78 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 April 1915. Daar hebben wij hier echter niet mee te maken. Spreker is het in zooverre met den heer Zandstra eens dat, als wij hadden eene verordening, waarbij aan de betrokkenen zekere aanspraken waren ge geven en aan verkregen rechten werd getornd, spre ker daartoe niet zou meewerken. Burgemeester en Wethouders stellen voor om in beroep te gaan hij de Kroon, daar uit het sterk spre kend voorbeeld van Krommenie duidelijk blijkt dat de Kroon onze regeling, die naar Burgemeester en Wethouders meenen billijk is, zeker zal goedkeu ren. Zij zeggen daarmee niet dat zij de regelingen in andere gemeenten, waar men verkregen aan spraken op zij heeft gezet, goedkeuren. De heer Zandstra heeft gezegd dat het besluit van 11 Augustus geen aanleiding geeft om in be roep te gaan. Dit is spreker niet met den heer Zand stra eens. De Raad had besloten om aan gehuwden en kostwinners 80% van hunne bezoldiging toe te kennen en aan ongehuwden 40 Gedeputeerden keuren die regeling niet goed. Nu is het toch logisch om aan te nemen dat de Raad, die zich eenmaal met groote meerderheid op het standpunt heeft gesteld dat geen volle 100 moeten worden uitgekeerd, dat standpunt zal handhaven en in beroep gaan. Den heer Zandstra doet het genoegen dat de Voor zitter de regeling van Krommenie niet mooi vindt en dat er, als hier de verordening gunstige bepalin gen voor de betrokkenen bevatte, niet aan wijziging zou zijn gedacht. Op 29 October evenwel hebben Burgemeester en Wethouders bericht ontvangen van Gedeputeerde Staten, dat dit college ernstige bezwaren had om de verordening goed te keuren. Nu is de grief van spreker en zijne partijgenooten deze, dat daarvan aan den Raad geen kennis is ge geven. Hij wist van de zaak niets af. Op een gege ven oogenblik nu leest men in de courant dat Ge deputeerde Staten het raadsbesluit niet hebben goedgekeurd. Wat daaraan is voorafgegaan is ge daan namens Burgemeester en Wethouders en niet namens den Raad. Zij hebben op eigen houtje ge handeld en spreker meent dan ook dat het niet aan gaat om op deze wijze van een besluit, dat des Raads was, in beroep te gaan. Het ware beter ge weest eerst te vragen of de Raad niet aan het ver langen van Gedeputeerde Staten zou willen toege ven en eene regeling maken gelijk aan die voor de Rijks-ambtenaren. Al is het niet zoo erg als in Krommenie, ook hier wordt aan verkregen rechten getornd. De onderwijzers zijn op een zeker salaris aangesteld en hebben, daar in de verordening geene bepalingen betreffende de salariëering bij mobili satie voorkomen, recht op het behoud van dat sa laris. Het is eene groote onbillijkheid om hen, van wien alles, hun bloed en leven kan worden ge vraagd, ook nog de zorg voor hun huisgezin op den hals te jagen en dit huisgezin aan ontbering bloot te stellen. Spreker en zijne partijgenooten zullen tegen stemmen. De heer H. P. de Haan gaat van ganscher harte mee met het voorstel van Burgemeester en Wethou ders en wel om deze redenen. In de eerste plaats, omdat het besluit is genomen op 11 Augustus 1914; spreker had toen nog niet de eer lid van den Raad te zijn. Het is geweest een zelfstandig besluit, waarbij de autonomie der gemeente in hooge mate is betrokken. Zes weken later pas komt er een Koninklijk besluit regelende de positie van de Rijks-ambtenaren. Dat Koninklijk besluit nu heeft niet tengevolge, dat aan de Rijks-ambtenaren het volle salaris wordt uitbetaald. Integendeel, het heeft in ambtenaarskringen in hooge mate ontstem ming verwekt. Niettegenstaande bjj organieke be sluiten voor vele categorieën van ambtenaren in tij den van oorlog- of oorlogsgevaar het volle genot van de aan hun burgerlijke betrekking verbonden belooning was gewaarborgd, heeft het Koninklijk besluit bepaald voor hen, die als reserve-officier in dienst zijn, dat als het militaire tractement hooger is, alleen dit wordt uitbetaald en als dit lager is, het mindere wordt bijbetaald. Het hangt derhalve van den graad af die wordt bereikt of men vóór- of nadeel ondervindt. Over het algemeen mag worden aangenomen, dat onderwijzers wel tot het kader zullen behooren. Wanneer zij den graad van sergeant bekleeden, heb ben zij als zoodanig 450.