i'M
Ii
9!
I!
m
■is
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 191o.
eeuwigen dagen voortduren, alléén beperkt door
het gebruikmaken van hetnaastingsrecht; ook voor
de tarieven moeten voorwaarden worden ge
steld. Die tarieven zouden toch te hoog of te laag
kunnen blijken te zijn en dan is het wenschelijk, dat
de Raad daarin wijziging kan aanbrengen. Het ver
dient daarom overweging, dat Burgemeester en
Wethouders nadere inlichtingen geven.
De heer Komter (wethouder) zegt dat de heer
Binnerts minder juiste cijfers heeft genoemd. In
bijlage 10 zijn de juiste bedragen opgenomen en
daarin staat dat de zweminrichting aan kapitaal in
eens 36500.vordert met een jaarlijksch subsi
die van ten hoogste 1700.Onder de uitgaven is
het bedrag voor eene 40-jarige annuïteit begrepen.
De last, dien de gemeente op zich neemt voor eene
zweminrichting, bedraagt dus ten hoogste 1700.
per jaar, gedurende 40 jaren, doch voor eene
badinrichting is het 2x/2 maal zooveel.
Het is dus lang niet hetzelfde of met eene zwem-
dan wel met eene badinrichting wordt begonnen.
De heeren, die terecht gewezen hebben op de tijds
omstandigheden mogen dat wel bedenken.
De heer Beekhuis is van oordeel dat na de bespre
king in de vorige vergadering, en na hetgeen wij
uit de ingezonden stukken in de courant hebben
gelezen, er niet veel nieuws meer kan worden ge
zegd. Spreker wil nog op enkele punten wijzen.
Spreker gelooft dat de geheele Raad op den duur
een zwem- en eene badinrichting wil. Hij gelooft
ook wel dat de Raad de badinrichting niet wil op
de plaats, waar de commissie die heeft voorgesteld.
Als dit nu vaststaat, zou het toch wel heel jammer
zijn als, doordat de een dit, de ander dat denkbeeld
voorstaat, er ten slotte in het geheel niets tot
stand zou komen. Spreker vreest dat het dien kant
opgaat. Hij wil erop wijzen, dat Burgemeester
en Wethouders, naar het hem voorkomt, de goede
richting hebben aangewezen. Den vorigen keer is
reeds hulde gebracht aan de commissie, spreker
wil haar thans nog een woord van hulde toevoegen
voor de royale wijze, waarop zjj ter wille van het
gemeen overleg haar eigen plan los laat en zich aan
de zjjde van Burgemeester en Wethouders schaart.
Dat is een groote daad en niet ieder kan zoo iets
doen. Zij is toch na jaren werkens met een plan ge
komen en nu gaat zij, om toch iets te kunnen berei
ken, met Burgemeester en Wethouders mee.
Hetgeen door den heer Tiemersma, bij wijze van
insinuatie aan het adres der commissie is gezegd,
dat er n.l. door hare bemoeiingen een aantal adres
sen zijn ingekomen, ook daarvoor mag haar een
woord van waardeering niet wmrden onthouden.
Door die adressen toch heeft de Raad een beter in
zicht in de zaak gekregen. Wanneer nu de Raad
ook tevens een badinrichting wil, laat hij dan Bur
gemeester en Wethouders bij motie verzoeken daar
toe plannen bij hem in te dienen of om de commis
sie te verzoeken zich daarmee opnieuw onledig te
houden, maar laat hem nu de voorstellen van Bur
gemeester en Wethouders tot het stichten van eene
zweminrichting aannemen. Dat is ook urgent, maar
de Raad moet nu niet aan het twisten gaan over de
vraag wat nu wel het meest urgent is, baden of
zwemmen.
Er is nu een goed plan, laten wij dat aannemen
en het niet verwerpen, omdat men eerst eene bad
inrichting wil.
