I i tl 58 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1915. veelal een stapelplaats van allerlei artikelen, die ge voegelijk er achter konden worden geborgen. De kolen liggen nu ook aan den openbaren weg opge stapeld, iets wat Burgemeester en Wethouders van een particulier niet zouden dulden. Spreker vraagt of Burgemeester en Wethouders den persoon, met het toezicht en de dagelijksche leiding belast, erop willen wijzen, dat het terrein vóór de fabriek niet bestemd is voor opslagplaats, doch dat dit ruim en netjes dient te worden gehouden. Aan den achter kant is ruimte genoeg om iets te bergen. De heer Peletier wijst erop dat er eerst in het prae-advies sprake is van 25.000.kosten en la ter van 40.000.Spreker zou daaromtrent, ten einde verwarring te voorkomen, gaarne eenige op heldering hebben, al gelooft hij voor zich, dat 40.000.het juiste cijfer is. De Voorzitter zegt dat de heer Oosterhoff beter op de vraag van den heer Koopmans, waarom de commissie voor de lichtfabrieken niet gehoord is, zou kunnen antwoorden dan spreker. Hij kan ech ter mededeelen dat dit voorstel pas sedert enkele dagen in handen van Burgemeester en Wethou ders is. De oorzaak daarvan is dat de Directeur der Centrale tot op het laatste oogenblik gehoopt heeft dat de onderhandelingen met de provincie verder zouden zijn gevorderd. Dit plan toch hangt ten nauwste samen met de plannen der provincie en de Directeur der Centrale heeft, met medeweten van Burgemeester en Wethouders, deze kwestie met den deskundige der provincie behandeld. De Directeur is echter te optimistisch geweest. Spreker gelooft niet dat het mogelijk is geweest de commissie te hooren, al geeft hij toe dat het beter zou zijn ge weest. De heer Koopmans heeft ook gevraagd of de ter mijn van 5 maanden voldoende is. Spreker meent die vraag bevestigend te kunnen beantwoorden. De termijn toch gaat in als de machines zijn opgesteld. Dat zal op zijn vroegst 15 November worden. Vijf maanden daarna is het in den zomer van 1916 en voor de zomerbelasting is de tegenwoordige capaci teit voldoende. Wat nu de opstelling in de kolenloods betreft, de machine moet voorloopig daar worden geplaatst omdat, als zij op de definitieve plaats moet worden gezet, het machinegebouw zou moeten worden uit gebreid. Het kan niet verder worden opgetrokken omdat dit samenhangt met verdere uitbreiding. Daarvoor worden reeds teekeningen en berekenin gen gemaakt. Als er een groote uitbreiding komt wordt het heel wat anders. Het is dan ook voorzich tig de machine nu in de kolenloods te plaatsen. De heer Fransen heeft daar niets tegen, wel tegen het opslaan van kolen op het terrein vóór de fa briek. De Voorzitter zal daarop de aandacht van den Directeur vestigen. Hij gelooft evenwel niet dat dit plan er de oorzaak van is. De heer Peletier zegt, dat na het intreden der cri sis uit een voorzichtigheidsoogpunt meer kolen zijn opgeslagen dan in de kolenbergplaats kunnen wor den geborgen. Vandaar dat een hoeveelheid kolen vóór de fabriek is opgeslagen. De tegenwoordige toestand eischt nog steeds het houden van groote voorraden, zoodat deze reserve-opslagplaats nog niet kan worden opgeheven. De Voorzitter wijst er den heer Peletier op dat de 25.000.zijn de opstellingskosten en de 15.000.- de huur. Gezamelijk wordt dat 40.000. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig bet voorstel van Burgemeeester en Wet houders. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan de firma Van Creveld en Fabre te Rotterdam ver gunning te verleenen tot het dempen van een gedeelte der sloot vóór hare darmwasscherij aan den Harlinger trekweg, enz. Dit voorstel luidt als volgt: Krachtens het bepaalde bij artikel 2, tweede lid, der Bouwverordening mag niet tot de oprichting van een gebouw worden overgegaan alvorens de tussehen de straat en de voor dat gebouw geldende rooilijn gelegen sloot of slootsgedeelte is gedempt en zoo noodig gerioleerd, of voordat aan Burgemees ter en Wethouders een gezegelde verklaring van den rechthebbende op de sloot is overgelegd, waar in deze den met name te noemen aanvrager het recht geeft de sloot te dempen vóór het gebouw voltooid is, in welk geval vóór die voltooiing de sloot, voor zoover geëischt, moet zijn gedempt en zoo noodig gerioleerd. Ten einde aan dat voorschrift te kunnen voldoen, heeft de firma Van Creveld en Fabre te Rotterdam tot Uwe Vergadering het hierby weder