70 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1915.
die niet liefst beide inrichtingen tegelijk heeft,
maar dit zou in dezen tijd, met het oog op den finan-
cieelen kant, bedenkelijk zijn. Daarom hebben Bur
gemeester en Wethouders gedacht dat het het best
was om met het kleinste deel aan te vangen. Daar
door influenceert men heelemaal niet op eene even
tueel te stichten badinrichting. Bij de voorgestelde
zweminrichting kan te allen tijde eene badinrich
ting worden gebouwd. Zij, die dan ook beide in
richtingen willen, kunnen nu gerust voor eene
zweminrichting stemmen.
De heer Vonck moet even iets recht zetten. Er is
gezegd dat in de vereeniging van doktoren met al-
gemeene stemmen besloten heeft geen adhaesie te
schenken aan de plannen van Burgemeester en
Wethouders. De zaak is echter deze. De brief van de
commissie was ingekomen en de vraag werd gesteld
of daarmede instemming moest worden betuigd.
Het antwoord luidde dat zulks niet aanging, om
dat 14 dagen geleden eene adhaesiebetuiging was
ingezonden met het plan voor eene zwem- en bad
inrichting. Spreker wenscht nu zijn stem te moti-
veeren die hij straks zal uitbrengen. Wanneer er nu
eene zweminrichting komt, zal het zeker verschei
dene jaren duren, voor er eene badinrichting tot
stand wordt gebracht. Zooals hij evenwel de vorige
maal heeft kenbaar gemaakt is hij voorstander van
bad- èn zweminrichting. Hij kan daarom ook niet
meegaan met de motie-Tiemersma.
Anders is het gesteld met de motie-Berghuis c.s.
Deze motie zal zooals de voorsteller heeft ver
klaard ongesplitst moeten worden behandeld,
zoodat de beide deelen A en B onafscheidelijk aan
elkaar zijn verbonden.
Wij krijgen dan, zoodra de tijden weer normaal
geworden zijn, naast de bad- ook eene zweminrich
ting en daarom zal spreker voor de motie-Berghuis
c.s. stemmen.
De heer Beekhuis vraagt den voorzitter de motie-
Berghuis c.s. nog eens te willen voorlezen.
De Voorzitter voldoet aan dit verzoek.
De heer Berghuis wil even eene kleine toelich
ting geven voor de tegenstanders van gemeente-
exploitatie.
Spreker is zelf voorstander daarvan maar dit is
in de motie niet behandeld. Er wordt daarin gespro
ken van „de oprichting wordt gewaarborgd", ten
einde voor de voorstanders van particuliere exploi
tatie dit particuliere initiatief niet uit te sluiten.
De heer Tiemersma is na voorlezing der motie-
Berghuis c.s. tot de overtuiging gekomen dat deze
motie en die van spreker en zijne partijgenooten
hetzelfde beoogen. Die van de heeren Berghuis c.s.
gaat zelfs nog iets verder. Spreker trekt dan daar
om hunne motie ten gunste van die van de heeren
Berghuis c.s. in.
De Voorzitter deelt mede dat de motie-Hiemstra
c.s. is ingetrokken. Zij maakt derhalve geen onder
werp van beraadslaging meer uit.
De heer Hiemstra zegt dat de wijze, waarop deze
zaak in de vergadering van doktoren is behandeld,
of door den heer Vonck of door den secretaris niet
juist is voorgesteld. Het is toch geen formeele kwes
tie, want er is zelfs gestemd. De heer Cohen heeft
gevraagd of het tekort boven de 1700.ten laste
van de exploitanten komt. Spreker herhaalt die
vraag.
De heer Komter (wethouder) antwoordt bevesti
gend.
De heer Hiemstra verwondert zich daarover
want op pag. 2 van bijlage 7 leest hij:
„men vergete niet dat, vallen de door de commis
sie genoemde cijfers tegen, de financiëele uitkomst
„hierdoor dadelijk in zeer ongunstigen zin beïn-
„vloed wordt en dus het geraamd tekort van
3900.belangrijk stijgt".