De heer Hieinstra heeft eene motie betreffende
de exploitatie van een badinrichting ingediend. Hij
zal daarover niet veel zeggen, want daar zal straks,
als er iets van de zaak komt wel gelegenheid voor
zijn. Een enkel woord over de zaak zelf moet hem
van het hart. De zaak is zeer belangrijk en het uit
stel van behandeling is goed geweest, omdat daar
door ook anderen èn in geschrift èn in adressen in
de gelegenheid zijn hunne meening kenbaar te ma
ken.
Spreker gelooft wel dat de commissie, aan wie de
heer Beekhuis hulde brengt voor haar werk, een
hulde die spreker onderschrijft, zeer veel moeite
heeft gedaan om de raadsleden tot haar standpunt
te bekeeren. De strijd gaat over eene bad- of eene
zweminrichting. De commissie beklaagt zich erover,
dat er eene groote verwarring is ontstaan en dat de
zaak daardoor, tengevolge van tegengestelde mee
ningen, zal worden opgeofferd. Spreker doet op
merken dat het Dagelijksch Bestuur een groot deel
van de schuld daarvan draagt. Als dat eenvoudig
het geheele plan der commissie had overgenomen
was het veel gemakkelijker geweest. De splitsing,
door Burgemeester en Wethouders gemaakt, is dan
ook de oorzaak der verwarring. Zeker is er reden
voor om rekening te houden met de tijdsomstan
digheden. De sociaal-democraten doen dat ook en
spreker kan zich wel begrjjpen dat men het geheele
plan nu niet kan uitvoeren. Men had echter over
hét plan kunnen beslissen en zoo noodig de uitvoe
ring ervan kunnen uitstellen. Wat de kwestie van
het voorgaan van een bad- of zweminrichting be
treft, spreker meent dat de heer Tiemersma de
kwestie juist heeft gesteld. Het gaat hier tusschen
hygiene en sport. De adressen van den Turnbond,
van de sportclub, den Bond van Lichamelijke op
voeding wenschen een zwem-, de hygiënische een
badinrichting. Tot sprekers groote verwondering
heeft hij bij de sportlui ook de Gezondheidscommis
sie gevonden. Deze commissie, die in de eerste plaats
ten taak heeft de hygiëne te bevorderen, schaart
zich aan de zijde van Burgemeester en Wethou
ders en dringt op eene zweminrichting aan. Spre
ker schrijft dat toe aan het groot redenaarstalent
van sommige leden dier commissie. Van de zjjde
der doktoren had spreker zulks echter niet ver
wacht.
Spreker vindt het verstandig wat Burgemeester
en Wethouders in bijlage no. 10 zeggen n.l.:
„In den eersten tjjd, en vermoedelijk nog lang, zal
een badhuis, in tegenstelling met een zweminrich
ting, blijven een inrichting voor de gezeten burge
rij, voorzooverre deze niet badkamers in eigen wo
ning heeft, of als militair beschikken kan over de
uitstekende badinrichting in de kazerne. Het schep
pen van badgelegenheid nu voor de min of meer
gegoede ingezetenen is geen zaak, die, onder de te
genwoordige omstandigheden een jaarlijksche uit
gaaf uit de gemeentekas van verscheidene duizen
den wettigt."
Spreker zou dit kunnen onderschrijven als voor
zweminrichting gelezen werd badinrichting.
Hij kan zich niet voorstellen dat Burgemees
ter en Wethouders kunnen volhouden dat eene
zweminrichting meer is voor de minder gegoeden
dan eene badinrichting.
De heer Fransen: „eene vergissing".
De heer Hieinstra: „wel mogelijk." Spreker is van
oordeel dat het juist andersom is.
Den heer Beekhuis lacht eene zweminrichting
toe. Een lid der commissie is bij spreker geweest en
heeft hem medegedeeld ook eene badinrichting het
eerstnoodige te achten, maar uit politieke overwe
gingen on eene zweminrichting aan te sturen, omdat
wij anders misschien geen van beide krijgen.
