94 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1915. 1. Voor rekening van de af deeling komen de kosten van liet eventueel in orde maken vóór en na en van het schoonmaken van de lokalen na ieder ge bruik. 2. Telkens wanneer van het lokaal moet wor den gebruik gemaakt wordt daarvan tijdig kennis gegeven aan het bureau van gemeentewerken en door het uitsteken van een door de afdeeling te ver strekken vlag op den toren „de Oldehove". Het uitsteken en weder inhalen van de vlag zal van gemeentewege geschieden tegen betaling dooi de afdeeling van een bedrag van 0.60, te voldoen aan genoemd bureau, voor iederen keer dat die be zigheden worden verricht. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. De beraadslaging wordt geopend: De heer Zandstra zal niet over de vaststelling van het gewicht van het roggebrood spreken, hij is daarvan een voorstander, maar doet opmerken dat sedert de prijs van het roggebrood belangrijk is verlaagd, de vraag naar dat artikel grooter is ge worden. Spreker weet niet hoe het anderen bakkers gaat, maar Excelsior kan niet voldoende rogge bekomen. Hy weet ook niet of er zoo weinig rogge is of dat de Minister zoo vasthoudend is, maar vraagt of er niet iets kan worden gedaan om te bevorderen dat er voldoende rogge komt. De Voorzitter antwoordt dat na de tweede cir culaire van den Minister de roggecommissies eene conferentie hebben gehouden te 's Gravenhage. Daar is de kwestie onder de oogen gezien hoe er toezicht kan worden gehouden op het roggebrood, dat tegen verlaagden prys zou worden verkocht. En toen is besloten dat iedere gemeente zooveel rogge zou kunnen krijgen als indertijd het opge geven weekverbruik beliep. De controle is noodig o.a. opdat de rogge niet als veevoer zal worden gebruikt. Voor tarwebrood heeft de Minister de broodkaarten ingesteld, voor roggebrood achtte hij dat niet noodig. Iedere ge meente wordt in het roggekwantum beperkt tot het indertijd opgegeven weekverbruik en, heeft men geredeneerd, nu zullen de gemeenten zelf wel toe zicht houden. De Minister heeft zich met deze re geling vereenigd. 1 De roggecommissie is nu als het ware de agent der Regeering die voor haar de rogge distribueert. Het is niet de bedoeling een grooter verbruik dan j tot nu toe in het leven te roepen, doch om hun die roggebrood eten, dit goedkooper te verschaffen. De roggevoorraad toch is beperkt en het is de vraag of er voldoende voorraad is tot den nieuwen oogst. De heer Zandstra gelooft wel dat de burgemees ter en de Minister volgens opgaaf van Januari 1 niet anders kunnen. Er wordt nu echter veel meer 1 roggebrood gevraagd dan tot nu toe. Als echter de voorraad beperkt is, is er niet veel aan te doen. Hij i zou echter gaarne zien dat de burgemeester iets in die richting deed; de nieuwe oogst is in het vooruit- zicht, 't Kan wel zijn dat zulks een ruimere uitdee- I ling van rogge kan toelaten. 1 De Voorzitter zal de zaak bij het graancomité ter sprake brengen. Het is mogelijk dat er iets ruimer 1 rogge kan komen als de rogge geïnventariseerd is, maar toezegging kan spreker niet doen. De heer Zandstra vraagt of het ook mogelijk is voor te schrijven het gewicht in het roggebrood te stempelen. Er zijn gemeenten waar dit het geval is. De heer Koopmans acht dit niet noodzakelijk. Voor het wittebrood, dat in verschillende groot ten en modellen voorkomt, is dit wel het ge val. Roggebrood is er slechts in één model en twee grootten en van ouds is het bekend dat een „half brood" 5, een vierde part 2x/2 pond moet wegen. De Voorzitter wyst erop dat de kwestie van het instempelen van de cijfers later nog aan de orde komt voor het tarwebrood. De zaak is indertijd aangehouden omdat de bakkers in de tegenwoordige omstandigheden be zwaren hadden. Daar bij het onderzoek naar het gewicht van het brood bij roggebrood geen afwij kingen zijn geconstateerd, is indertijd deze brood soort niet onder de gewic-htsverordening opgeno men. Spreker zal echter deze kwestie by de herziening- der