De Voorzitter: „dat beteekent niet dat de gemeen
te dat moet bijpassen".
De heer Komter (wethouder) wijst erop dat in
het voorstel duidelijk staat, dat de gemeente t e n
hoogste 1700.subsidie geeft voor het tekort.
De heer Hiemstra is uit de tweede nota niet te
weten gekomen wie het grootere tekort moet be
talen.
De heer Beekhuis vraagt of de voorstanders der
motie-Berghuis het zwemschoolplan op zichzelf af
keuren of niet. Als men toch nu eene badinrichting
wil, kan men evengoed eene zweminrichting aan
nemen, maar de uitvoering van het besluit opschor
ten. Als de motie wordt aangenomen zal er in jaren
van het tot stand komen van een zwemschool geen
sprake zijn, en misschien ook niet van een badin
richting.
De heer Berghuis antwoordt dat de motie is ont
staan in aansluiting aan de ingetrokken motie-Pele-
tier c.s., waarin werd te kennen gegeven dat de
groote uitgaven voor de bedoelde inrichtingen on
der de tegenwoordige tijdsomstandigheden niet
mochten worden gedaan. Nu vraagt de heer Beek
huis of spreker en zijne medevoorstellers tegen het
plan van Burgemeester en Wethouders zijn. Spre
ker moet die vraag ontkennend beantwoorden.
Hij kan zich echter niet voorstellen dat het zal
worden aangenomen als ook niet tevens beslist
wordt omtrent de oprichting van eene badinrich
ting. Wat gemeente-exploitatie betreft, hierover
hebben de voorstellers zich niet uitgesproken. Men
kan echter wel zeggen: het tekort van de zwemin
richting wordt 1700.Als het echter 3000.—
wordt kan men dit meerdere niet door de commissie
laten betalen en zal de gemeente het toch doen. Een
en ander zou spreker er wellicht toe brengen voor
te stellen, om de exploitatie van het hem overigens
zeer sympathieke plan terstond voor rekening der
gemeente over te nemen.
De Voorzitter wil onder de aandacht van den
Baad brengen dat uit liet door den heer Berghuis
gesprokene blijkt dat men niet wenscht terug te
komen op het voor twee jaar genomen besluit om
niet met gemeentelijke exploitatie van een badhuis
te beginnen.
De heer Berghuis zegt dat dit punt in de motie is
voorbijgegaan. Burgemeester en Wethouders wor
den ten opzichte van indiening der plannen volko
men vrij gelaten. De motie Hiemstra c.s. om de zaak
van gemeentewege te exploiteeren kan in dezen
licht geven.
De Voorzitter wijst erop dat de motie-Hiemstra
de kwestie principieel stelt. De Raad is nu echter op
weg om een gek figuur te maken. In 1912 komt er,
na jaren van vergeefsche pogingen, een voorstel om
eene commissie te benoemen en die te verzoeken
plannen uit te werken voor de in bespreking zijnde
inrichting. Toen is het principe van gemeente-ex
ploitatie met slechts 5 stemmen vóór verworpen. Nu
heeft de commissie een plan ingediend en nu zal de
Raad gaan zeggen: de gemeente zal het wel doen.
Dat gaat niet, het zou te gek zijn.
De heer Hiemstra wil doen opmerken dat er wel
meer gekke dingen zijn gebeurd. Waarom toch zou
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1915. 71
de commissie zich, als zij de exploitatie niet op zich
behoeft te nemen, gegriefd gevoelen! Het is haar
toch om de zaak zelve en niet om de exploitatie te
doen geweest. De Raad heeft nu de plannen voor
zich en kan met kennis van zaken oordeelen. Spre
ker is van oordeel dat het zeer verstandig en in het
gemeentebelang is de inrichting zelf te exploiteeren.