Spreker acht het zeker dat als er eene zwemin
richting komt, eene badinrichting niet volgt.
Verslag van de handelingen van den g<
Het Dagelijksch Bestuur zegt dat de gemeente het
desnoods zonder badinrichting wel kan stellen. Het
baden is^ het Dagelijksch Bestuur niet zoo sympa
thiek. V anneer echter het plan van Burgemeester
en ethouders wordt aangenomen komt er eene
zweminrichting. Als dan een vreemdeling hier naar
een badhuis vraagt zal hij ten antwoord krjjgen:
een badhuis is er niet.
De heer Tjjsma: „de oude Waag".
De heer Hieinstra vervolgt en zegt dat men de
schouders zal moeten ophalen en zeggen: „wij heb
ben wel twee zweminrichtingen maar geen badin
richtingen." De inrichting in de oude Waag is maar
eene noodinrichting. Dat is toch een abnormale toe
stand en staat gelijk met een hotelhouder die een
gast twee lampetkannen met water brengt, maar
geen handdoek en zeep.
Het lijkt spreker dan ook onverstandig het voor
stel van Burgemeester en Wethouders aan te ne
men, omdat het indrnischt tegen de belangen van
de meerderheid der inwoners.
Spreker heeft van den heer Berghuis vernomen
dat deze niet genegen is de motie gesplitst te doen
behandelen. Dan handhaaft spreker zijne motie.
Hij moet ten slotte er nog op wijzen dat bjj aan
neming van een voorstel tot oprichting en exploi
tatie eener badinrichting de plannen der commissie
voorloopig van de baan zijn. Spreker kan dat niet
helpen en vraagt of de Raad het voorstel der com
missie moet aannemen, alleen om haar niet onaan
genaam te zijn. Dat is een zeer gevaarlijk stand
punt. De Raad moet in deze het gemeentebelang
voorop stellen en dat eischt eene badinrichting.
Re heer P. A. de Haan moet opkomen tegen het
geen door den heer Beekhuis is aangevoerd. Spre
ker wil zijn medeleden afraden daarop in te gaan.
Wanneer vandaag eene zweminrichting wordt ge
accepteerd, dan zal de badinrichting, vooral als de
tijdsomstandigheden onverhoopt nog ernstiger
worden, voor jaren op den achtergrond geraken.
Accepteert men echter eerst de badinrichting dan
volgt in gunstiger tijden de zweminrichting ook
welin 't andere geval is 't beter dat de zweminrich
ting in 't gedrang komt, dan de badinrichting.
I)e heer Haversehmidt heeft in de vorige verga
dering zijne meening uiteengezet en zal die niet her
halen; alleen wil hij er op wijzen dat hij toen heeft
gezegd dat Burgemeester en Wethouders door de
splitsing de zaak niet hebben bevorderd en ver
deeldheid brachten onder de raadsleden.
Sprekers conclusie is geweest dat men het plan
in zjjn vollen omvang moest aannemen en hij acht
dit nog de beste oplossing.
Bij zooveel verschil van meening heeft de com
missie gevreesd dat er niets van terecht zou komen
en daarom beveelt zij nu het voorstel van Burge
meester en Wethouders aan, hetgeen in de gegeven
omstandigheden aanbeveling verdient.
Wordt het voorstel aangenomen dan dient dus
nog te worden gezorgd voor een badinrichting.
Spreker had zich na het verdwijnen van de in
richting in de Stadsgracht gevleid dat een onder
nemend ingezetene in een of ander perceel een bad
inrichting zou hebben geopend. Dit is echter niet
gebeurd en nu komt er op het laatste moment een
plan dat veel te breed is opgezet om te kunnen sla
gen.