— 's jaars. Als dat nu van hun salaris wordt afgetrokken zullen zij minder krijgen dan 80 Spreker gaat dan ook mee met Burgemeester en Wethouders omdat het raadsbe sluit met groote meerderheid is genomen en voor afgegaan is aan het Regeeringsbesluit. Ware dit raadsbesluit na 30 September genomen dan zou. spreker minder beslist optreden. De heer Hiemstra zegt dat de heer de Haan de zaak tot eene vormkwestie heeft teruggebracht. Hij zal het voorstel van Burgemeester en Wethouders steunen, omdat door Gedeputeerde Staten de auto nomie der gemeente is aangetast. In het algemeen kan spreker dit standpunt van den heer de Haan deelen, want ook hij vindt het niet goed dat de zelf standigheid der gemeente is aangerand. Het gaat hier echter om de zaak zelf. Waar spreker gestemd heeft voor de .100% voor de onderwijzers, bestaat er voor hem geen reden om in beroep te gaan bij de Kroon. Spreker meent dat deze zaak niet kan wor den teruggebracht tot een vormkwestie. De heer H. P. de Haan heeft den heer Hiemstra herhaalde malen hooren zeggen, dat spreker deze zaak tot een vormkwestie heeft teruggebracht. Spreker hecht niet bepaald aan vormen. Het bestuursrecht der gemeenten is echter bij hem een principiëele aangelegenheid en dit staat hier op den voorgrond. De heer Beekhuis zegt dat de heer Zandstra rea geert tegen een vroeger genomen besluit. Van dien kant had spreker geen reactionnaire voorstellen verwacht. Wanneer de Raad mee zou gaan met den heer Zandstra zou hij op zijn besluit terugkomen. De voorzitter en de heer de Haan hebben terecht gezegd dat waar de eerste stap is gezet, ook de tweede moet worden gedaan. Er is niets veranderd sedert het raadsbesluit is genomen en nu moeten alle middelen worden aangewend om dat besluit be krachtigd te krijgen. De beraadslaging wordt gesloten. Met 20 tegen 3 stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Vóór stemmen de heeren: Berghuis, Lautenbach, Tulp, van Weideren baron Rengers, Cohen, Pele- tier, Schoondermark, H. P. de Haan, P. A. de Haan, de Vos, Fransen, Tjjsma, Attema, Beekhuis, Vonck, Menalda, Binnerts, van Sloterdijek, Komter en Koopmans. Tegen de heeren: Tiemersma, Hiemstra en Zand stra. 11. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders om trent de adressen van werkliedenvereenigingen tot het verleenen van een toeslag op de loonen der gemeente werklieden in verhand met de duurte der levensmidde len, enz. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 April 1915. 79 Het prae-advies is opgenomen op pag. 39 e.v. van de handelingen. Het nader schrijven van Burge meester en Wethouders luidt als volgt: In de vergadering van 23 Maart j.l. werd bij de behandeling van de verzoeken omtrent een duurte- toeslag op de loonen der gemeente-werklieden beslo ten dat Burgemeester en Wethouders en de Raad nader onder de oogen zouden zien de cijfers betref fende de prijzen van eenige levensmiddelen, waar op gedoeld was in een redevoering van het lid Tulp. Deze cijfers zijn sedert door den heer Tulp opgege ven. Tot een vergelijking met de door Burgemees ter en Wethouders van een aantal winkeliers ver kregen cijfers leenen zij zich niet, omdat zij andere waren betreffen, uitgezonderd vet, waaromtrent de cijfers vrijwel schijnen te kloppen; een zuivere ver gelijking is ook hiervoor moeilijk, omdat in de op gaven van den heer Tulp andere benamingen wor den gebruikt. De door den heer Tulp voor 1914 op gegeven cijfers voor groene erwten, bruine boonen, stroop, boekweitemeel en tarwemeel stemden niét overeen met aan Burgemeester en Wethouders van elders bekende. In hoeverre de door den heer Tulp opgegeven cij fers over Maart 1915 overeenkomen met de gemid delde prijzen voor Leeuwarden, is niet nagegaan, omdat de door hem genoemde artikelen op de uit gaven van een arbeidersgezin slechts een zeer ge ringen invloed uitoefenen. Verandering in liet standpunt van Burgemeester en Wethouders bren gen zij dan ook geenszins. Hierbij komen in behandeling de adressen van de af deelingen Leeuwarden van den Bond van Neder- landsche gemeentewerklieden, van den Nederland sehen Federatieven Bond van gemeentewerklieden en van den Bond van Christelijke gemeentewerk lieden en de motie-Zandstra-Tiemersma (zie pag. 42 der handelingen). De Voorzitter doet opmerken dat na het zooeven genomen besluit de motie-Zandstra-Tiemersma be treffende de uitkeering van de volle loonen aan de onder de wapenen geroepen gemeentewerklieden niet meer in behandeling kan worden gebracht. De heer Zandstra deelt mede dat de heer Tiemer sma en spreker hunne motie zullen intrekken als de voorzitier de verzekering geeft dat de voorstellers altijd op de kwestie kunnen terugkomen. De heer Hiemstra geeft toe, dat de Voorzitter wel wat gelijk heeft. De 100% voor de gemeentewerk lieden