Dat ziet men beter in nu men het plan voor zich
heeft. Bovendien is sedert 1912 de samenstelling
van den Raad belangrijk gewijzigd.
De heer Koopmans had over het onderwerp niet
het woord willen voeren, maar meent nu toch even
te moeten herinneren dat hij in 1912 heeft ge-
wenscht, dat de eigendom der inrichting aan de ge
meente zou blijven en de exploitatie dan wel aan
een ander kon worden opgedragen. Mocht nu de
motie-Berghuis c.s. worden aangenomen, dan blijft
ook deze wijze van doen nog mogelijk.
De Voorzitter doet opmerken dat ook deze oplos
sing door Burgemeester en Wethouders is bespro
ken. Het zou misschien meer deferentie getoond
hebben als daarvan in de stukken melding was ge
maakt, maar overwogen is het denkbeeld van den
heer Koopmans wel.
De heer Koopmans zegt dat de mogelijkheid nog
altijd open blijft.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 18 tegen 5 stemmen wordt onderdeel I van
het voorstel van Burgemeester en Wethouders ver
worpen.
Vóór stemmen de heeren: Haverschmidt, Koop
mans, Beekhuis, Menalda en Komter.
Tegen de heeren: Tiemersma, Fransen, Cohen,
Berghuis, Peletier, P. A. de Haan, Lautenbach, de
Vos, Zandstra, van Weideren baron Rengers, Atte-
ma, Tulp, van Sloterdyck, Hiemstra, Vonck, Tijsma,
H. P. de Haan en Binnerts.
Onderdeel II is hierdoor vervallen.
Het adres van den Frieschen Bouwkring wordt
hierna voor kennisgeving aangenomen, (overeen
komstig onderdeel III van het voorstel)
De Voorzitter zal nu de motie-Hiemstra ge
meentelijke exploitatie in stemming brengen.
De heer Tijsma meent dat dit in de lucht hangt
omdat er nog tot niets besloten is. Hij vraagt of het
niet rationeel is eerst over het voorstel-Berghuis c.s.
te laten stemmen.
De Voorzitter is dit niet met den heer Tijsma
eens. De heer Hiemstra stelt toch voor eene zwem
en badinrichting te exploiteeren.
De heer Hiemstra heeft voorgestaan eene even-
t u e e 1 op te richten inrichting te exploiteeren. Hij
acht het ook beter eerst de motie-Berghuis c.s. in
stemming te brengen.
Sprekers motie krijgt alleen beteekenis als over
de motie-Berghuis is beslist.
De Voorzitter zal, nu de heer Hiemstra dit zelf
wenscht, de motie-Berghuis c.s. eerst in stemming
brengen.
Die motie wordt aangenomen met 22 stemmen
tegen 1 stem.
Alleen de heer Komter stemt tegen.
De Voorzitter zal nu de motie-Hiemstra in stem
ming brengen.
De heer Peletier zal tegenstemmen, maar wil
daardoor niet geacht worden in het algemeen een
tegenstander van gemeente-exploitatie te zjjn.
De heer Hiemstra trekt zijn motie in.
De Voorzitter deelt mede dat de heer Hiemstra
diens motie heeft ingetrokken. Zij maakt derhalve
geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Spre
ker doet opmerken dat Burgemeester en Wethou
ders zich nu derhalve kunnen houden aan het be
sluit van 1912.
Niets meer aan de orde zijnde sluit de Voorzitter
de vergadering.
VERBETERING.
Aan het slot van de motie der heeren Peletier c.s.,
voorkomende op pag. 44, 2e kolom, van het raads-
verslag van 23 Maart 1.1. moet in plaats van: „om
trent de oprichting, zoo spoedig mogelijk, van een
zwem- en badinrichting" worden gelezen:
„omtrent op oprichting van zoo mogelijk een
overdekte zwem- en badinrichting"