.9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om met de gemeente Utingeradeel een regeling aan te gaan betreffende de toelating van kinderen uit die ge meente tot scholen voor openbaar lager onderwijs al hier. Dit voorstel luidt als volgt: Bij ons college is ingekomen een schrijven van het gemeentebestuur van Utingeradeel, houdende me dedeeling dat door den Raad dier gemeente is be sloten machtiging aan te vragen tot het aangaan met deze gemeente van eene gemeenschappelijke regeling omtrent de toelating van kinderen uit die gemeente tot openbare lagere scholen alhier, op den voet, van de in Uwe vergadering van den 28 De cember 1909 (gemeenteblad no. 32 van dat jaar) vastgestelde verordening, zooals deze nader i_s ge wijzigd (gemeentebladen no. 13 van 1913 en 27 van 1914). Waar reeds met onderscheidene naburige ge meenten eene dergelijke regeling getroffen is, be staat er naar onze meening geen bezwaar die ook met bovenbedoelde gemeente aan te gaan. De bij artikel 121 der Gemeentewet bedoelde machtiging is reeds door Gedeputeerde Staten der provincie Friesland verleend bij besluit van 1 April 1915, No. 17, 2e af deeling. Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen te besluiten: met ingang van den dag waarop dit besluit door Gedeputeerde Staten zal zijn goedgekeurd, aan te gaan op den voet van de verordening, houdende bepalingen waarop kunnen worden aangegaan ge meenschappelijke regelingen met naburige gemeen ten omtrent de toelating van kinderen uit die ge meenten tot openbare lagere scholen te Leeuwar den, eene gemeenschappelijke onderwijsregeling met het gemeentebestuur van Utingeradeel, waar toe bij besluit van Gedeputeerde Staten der provin cie Friesland van .1 April 1915, No. 27, 2e afdeeling, bereids machtiging is verleend. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Dit voorstel luidt als volgt: Het raadsbesluit van 11 Augustus 1914 no. 288r/145 (raadshandelingen, blz. 163), waarbij een rege ling is getroffen omtrent de uitbetaling van beloo- ning aan gemeenteambtenaren tijdens hun verblijf onder de wapenen tengevolge van de mobilisatie, moest, voor zoover die regeling betrekking had op de jaarwedden van de onderwijzers, door Gedepu teerde Staten worden goedgekeurd Die goedkeu- ring is evenwel niet verleend, zooals uit de hierne- vensgaande beschikking, dd. 8 April 1915, no. 9 2e afdeeling, van dat college blijkt. Dit is naar onze meening thans eemgszms be vreemdend. Wel hadden Gedeputeerde Staten reeds te vorigen jare ons medegedeeld, dat het evenver- melde raadsbesluit hunne goedkeuring niet verwer ven kon en er daarom op aangedrongen te bevorde ren, dat de uitbetaling der belooning van thans on der'de wapenen geroepen ambtenaren werd gere geld op de wijze als dit voor de burgerlijke e.a. amb tenaren in 's Rijks dienst is geschied bij het Konink lijk besluit van 30 September 1914 (Staatsblad no. 467) (uitbetaling van de geheele bezoldiging na af trek van hetgeen in militairen dienst als soldij, jaar wedde of traktement genoten wordt), maar sedert zijn in Februari 1.1. eeuige Koninklijke beslissingen gevallen, waarbij regelingen in den geest als die van het raadsbesluit van 11 Augustus werden ge- sanctionneerd. Op die beslissingen hadden wij ge wacht met ons antwoord op de boven weergege ven mededeeling van Gedeputeerde Staten, omdat wij meenden te mogen vertrouwen, dat die beslis singen hun oordeel zouden hebben doen wijzigen. Dit te eerder, waar de regelingen, waarover de Kroon in beroep haar gevoelen had uit te spreken, voor de ambtenaren minder vrijgevig waren dan de onze. Zoo had de Haarlemsche gemeenteraad den 1 September 1914 besloten aan de gemobiliseerde ge meenteambtenaren gedurende de eerste zes weken het gewone loon ten volle uit te betalen, doch daar na, voor zoover zij kostwinner van een gezin zijn, 75% en, voor zoover zij niet-kostwinner van een ge zin zijn, 25%, onder aftrek voor de kostwinners van de militie- of landweervergoeding. De raad van Krommenie had voor de onderwijzers dier gemeen te, die door de mobilisatie in militairen dienst wa ren, ten deele zelfs nog een onvoordeeliger besluit genomen. Niet alleen dat aan de niet-kostwinners ook daar evenals in Haarlem slechts 25% (dus 15% minder dan te Leeuwarden) wordt uitgekeerd en aan de kostwinners evenals hier 80%, na aftrek van hetgeen zij tengevolge van hun verblijf onder de wapenen anders dan wegens soldij uit 's Rijks kas genieten, maar voor de onderwijzers was een be staande voordeeliger regeling op zijde gezet. De be paling in de jaarwedden-verordening voor dezen, dat zij bij eventueele mobilisatie tijdens hun