60 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1915.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 April 1915. 61
deeld en niet zich in hoofdzaak bepaald tot verbete
ring van onderdeelen, reeds veel meer zou zijn af
gekeurd en vaker een beroep bjj Uwen Raad inge
steld. Onvermijdelijk is dat de inzichten der com
missie met die des ontwei'pers nu en dan in botsing
komen en dit is ook bij de opneming van artikel 12
bis voorzien, maar duidelijk blijkt dat de commissie
tracht met beleid op te treden en de vrijheid van
den ontwerper zooveel mogelijk te ontzien.
Wat betreft de in het beroep van Bloembergen
Santée besproken punten, meenen wij te kunnen
volstaan met te verwijzen naar het op ons verzoek
daarover uitgebracht advies van de Schoonheids
commissie, dat hieronder is afgedrukt. Daarmede
kunnen wij ons volkomen vereenigen. Alzoo bestaat
er naar onze meening geen reden aan het beroep
van adressant gevolg te geven en hem alsnog de ge
vraagde bouwvergunning te verleenen.
Derhalve hebben wij de eer U voor te stellen te
besluiten het beroep van adressant van de hand te
wijzen.
Schrijven van de Schoonheidscommissie
van Leeuwarden.
Leeuwarden, 27 Maart 1915.
De Schoonheidscommissie ontving om bericht en
raad een aan den Raad van Leeuwarden gericht
adres van den heer H. Bloembergen Santée dd. 10
Maart 1915, waarbij hij verzoekt hem alsnog ver
gunning te verleenen om volgens bijgevoegde tee-
kening een woonhuis te mogen bouwen op een ter
rein aan de Spanjaardslaan, welke vergunning hem
door Burgemeester en Wethouders is geweigerd, op
grond dat blijkens die teekening het uiterlyk van
het gebouw niet zoodanig is dat het, zoowel op zich
zelf, als in verband met de omgeving, uit een oog
punt van welstand geen aanstoot zal geven.
Adressant acht zich door de beslissing sterk ge
griefd en verklaart, dat geen onbevooroordeeld
beschouwer der teekening zal kunnen beamen dat
zonder de aangegeven wijzigingen het ontworpen
gebouw onaesthetisch is. Hij treedt voorts in be
schouwingen over de taak der Schoonheidscommis
sie die naar zijn inzien geroepen is, te adviseeren
omtrent de groote ljjnen waarnaar huizen moeten
worden gebouwd, doch niet om allerlei op- en aan
merkingen te maken van ondergeschikten aard en
gaat vervolgens de gemaakte bezwaren bespreken,
om tot de slotsom te komen dat zij alle zonder on
derscheid ongegrond zijn.
Waar wij geroepen worden ons gevoelen over dit
adres uit te spreken, achten wij het onnoodig tegen
over Uw College in het licht te stellen, dat adres
sant in dwaling verkeert omtrent de taak der com
missie, zooals die bij het voorstel tot hare instelling
door Uw College en door Uwen voorzitter in de
raadsvergadering, waar tot wijziging der bouwver
ordening is besloten, werd aangegeven; onnoodig
ook, om te betoogen dat de commissie zich in een
geval als dit, waarin de groote lijnen niet op den
voorgrond treden, kon onthouden van beschouwin
gen daaromtrent, en waarom zij zich hier, waar de
details meer op den voorgrond treden, beperkte tot
het aangeven van uit een oogpunt van welstand
aanstootgevende deelen van een bouwplan, dat zij
als geheel zooveel mogelijk tracht te eerbiedigen.
De commissie heeft zij kan dit in alle oprecht
heid verklaren tot haar groot leedwezen uit dit
adres vernomen, dat adressant zich sterk ge
griefd acht, door de overeenkomstig haar ad
vies genomen beslissing, omdat het haar ernstig
streven is met de meeste gematigdheid de haar
voorgelegde gevelontwerpen te beoordeelen en met
toegevendheid daarop critiek te oefenen en omdat
zij zich bewust is, bij de behandeling van adressants
ontwerp niet van die gedragslijn te zijn afgeweken.
Het doet de commissie leed, dat zij een afkeurend
oordeel moet b 1 ij v e n uitspreken over de onder
deelen van een bouwwerk waaraan de ontwerper
zoozeer hecht, dat hij op uitvoering daarvan over
eenkomstig de ongewijzigde teekening prjjs stelt en
aandringt, en waarvan hij verklaart „dat geen on
bevooroordeeld beschouwer der teekening zal kun
nen beamen dat zonder die aangegeven wijzigin
gen het ontworpen gebouw onaesthetisch is."
Het streven naar waardeering van meeningen die
van de hare afwijken, mag de commissie niet weer
houden om zeer bepaaldelijk uit te spreken, dat van
de aangegeven bizonderheden van het gevelont
werp in de eerste en voornaamste plaats de afslui
ting van het noordelijk geveldeel, de bekroning van
het gebouw, het gemetseld hekwerk met de twee pij
lers, is ongemotiveerd en onschoon.