aangeboden verzoek gericht, dat in onze handen om prae-advies is gesteld. Zij wcnscht te bouwen op het terrein, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie D no. 1465, aan den Harlingertrekweg. De sloot, welke zich tussehen het bouwterrein en dien weg bevindt, behoort ten halve aan adressante en voor de andere helft aan de gemeente. Voor de gemeente zijn er geen belangen bij het behoud van het onderwerpelijke slootsgedeelte be trokken. Integendeel zal het mogelyk worden den weg ter plaatse met de helft van het door demping te verkrijgen terrein te verbreeden. Hier zal dus niet, gelijk op andere punten in de gemeente wel is gebeurd, die helft aan de eigenares van de andere helft kunnen worden overgedragen. Er zal echter gezorgd moeten worden, dat er door middel van een buis gemeenschap blijft tussehen de slootsgedeelten ter weerszijden van het te dempen gedeelte. Onder overlegging van het ingewonnen advies van den gemeentelijken Inspecteur voor het Wo ningtoezicht en den Directeur der gemeentewerken, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: aan de firma Van Creveld en Fabre te Rotter dam vergunning te verleenen tot het dempen over een lengte van 20 M. en over de gelieele breedte van de sloot, gelegen tussehen het haar behoorend terrein, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie D no. 1465, en den Harlingertrekweg vóór het door haar aldaar te stichten gebouw, bevattende een woning met kantoorlokalen, onder voorwaar de: 1. dat dit slootsgedeelte op de bij artikel 74bis der Bouwverordening omschreven wijze met goe den grond, welke niet krimpt, worde gedempt tot een hoogte, gelijk aan die van den voorliggenden weg; 2. dat dit slootsgedeelte, vóór tot demping wordt overgegaan, geheel drooggemaakt en van blabber en vuil gereinigd worde, welke naar een door den Directeur der gemeentewerken aan te wij zen plaats moeten worden vervoerd; 3. dat het door demping te verkrijgen terrein afwaterend naar den Harlingertrekweg worde ge legd, het tussehen uitrit en rijweg gelegen gedeelte verhard en het overige, evenals de taluds aan weerszijden met zoden belegd worden; Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1915. 59 4. dat in het door demping te verkrijgen terrein ter hoogte van Friesch zomerpeil een duiker met een inwendige middellijn van 25 c.M. worde gelegd; 5. dat op de grens van het eigendom der ge meente en dat van adressante, volgens nadere aan wijzing van Burgemeester en Wethouders, een ijze ren hek, ter hoogte van 90 c.M., worde geplaatst, waarvan de teekening en samenstelling vooraf door Burgemeester en Wethouders moeten zjjn goedge keurd 6. dat de hiervoren genoemde werken door en op kosten van adressante en ten genoegen van Bur gemeester en Wethouders vóór den 1 September 1915 zijn uitgevoerd en voor zooveel noodig onder houden worden. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeeester en Wet houders. 12. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van L. van der Meij betreffende de bebouwing van het nog open terrein aan de Emmakade noordzijde, gedeelte van een indertijd door hem gekocht bouwterrein, en voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der bepalingen betreffende de uitgifte van bouwterrein, gelegen aan het Nieuwe Kanaal (bijlage no. 9). De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra zegt dat hij en zijne partijge- nooten niet tegen het voorstel zijn. Wanneer echter de bepalingen milder worden gemaakt zal men in de toekomst niet zoo gemodereerd behoeven op te treden tegen koopers en erfpachters. Nu de bouw verordening dan ook wordt gewijzigd is het zaak de boetebepalingen in het vervolg straf te handhaven. De heer de Vos juicht het voorstel toe. Burge meester en Wethouders hebben gelijk als zij zeggen dat de bepaling betreffende de boete kracht ver liest, omdat de belanghebbenden erop rekenen dat zij niet wordt toegepast. Spreker meent evenwel dat 1.