ver blijf onder de wapenen in het genot van hun volle jaarwedde zouden worden gelaten, werd in even- vermelden zin gewijzigd. En aan deze besluiten was door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland wel goedkeuring verleend, waartegen belanghebbenden tevergeefs bij de Kroon in beroep zijn gekomen. Want bij Koninklijke besluiten van onderscheiden lijk 23 Februari 1.1. no. 45 en 3 Februari 1.1. no. 27 werd het beroep ongegrond verklaard uit overwe ging dat, in aanmerking genomen de tijdsomstan digheden, de goedkeuring terecht was verleend. Dat er met deze beslissingen voor oogen alle re den was om te verwachten daf het Leeuwarder raadsbesluit de vereischte goedkeuring zou erlan gen. is duidelijk. Hier wordt meer uitgekeerd niet alleen (ook dan in Krommenie, omdat daar bijv. wordt afgetrokken wat als kleermaker enz. boven de soldij wordt genoten, waarmede hier geen reke ning wordt gehouden), doch ook worden geen vrij geviger afzonderlijke regelingen in voor belang hebbenden onvoordeeligeu zin gewijzigd. Daarom kan met de door Gedeputeerde Staten van Friesland genomen beslissing geen genoegen worden genomen en brengt het gemeentebelang me de daarvan bij H. M. de Koningin in beroep te ko men. En te gereeder kunnen wij U dit raden, omdat bij de behandeling van het voorstel, dat tot het in den hoofde dezes aangehaalde raadsbesluit heeft geleid (zie t. a. p. blz. 164), een amendement, om kostwinners het volle loon te doen uitbetalen, met 16 tegen 6 stemmen werd verworpen. Mitsdien hebben wij de eer U voor te stellen te be sluiten: Burgemeester en Wethouders te machtigen zien tot H.' M. de Koningin te wenden met het verzoek het besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland, dd. 8 April 1915 no. 97, 2e afdeeling, waarbij niet is goedgekeurd het raadsbesluit van 11 Augustus 1914 no. 288R/.145 tot vaststelling van eene salarisrege- ling voor de wegens de mobilisatie onder de wape nen zijnde ambtenaren, voor zoover die goedkeuring gevorderd was, te vernietigen en dat raadsbesluit alsnog, voor zoover vereischt, goed te keuren. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra zegt dat Burgemeester en Wet houders beginnen met de mededeeling dat het niet verleenen van goedkeuring door de Gedeputeerde Staten aan het raadsbesluit hunne bevreemding heeft gewekt. Deze inleiding dient nu om aan den Raad mede te deelen, dat reeds het vorig jaar door (iedeputeerde Staten de goedkeuring aan het Raadsbesluit van 11 Augustus 1914 is onthouden. Spreker en zijne partijgenooten geven thans hunne bevreemding te kennen over de houding van Bur gemeester en Wethouders. Het vorig jaar toch heb ben zij reeds van Gedeputeerde Staten de mede deeling ontvangen dat dit college ernstige bezwa ren had tegen de goedkeuring van het besluit, ter wijl in overweging werd gegeven voor de onder wijzers eene regeling te treffen zooals die voor de rijks-ambtenaren bij Koninklijk Besluit was vastge steld. Maanden zijn sedert verloopen en de Raad hoorde niets, zelfs niet, toen de heer Hiemstra, eenige weken geleden, gevraagd heeft of het ook aan Burgemeester en 'Wethouders bekend was dat Gedeputeerde Staten het raadsbesluit van 11 Au gustus hadden goedgekeurd. Burgemeester en Wet houders hebben daarop niet geantwoord, en den vol genden avond stond in de courant dat Gedeputeer de Staten hunne goedkeuring aan het bewuste be sluit hadden onthouden. Dit is niet de manier waar op men de beslissing ter kennis van den Raad brengt. De Raad had vroeger kennis moeten hebben van het besluit van Gedeputeerden omtrent hot raadsbesluit. Dit was toch geen besluit van Burge meester en Wethouders maar van den Raad. Nu hadden Burgemeester en Wethouders dan ook met een voorstel moeten komen om toe te geven aan den wensch van Gedeputeerde Staten en hun besluit te herzien, maar niet om in beroep te gaan bij de Kroon. De Raad had moeten beslissen of hij eene afwachtende houding zou aannemen of niet. Bur gemeester en Wethouders hebben nu eenige Konink lijke besluiten die spreker en zijn partijgenooten niet erg Koninklijk vinden) afgewacht, op hoop van zegen dat Gedeputeerde Staten het besluit alsnog zouden goedkeuren. Die Koninklijke besluiten heb ben evenwel geen invloed gehad op Gedeputeerde Skaten, want zij handhaven hun standpunt. Burge meester en Wethouders nu vertellen dat de gemeen teraden van Haarlem en Krommenie voor de on- clerwijzeis nog ongunstiger wijzigingen in de sala risregeling hadden gebracht dan hier in Leeuwar den is gebeurd en dat die wijzigingen door Gedepu teerde Staten van Noord-Holland zijn goedgekeurd, terwijl een beroep op de Kroon, door de belangheb bende vakorganisatie ingesteld, tevergeefs is ge weest. Dat is iets anders. Daar is niet de Raad, maar de vakvereeniging in beroep gegaan en deze is in dat beroep onontvankelijk verklaard. Zoo'n re voltant besluit als de Raad van Krommenie heeft genomen is ongehoord, werkt in dit geval zoo reac- tionnair dat er geen woorden voor te vinden zijn. In de verordening toch betreffende de salarisrege ling van de onderwijzers komen gunstige bepalin gen voor en nu die in werking moeten treden wor den die maar zonder de minste voorbereiding her zien. