
Er is nog een andere zaak. De waterkwestie is
van diexx aax'd dat het moeilijk zal worden zjjn stem
te bepalen. In de Toelichting staat toch dat Burge
meester en Wethouders kunnen meegaaxx wat het
water betreft en in de nota staat te lezen:
„Ook met het oog op de watervoorziening valt
„er veel voor te zeggen, met de zweminrichting te
„beginnen. De badinriclxting stelt aan helderlxeid
„en samenstelling hoogere eischen. Na een paar
„jaar ondervinding met de drie pompen, die de
„zwemini'ichting vraagt, zal over de bruikbaarheid
„van het water voor een badinrichting beter zijn te
„oordeelen".
Dit maakt spreker wel wat huiverig. Spreker ge
looft wat Burgemeester en Wethouders in hun nota
hebben gezegdeen vroeger rapport inzake het on
derzoek van het Nortonwater ging lijnrecht tegen
deze rapporten in.
Wanneer men nu niet kan krijgen een zwem-bad-
inrichting als de commissie wil en de Raad niet
een zweminrichting wil, kan men de behandeling
best aanhouden, daar spreker het eens is met Bur
gemeester en Wethouders dat eene badinrichting
in het centrum der stad alle aanbeveling verdient
Burgemeester en Wethouders zeggen evenwel dat
hiervoor weinig animo bestaat en beroepen zich op
de inrichting in de Waag, gemiddeld 23 per dag
Dat is weinig dat geeft spreker toe, maar die zaak
is niet serieus aangevat. De inrichting heeft zich
aangediend bij het Leeuwarder publiek als 'n bad
gelegenheid voor Belgische vluchtelingen, spreker
bedoelt hiermede in 't minst niet 'n achteruitzetting
van deze menschen, maar het is geene aanbeveling
voor eene badgelegenheid in 't algemeen. Hiermede
is niet gezegd dat zij anders zoude geslaagd zijn, in
tegendeel meest alle badinrichtingen worden met
het verstrekken van sixbsidie op de been gehouden.
Men dient zoo'n zaak goed aan te pakken; er dient
eenige leiding aan gegeven te worden wil men kans
van slagen hebben. De behoefte aan voldoende rei
niging wordt nog niet in die mate gevoeld als wel
noodig is. Aan de medici is nu de taak, om dat ge
voel bij de menschen wakker te maken. Een badin
richting in het centrum der stad zal dit in de hand
werken.
De verdere bespreking inzake deze kwestie zal
spreker aanleiding geven zich meer beslist uit te
iateix hoe hij zal stemmen.
De Voorzitter vraagt of het niet beter is nu er
een motie tot uitstel van behandeling is ingediend,
eerst daarover te beraadslagen.
De heer Peletier wenscht een enkel woox-d te zeg
gen tot toelichting van de motie. Zij komt in de
eerste plaats tegemoet aan de meening van enkele
leden, die van oordeel zijn dat de inrichting, zal zij
goed zijn, uit eene zwem- en badinrichting moet be
staan, wat ten gevolge zal hebben een beduidende
uitgaaf welke evenwel met het oog op de tijdsom
standigheden thans niet gewettigd is. Spx-eker staat
op het staxxdpunt, dat hij een zwem- en badinrich
ting een zoodanig punt van overheidszorg vindt,
dat hij als het een goed voorstel was, thans reeds de
vrijheid zou vinden er voor te stemmen. Waar nu
vele direct belanghebbenden van oordeel zijn dat de
gekozen plaats voor zweminrichting, nu ja, er door
kan, maar voor een badinrichting totaal ongeschikt
is, terwjjl ook de meeningen ten aanzien van de in
richting zelve, de watervoorziening enz. nog te zeer
uiteenloopen, bedoelt de motie den Raad in de ge
legenheid te stellen naar eene plaats uit te zien,
welke beter in overeenstemming is met den algemee-
nen wensch. Bovendien is er dan ook gelegenheid om
te overwegen of eene overdekte zwem- en badin
richting niet wensehelijk is. Wel zijn de oprichtings
kosten van eene overdekte zweminrichting hooger,
maar het personeel, dat het geheele jaar in dienst
kan zijn, zal naar verhouding goedkooper komen,
terwijl bovendien de inrichting het geheele jaar
door in exploitatie is, hetgeen in het voordeel der
exploitatie-rekening zal zijn. Spreker meent dan
ook dat er alles voor is om de motie aan te nemen.
De heer Hiemstra vindt het voorstel eigenaardig
en het zal straks blijken dat er weer monnikenwerk
is verricht. Er wordt voorgesteld de beslissing ixit
te stellen in verband met een nieuw voorstel om
een overdekte zwem- en badinrichting te stichten.
Er zijn nu menschen, die een zwem- en badinrich
ting wenschen, anderen die alleen een badinrichting
willen, maar een zweminrichting mixxder noodig vin
den. Die willen echter de badinrichting niet op de
voorgestelde plaats. Wat bereiken wij nu met aan-
houding van het voox'stel! Bux-gemeester en Wet
houders zullen ook na een half jaar wel geen ge
schikter plaats kunnen aanwijzen. Dan blijft de
heele zaak weer hangen en men schiet xxiets op exi
na zes manden moet de geheele geschiedenis weer
worden doorgemaakt. Spreker acht het dan ook
beter dat de Raad zich uitspreekt over de richting
die hij in wil, of het een zwem- en badinrichting
moet worden, of een badinrichting enz. Ook kan de
Raad zich xxitspreken over de plaats. Burgemeester
en Wethouders weten dan wat de Raad wil en kun-
neix dan zoo noodig nieuwe plannen xxitdenken, die
misschien beter in den smaak van den Raad vallen.
Als de Raad dat niet doet komt hij weer voor het
zelfde feit te staan en raakt de geheele zaak ïxxis-
sclxien van de baan.
De heer Haverschmidt zag bij de stukken geen
advies van de gezondheidscommissie. Toch schrijft
artikel (i vaix de Gezondheidswet duidelijk voor dat
alle besluiten in het belang der volksgezondheid,
waartoe zeker in de eerste plaats behoort de op
richting van een zwem- en badinrichting, niet wor-
13. Voorstel ran Burgemeester en Wethouders met
een nader toelichtend schrijven hunnerzijds betreffende
de stichting van een zweminrichting op een terrein aan
het Cambuursterpad (bijlagen nos. 7 en 10).