De commissie is eenstemmig van oordeel dat die
bekroning strijdt met de meest gewone opvattin
gen van welstand en logische bouworde en zij
vraagt zich af wat voortaan niet zou moeten wor
den geduld, indien een dergel ij ke bouw mocht
worden toegestaan.
Het mag waar zijn, dat dergelijke gevelbekronin
gen hier en elders voorkomen, naar de meening der
commissie zijn juist dergelijke bouwwijzen in
loenemende mate in grootere en kleinere steden het
stadsbeeld gaan ontsieren.
De commissie heeft zich niet bepaald tot het ont
raden van deze bouwwijze, maar zij heeft, om voor
het afgekeurde iets bruikbaars in de plaats te ge
ven, bij wijze van voorbeeld twee uiteenloopende
andere wjjzen van afsluiting van den gevel aange
geven, een platte afdekking en een topgevel, welke
beide, eenvoudig en rationeel, het gebouw niet zou
den ontsieren.
Wanneer zij thans overgaat tot een nadere toe
lichting van de onderscheiden opmerkingen die
door den adressant worden besproken, wenscht zij
daaromtrent het volgende mede te deelen, onder op
merking dat de hieronder volgende letters a, b, enz.
correspondeeren met die van uw besluit van 20 Fe
bruari j.l. no. 441/140.
a. De commissie heeft geen bezwaar gemaakt
tegen bogen, strekken of lateien boven raam- en
deuropeningen, maar zij heeft gewezen op het in
dit speciale geval onnoodige van twee dragende
constructiedeelen, bogen en lateien boven één ope
ning. Daarom dringt zij aan op het weglaten van
één daarvan ter keuze van adressant.
Zijn opmerking dat de bogen en strekken dienen
om de groote muurvlakken te maskeeren en ver
fraaiing aan te brengen, kan zij niet deelen, inte
gendeel, vindt zij ze een oorzaak van ontsiering.
.Juist het behoud der grootere muurvlakken zal de
zoo wenschelijke rust, in den nu te drukken gevel,
kunnen bevorderen.
't Was de commissie bekend dat de lateien in
bardsteen zouden worden uitgevoerd, anders zou
niet gesproken zijn van twee dragende constructie
deelen.
Tegen regenslag op de voeg boven raamopenin
gen is wel een middel te vinden ook zonder latei en
deze laatste wordt ook niet verboden; er is alleen
bezwaar geopperd tegen latei en boog tezamen.
Met persoonlijke voorkeur van adressant voor deze
constructie kan moeilik rekening worden gehou
den; dat zij aan vele huizen en gemeentegebouwen
is toegepast, is geen argument tegen hare overbo
digheid.
Er zjjn echter gevallen waarin een dubbele con-
structie noodig en dan ook aesthetisch goed is, b.v.
bij de zeer breede ramen van scholen, waarop bo
vendien een zware bovenverdieping drukt.
b. Aan adressant is de vrijheid gelaten een top
gevel of een platte afdekking van het noordelijk
geveldeel te maken. Het spreekt van zelf, dat de
eerste het vierkant optrekken van het meidenka
mertje uitsluit. Een zoodanig kamertje met gedeel
telijk schuine wanden, kan men niet een technische
onjuistheid noemen. Het vierkant optrekken is een
voorkeur van adressant waaraan door het kiezen
van de tweede oplossing, de platte afdekking, kan
worden voldaan.
Onze commissie vindt de bekroning van liet noor
delijk geveldeel niet klein en kan dus niet aceoord
gaan met de uitdrukking „een kleine bekroning zoo
dat duidelijk blijkt dat een plat dak is aangebracht."
Als men het laatste niet van terzijde kon zien, zou
men het juist door de bekroning allicht betwijfelen.
c. De vorm van het raam van het meidenkamer
tje zal zich ons inziens moeten regelen naar de on
der b. bedoelde afdekking; daarmee hebben wij ons
niet uitgesproken tegen de „twee knikken" iii de
gebogen bovendorpel „van het kozijn." Bij een plat
te afdekking behoort o.i. de sterk gebogen afslui
ting van het venster niet, maar het werd aan den
adressant overgelaten een keuze te doen, alleen op
w jj z i g i n g van het dakvenster werd aangedron
gen;
d. De vleugels van het dakraam zijn overbodig
en kunnen bezwaarlijk als verfraaiing daarvan
worden aangemerkt. De commissie zou ze bij voor
keur weg willen laten, maar vindt de weglating-
niet van overwegende beteekenis.
e Een deur moet een veilige en stevige afslui
ting van het gebouw zijn. Als doelmatig materiaal
daarvoor kan men glas moeilijk beschouwen; daar
om keurde de commissie de vele ruitjes in de deur
af en ook, omdat zij in zoo hooge mate den ge-
wenschten indruk aan dit voorname onderdeel van
een huis ontnemen, en het bonte en opzichtige be
vorderen. De commissie had geen paneelen van de
deur voor ruitjes aangezien.
f. Van banden van zandsteen wordt door de
commissie niet gerept. Zij wenschte de banden lie
ver weg te laten of in aantal te beperken, om zoo
doende het gevaar voor opzichtigheid van het ge
bouw te vermijden. Daarvoor gaf zij in dit geval een
middel aan, zonder zich daarmee in 't algemeen te
gen banden van terranova of cement uit te spreken.