Daarentegen noemen Burgemeester en Wethou
ders een terrein, dat van de Nieuwetoren, dat cir
ca 250 centiare groot is. Gesteld dat het volgebouwd
kon worden, dan zou het verdeeld in een mannen-
en vrouwenafdeeling en bovendien in twee klassen
van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1915. 69
te weinig ruimte aanbieden, afgescheiden nog van
het bezwaar, dat men een open plek, die wat licht
en lucht geeft, in de oude stad zou opofferen.
Nu het blijkt dat in die richting wordt gewerkt
zou spreker willen afwachten wat het particulier
initiatief aandurft; de ingezetenen hebben wel den
indruk gekregen dat op subsidie kan worden gere
kend. Komt er onverhoopt niets tot stand, dan kan
men naast het zwembassin, kuip- en sproeibaden
inrichten en dus uitvoering geven aan het oorspron
kelijke plan, dat nu om financiëele redenen slechts
ten deeïe wordt verwezenlijkt.
De heer Tjjsma zegt dat Burgemeester en Wet
houders een en andermaal is verweten dat zij de
schuld zijn, door de splitsing van het commissie
voorstel, van de lange discussiën over de zwem
en badinrichting. Dat is echter niet het geval. Wan
neer toch Burgemeester en Wethouders de splitsing
met hadden aangeroerd, zouden daarvoor wel stem
men uit den Raad zijn opgegaan. Het is echter iets
anders of de keuze van Burgemeester en Wethou
ders eene gelukkige is geweest.
De heer Tulp heeft in de vorige vergadering ge
zegd dat hij het meest voelde voor eene zwem- en
badinrichting, en heeft daarom de motie-Peletier
c.s. na de toelichting ervan ondersteund. Sinds
dien tijd is spreker eenigszins van gedachten veran
derd. In het belang van een groot deel der burge-
'jj dit is wel uit de bladen gebleken is eene
badinrichting het meest gewenscht. Daarom zal
spreker voor de motie-Berghuis c.s. stemmen. Hij
hoopt dat er zoo spoedig mogelijk eene badinrich
ting, daarna, als de tijdsomstandigheden het toe
laten, zoo spoedig mogelijk ook eene zweminrich
ting komt.
De heer Tiemersma heeft den indruk gekregen
niet door den Wethouder van Financiën te zjjn be
grepen. Spreker is misschien niet al te duidelyk ge
weest. Hij bedoelt dit. Als er 36000.wordt uit
gegeven voor eene zweminrichting, dan, vermoedt
hij, heeft men weinig kans om binnen korten ter
mijn eene badinrichting te krijgen spreker ver
wijst naar het aschland, abattoir enz. Dan is het
beter om wat meer uit te geven voor eene badin
richting. Spreker heeft dit gezegd in verband met
het zwembad „Groote Wielen"; wjj besparen dan
36.000.plus de jaarlijksche subsidie.
De heer Cohen hoort van den heer Komter, dat
de jaarlijksche tekorten van een badinrichting
21l„ maal zoo hoog zullen zjjn als van eene zwemin
richting. Spreker zou met cijfers kunnen bewjjzen
dat er voor een zweminrichting een grooter te kort
zal ontstaan dan 1700..Als dat het geval is, be
taalt de gemeente dit of is het voor rekening van
exploitanten?
De heer Komter: „er staat in het voorstel van een
tekort van t e n h o o g s t e 1700.
De heer Cohen: „als liet toch grooter wordt, wie
betaalt het dan?"
De Voorzitter: „de exploitanten zelf".
De heer Komter (wethouder) wjjst erop dat het
bezwaar voor de gemeente niet gelegen is in het
van haar ter leen gevraagde kapitaal waarvan de
annuïteit in de exploitatierekening is opgenomen,
maar in de dekking van het jaarlijksch tekort, voor
de zweminrichting van ten hoogste 1700.voor
de badinrichting van ten hoogste 3950.Spreker
weet wel dat hier, buiten de beschermers van de
zweminrichting aan „de Wielen", bjjna niemand is,
68