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland keu ren een dergelijk besluit goed. Spreker begrijpt dat niet. Hij meent dan ook in beter gezelschap te zijn met de Gedeputeerde Staten van Gelderland, die aan een besluit van den Raad van Zalt-Bommel, en een van den Raad van Needewaarbij ook voor de on derwijzers gunstige bepalingen werden ingetrok ken, hunne goedkeuring hebben onthouden. Zij zeg gen in hun besluit: „Overwegende dat bij voorschreven raadsbesluit „vastgestelde wijziging eene regeling inhoudt, 011- gunstiger voor de betrokkenen onder de wapenen „dan die van het erin vervangen art. 10, le lid der „verordening, dat zulks voor de thans in dienst zijn- „de onderwijzers in de gemeente Zalt-Bommel een „onbillijkheid beteekent en het niet wel aangaat, „een regeling, gemaakt voor bepaalde omstandig heden, in voor de betrokkenen ongunstigen zin 'te „wijzigen, zoo inderdaad bedoelde omstandigheden „intreden". Spreker en zijne partijgenooten vinden het stand punt van Gedeputeerde Staten van Gelderland dan ook beter dan dat van het college in Noord-Holland en spreker kan zich indenken dat Gedeputeerde Staten van Friesland meer voelen voor het stand punt van hunne ambtgenooten in Gelderland. De gemeente Leeuwarden nu is niet de eenige ge meente, waarvan liet betrekkelijk raadsbesluit niet is goedgekeurd. Ook in onze naburige zusterge- meente Leeuwarderadeel is zulks gebeurd en wat hebben Burgemeester en Wethouders van die ge meente nu gedaan. Ook aan den Raad voorgesteld in beroep te gaan bij de Kroon? Neen, zij hebben ge zegd: nu keeren wij het volle loon uit. Dat is een standpunt waarvoor spreker veel voelt. Burgemeester en Wethouders hebben gezegd het gaan in beroep te kunnen aanraden, omdat bij de voorgestelde wijziging de groote meerderheid van den Raad aan hunne zijde stond. Spreker gelooft niet dat dit een reden is om in beroep te gaan. Spre ker verwacht toch dat die meerderheid wel van de dwaling zijns weegs zal zijn bekeerd en spreker gelooft en hoopt dan ook niet dat de Raad het voor stel van Burgemeester en Wethouders dat zoo kren terig, zoo enghartig is en Leeuwarden onwaardig, zal goedkeuren. De Voorzitter doet den heer Zandstra opmerken, dat het besluit van Gedeputeerde Staten tot niet goedkeuring van het raadsbesluit, gedagteekend is 8 April. Binnen een maand na die dagteekening is beroep mogelijk. Er is eene voorloopige briefwisse ling gevoerd tusschen Gedeputeerde Staten en Bur gemeester en Wethouders en er is eerst gevraagd of dit college bereid was aan den Raad voor te stellen om op zijn besluit terug te komen. Ten einde hun standpunt te bepalen hebben Burgemeester en Wet houders eerst eene beslissing van de Kroon afge wacht. Spreker geeft toe dat dit afwachten de aan leiding is geweest tot vertraging, maar waar Ge deputeerden zich op het Regeeringsstandpunt stel den achtten Burgemeester en Wethouders het wen- schelijk eerst het laatste Regeeringsstandpunt te kennen. Toen de Koninklijke besluiten zijn gekomen heb ben Burgemeester en Wethouders zich daarop bij Gedeputeerde Staten beroepen en zij hebben ge zegd dat zij geen vrijheid gevoelden voor te stellen op het eens genomen besluit terug te komen. Daar op is het besluit van Gedeputeerde Staten van 8 April gevolgd, waarop door Burgemeester en Wet houders prae-advies is uitgebracht. De heer Zandstra heeft het besluit van den Raad van Krommenie een reactionnair besluit genoemd. 76 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 April 1915. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen te machtigen bij de Kroon voorziening te vragen van het besluit van Gedeputeerde Staten dezer provincie, waarbij de goedkeuring is geweigerd aan het raadsbe sluit van 11 Augustus 1914no. 288R/145 tot vast stelling van eene salaris-regeling voor de wegens de mobilisatie onder de wapenen zijnde ambtenaren, voor zoover die goedkeuring gevorderd werd. Verslag van de handelingen van den Gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 April 1915.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 3