is in strijd met de beslissing ten opzichte van de onderwijzers genomen. Als de Kroon het raads- beluit niet goedkeurt is de 80% van de gemeente werklieden weer in strijd met de 100% van de on derwijzers. Spreker is het met den heer Zandstra eens dat de Raad de gelegenheid moet hebben de kwestie opnieuw aan de orde te stellen. De Voorzitter geeft toe dat als de Kroon de ge meente oplegt den onderwijzers 100% uit te betalen, de gemeentewerklieden ook 100% moeten hebben, in het algemeen alle ambtenaren. Spreker geeft in overweging de motie-Zandstra-Tiemersma thans niet te behandelen. Hiertoe wordt besloten. De heer Tulp kon zich niet vereenigen met de mededeeling in het prae-advies, dat de verhooging der uitgaven slechts 10% bedraagt. Hij heeft daarop zelf een onderzoek ingesteld en kwam tot de conclusie, dat de verhooging 25 tot 30% bedraagt. Omdat zijne cyfers niet overeenkwa men met die van Burgemeester en Wethouders, heeft hij Burgemeester en Wethouders zqne cijfers verstrekt. De heer Beekhuis heeft in de vorige vergade ring nog verklaard, dat het voorstel van Burge meester en Wethouders moet staan of vallen met de door spreker genoemde cijfers. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat de door den heer Tulp genoemde cijfers voor 1914 van groe ne erwten, bruine boonen, stroop, boekweitenmeel en tarwemeel niet overeenstemden met de aan hen van elders bekende. Spreker heeft daarvan geen inzage kunnen k rij - gen en kan hierover dus niet oordeelen. Naar de cijfers van 1915 hebben Burgemeester en Wethouders geen onderzoek ingesteld omdat de door spreker genoemde artikelen op de uitgaven van een arbeidersgezin een zeer geringen invloed uitoefenen. Hij begrijpt hiervan het verband niet. Misschien kunnen Burgemeester en Wethouders dat beter beoordeelen, doch spreker is het hiermee absoluut niet eens. De uitgaven van door spreker genoemde artikelen hebben veel invloed op die van een arbeidersgezin. Hoewel hij dankbaar is voor de tegemoetkoming van den minister, is hij van oordeel, dat deze tege moetkoming niet voldoende is en zal hij stemmen vóór het verzoek van de gemeente-arbeiders. De heer Zandstra heeft in de vorige vergadering geen cijfers aangevoerd omdat hij en zijne partijge nooten dat niet zoo bijzonder noodzakelijk achtten. De vraag toch of het leven duur is behoeft niet te worden gedaan, want de duurte brengt de geheele wereld in beroering en den Minister van Landbouw niet het minst. In elk blad kan men het lezen. Wat geven nu cijfers? Spreker en zijne partijgenooten hebben herhaaldelijk statistieken in den Raad ge bracht, en hem voorgerekend wat een arbeidersge zin noodig heeft. Herhaaldelijk hebhen zij erop ge wezen wat de soldaat en de gevangene aan het Rijk kost en duidelijk gemaakt dat een arbeider niet kon beschikken over een inkomen, tot een bedrag, dat deze menschen aan het Rijk kost. Het is echter met cijfers in den regel zoo, dat er gezegd wordt: die zijn niet na te gaan, niet te controleeren. Spreker geeft toe dat dit moeilijk is. Ieder weet echter hoe veel duurder het leven is en men kan zich daar niet met een Jantje van Leiden afmaken. Men kan niet zeggen als het regent dat de regen niet nat maakt en dat de dure levensmiddelen heelemaal niet duur zijn. Zijn Burgemeester en Wethouders door de cij fers van den heer Tulp niet van zienswijze veran derd, ook spreker moet zijn standpunt handhaven en blijft de meening toegedaan dat de gemeente arbeiders recht hebben op een toeslag. Men kan toch tegen die menschen niet zeggen dat zij de tering maar naar de nering moeten zetten en zich aan den toestand moeten aanpassen. Dat onderschrijven spreker en zijne partijgenooten ten minste niet. Er is nu een nieuwe circulaire gekomen van den Minister van Landbouw, waar men zich angstval lig aan vastklampt. Spreker noemt het gelukkig dat de circulaire van Maart is ingetrokken, maar wat deze nieuwe zal brengen is nog niet te overzien. Zij is al weer moeilijk uit te voeren en is dan ook nog niet van die beteekenis dat de toeslag niet noo dig is. Wij staan voor de periode van het voorjaar, waarin nieuw leven begint op te bloeien. De natuur maakt zich weer gereed om zich als 't ware te ver nieuwen en dat heeft ook invloed in een arbeiders gezin. De schoonmaaktijd is weer daar en een ar beidersvrouw heeft evengoed behoefte aan schoon maak als een vrouw uit <le beter gesitueerde klas se. De sehoonmaak-artikelen zijn intussehen van 15

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 4