Zij vreesde van alle sterk sprekende banden aan dit
gebouw een onrustig aspect.
g. De commissie is met adressant voorstander
van aanvoer van licht en lucht in woon- en slaap
vertrekken, maar wenscht zich voor overdrijving
in deze te wachten. Waar de bouwverordening een
raam van 1/5 van het grondoppervlak van een ver
trek voor licht- en luchttoetreding voldoende acht,
wordt door adressant in het boven-vóórslaapvertrek
een oppervlak van ongeveer 1/2 van den vloer wen-
scheljjk gevonden.
Het raam, dat op het noordwesten ligt, krijgt
daardoor overdreven afmetingen en vertoont een
gapende opening waartegen onze commissie heeft
gewaarschuwd, zonder aan de licht- en luchttoe
treding te kort te doen.
Onze commissie meent met het bovenstaande haar
standpunt in deze zaak voldoende te hebben toege
licht.
C. B. MENALDA, Voorzitter.
THORN PRIKKER, Secretaris.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Fransen zal niet te lang uitweiden over
wat is voorgevallen. oordat de schoonheidscom
missie was ingesteld, is zij in verschillende veree-
nigingen op bouwkundig gebied besproken en is de
vrees uitgesproken, dat zij wel eens in conflict zou
kunnen komen met den Raad. Ilier nu heeft men al
met een dergelijk conflict te doen. De adressant
heeft gezegd dat de commissie alleen geroepen is
over de groote lijnen van een bouwwerk te oordee-
len. Spreker is cïat niet geheel met hem eens, want
de groote lijnen van een woonhuis zijn in den regel
niet zoo verbazend groot.
Burgemeester en Wethouders hebben gezegd:
„het is een moeilijke zaak, bij de uitoefening van be
stuursbevoegdheden schoonheids-overwegingen te
„doen gelden".
Het is moeilijk uit te maken wat schoonheid aan
een gebouw is en wat niet. Dat dit zoo is, is bewe
zen met de Nieuwe Beurs in Amsterdam. Sommige
deskundigen dwepen met het gebouw, anderen
daarentegen vinden het afschuwelijk en zeggen dat
voor het daaraan bestede bedrag wel iets schooners
had kunnen worden gesticht. In een bepaalden stijl
wordt door geen enkele architect in den gewonen
bouw gewerkt. Elke bouwkundige nu heeft een
richting, waarin hij graag werkt. De schoonheids
commissie wil nu al te veel doceeren in eene bepaal
de richting, in een richting, die door de bouwkun
digen in die commissie wordt voorgestaan en mis
schien wel ietwat in den geest van dien van Ber-
lage. Andere architecten kunnen zich daarbij niet
neerleggen en houden er meer van eenige versie
ring aan te brengen. De commissie zegt dat zij er
haar groot leedwezen over uitspreekt dat adressant
gegriefd is. Spreker gelooft dit wel zoo zal zjjn. Ook
zegt ze dat ze de plannen moet blijven afkeuren.
Nu zeggen Burgemeester en Wethouders: „wij leg-
„gen, tot staving van deze meening", n.l. dat de
commissie in de weinige maanden van haar bestaan
reeds een en ander heeft bereikt „hierbij over
„eenige ontwerpen, zooals zij bij de eerste aanvraag
„om bouwvergunning waren ingediend en zooals
„zij na de opmerkingen der Schoonheidscommissie
„zijn geworden".
Als het nu de bedoeling is geweest van Burge
meester en Wethouders om den Raad duidelijk te
maken dat de Schoonheidscommissie in dezen mis
is geweest, zijn zij daarin uitstekend geslaagd.
Spreker komt straks nog op enkele van die plan
nen terug.
Het eerste punt waartegen de commissie bezwaar
heeft gemaakt is tegen het hebben van bogen en la
teien boven de raamopeningen. De commissie zegt
dat een van beide onnoodig is. Daar is nu wel iets
voor te zeggen, maar wie zal een bouwer beletten
om iets aan een gevel aan te brengen wat
niet strikt noodig is. Spreker is de vorige week nog
in een paar groote plaatsen geweest en heeft daar
verschillende gebouwen als, heerenhuizen en vil
la's, kantoor-, bank- en openbare gebouwen bezien,
waaraan boven de raam- en deuropeningen èn bo
gen èn lateien waren aangebracht. Als nu veel
bouwkundigen van naam daartegen geen bezwaar
hebben dan vraagt spreker zich af, niet om nu juist
alles na te doen wat in andere plaatsen geschiedt,
waarom mag het hier dan niet.
De commissie zegt dat er gevallen zijn waarin
dubbele constructie noodig, en dan ook aesthetisch
goed is, b.v. bij de zeer breede ramen van scholen,
waarop bovendien een zware bovenverdieping
drukt. Spreker vraagt hoe breed een raam dan wel
moet zijn om èn lateien èn bogen te wettigen. Wat
voor een groot raam mag, mag z.i. ook voor een
klein. Wanneer voor breedere ramen èn bogen èn la
teien uit een oogpunt van constructie noodig en