— per M2. en per maand te faciei is. Het geeft den betrokken persoon toch gelegenheid om den ter mijn 28 dagen te overschrijden zonder in boete te vallen. Hjj meent dan ook dat het beter zou zijn te lezen per maand of gedeelte daarvan. Spreker wil er geen voorstel van maken omdat de strafcommis- sie wel voldoende inlichtingen zal hebben gegeven, maar het is hem te faciei. De Voorzitter moet eerlijk bekennen dat dit aan Burgemeester en Wethouders is ontgaan. Spreker voelt er veel voor dat voor een gedeelte eener. maand de boete naar evenredigheid wordt toege past. Hij wil dan ook wel de machtiging van den Raad om de redactie in dien geest te wijzigen. Met den heer Zandstra is spreker het eens dat, als de nieuwe bepalingen er zijn, ze streng moeten wor den toegepast. In dit geval evenwel is het moeilijk de boete streng toe te passen, ook omdat er, tenge volge van den oorlog, buitengewone omstandighe den in het spel zijn. De beraadslaging wordt gesloten en de onderdee- len I, II en ITI van het voorstel van Burgemeester en Wethouders worden, onderdeel II door Burge meester en Wethouders te wijzigen in den geest van het denkbeeld van den heer de Vos, met al gemeene stemmen vastgesteld. Onderdeel A wordt eerst artikelsgewijs, daarna in zijn geheel en vervolgens onderdeel B met al gemeene stemmen aangenomen. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders op het beroep van H. Santée inzake hun afwijzend besluit om vergunning tot het bouwen van een woonhuis op het terrein, sectie E. no. 2888 aan de Spanjaardslaan. Dit voorstel luidt als volgt: Bij schrijven aan Uwen Raad van 10 Maart .1915, dat in onze handen om prae-advies werd gesteld en hierbij weder wordt aangeboden, komt H. Bloem bergen Santée, te Leeuwarden, in beroep van het besluit, dd. 20 Februari t.v. no. 441/140, van Burge meester en Wethouders, waarbij hem een bouw vergunning is geweigerd, omdat het ontworpen ge bouw naar het oordeel van Burgemeester en Wet houders uit een oogpunt van welstand aanstoot zou geven. Dat besluit leggen wij hierbij in afschrift over. Verzoeker knoopt aan zijn beroep een beschou wing vast over de wijze, waarop de Schoonheids commissie haar taak opvat. Volgens hem is de com missie geroepen „te adviseeren omtrent de groote lijnen, waarnaar huizen zoo afzonderlijk als in ver band met de omgeving moeten gebouwd worden," niet om te maken „allerlei op- en aanmerkingen van ondergeschikten aard". Wegens het algemeen be lang van de vraag, achten wij het wenscheljjk over deze opvatting onze meening te zeggen. Verwijzende naar de toelichting van het voorstel tot opneming in de bouwverordening van artikel 12 bis (bylage no. 10 van 1914), merken wij op dat het zeer zeker niet de bedoeling is geweest de Schoonheidscommissie alleen over de groote lijnen te hooren. In het algemeen is de bedoeling geweest paal en perk te stellen aan het bederf van stads- schoon, dat in de gemeente bedenkelijke afmetin gen aannam. Dat dit plotseling zou kunnen geschie den door krachtig ingrijpen, is in die toelichting een en andermaal ontkend. Het is een moeielijke zaak, bij de uitoefening van bestuursbevoegdheden schoonheids-overwegingen te laten gelden. Alge meen erkende regelen gelden hiervoor niet en zeer licht kwetst men het ingestelde beroep is hiervan een bewijs de gevoelens van den ontwerper, wiens plan wordt afgekeurd. Ook moet men zich hoeden niet aan den leiband te gaan loopen van één opvatting, één smaak, waardoor de vrijheid van den bouwer onnoodig zou worden beperkt en eentoonig- heid ontstaan. Hieruit nu volgt dat in het algemeen juist niet de groote lijnen, maar wel onderdeelen, ondergeschik te punten, de aandacht van de Schoonheidscom missie zullen vragen. Deed de commissie het eer ste, dan zou veel meer dan geschiedt, een aanvraag om bouwvergunning een botte weigering vinden. Dit stelt de commissie alleen voor wanneer zij het ontwerp bepaald slecht en onverbeterlijk acht. Tot dusver is dit tweemaal gedaan. Maar gewoonlijk tracht de commissie, met eerbiediging van de in zichten van den ontwerper, kleine wijzigingen aan te brengen, waardoor de h.i. hinderlijke leelijkheden worden weggenomen. Dikwijls strekt het voorstel der commissie tot vereenvoudiging. Zoo hoopt de commissie geleidelijk tot verbetering te komen. Wij meenen dat de commissie haar taak juist op vat en dat zij langs dezen weg, in de weinige maan den van haar bestaan, reeds een en ander heeft be reikt. Wij leggen, tot staving van deze meening, hierbij over eenige ontwerpen, zooals zij bij de eer ste aanvraag om bouwvergunning waren ingediend en zooals zij na de opmerkingen der Schoonheids commissie zijn geworden. Naar ons oordeel is hier al niet onbelangrijke verbetering te boeken. Het is duidelijk dat indien de commissie reeds dadelyk alle ontwerpen in hun geheel had beoor- I ;C li H

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 5