verordening ter sprake brengen. De heer Zandstra heeft geen bezwaar den stempel weg te laten. In enkele gemeenten mag echter al leen roggebrood van 5 pond worden gebakken. Hy acht dit voor Leeuwarden niet wenschelijk. De beraadslaging wordt gesloten. De onderdeelen I—III van ontwerp A, de veror dening op het gewicht van het brood en daarna het ontwerp in zijn geheel, worden met algemeene stem men vastgesteld. Aan de orde komt ontwerp B, de verordening- houdende verbod van voederen van vee met rog-ge. De heer Peletier vraagt of het ook overweging- verdient, nu aan artikel 1 een tweede lid is toege voegd betrekking hebbende op rogge, ongeschikt voor menschelijk voedsel, nog een derde lid by te voegen, luidende: „Het is verboden rogge opzette lijk voor menschelijk voedsel ongeschikt te maken of te doen maken". De Voorzitter vraagt den heer Peletier of daar naar zyrie meening geldelijk voordeel in zit. De heer Peletier ziet dit er niet in, wel dat men er minder gauw toe zal overgaan als het verboden is en gestraft kan worden. Spreker geeft het alleen in overweging. Als de voorzitter van oordeel is dat het niet noodig is zal spreker er niet op aandringen. De heer Hieinstra acht het overbodig. Artikel 1 is toch geen vrijbrief om rogge ongeschikt te maken voor menschelijk voedsel. Burgemeester en Wet houders kunnen toestemming geven om rogge, on geschikt voor menschelijk voedsel, voor veevoer te gebruiken. Blijkt het nu dat ze opzettelyk onge schikt is gemaakt dan zullen zij geen toestemming- geven, en als het niet kan worden bewezen dat ze opzettelijk ongeschikt is gemaakt, geeft de toevoe ging niets. De heer van Sloterdyek gelooft niet, hoe hij het denkbeeld van den heer Peletier toejuicht, dat de toevoeging noodig is. Er staat een straf op van hoogstens 25.boete of 6 dagen hechtenis. In het Wetboek van Strafrecht zijn bepalingen te over, op de vervalsching van levensmiddelen, ver nieling (artikel 350), die dergelijke opzettelijke han delingen strafbaar stellen. Hij meent dan ook dat opneming van eene bepaling, als de heer Peletier bedoelt, overbodig is en door den rijkswetgever be hoort te worden geregeld. De heer Tijsma is van oordeel dat de meening van den heer van Sloterdijck niet juist is. De be- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1915. 95 palingen betreffende vernieling in het Wetboek van Strafrecht slaan op vernieling van eens an ders goed en vervalsching van levensmiddelen is alleen strafbaar als men die aflevert met de weten schap der vervalsching. Dit valt dan ook niet onder het Wetboek van Strafrecht. Spreker meent dat het denkbeeld-Peletier toejuiching verdient. De Voor zitter heeft gevraagd of er geldelijk voordeel in zit, om rogge ongeschikt te maken voor menschelijk voedsel. In Groningen heeft men het toch gedaan. Er zyn zulke rare mensehen en het zal dus wel aan beveling verdienen op het denkbeeld-Peletier in te gaan. De heer Koopmans meent dat het niet de moeite loont verder over deze zaak uit te weiden. De heer Tijsma haalt Groningen aan, doch men moet hierbij in het oog vatten, dat er toen een groot verschil be stond tusschen den door de Regeering vastgestel- den prijs en den marktprijs. Wanneer we een verordening moesten maKen voor eene gemeente van het land in Groningen of Drenthe dan zou het misschien zijn nut kun nen hebben verscherpte bepalingen erin op te ne men, maar voor Leeuwarden is dit geheel overbo dig. Rogge wordt hier niet gevoederd en de dispen satie strekt zich ook alleen uit over rogge die be dorven kan zijn b.v. door de warmte. Inlandsche rogge is hiervoor zeer vatbaar. De heer Peletier maakt na het gehoorde van zijn idee geen voorstel. Hij heeft er ook alleen maar de aandacht op willen vestigen. De beraadslaging wordt gesloten. De verordening wordt eerst artikelsgewijs, daar na in haar geheel met algemeene stemmen aange nomen. Dit voorstel luidt als volgt: Gelijk reeds vroeger in den Raad is meegedeeld, bestaat er dringend behoefte aan vermeerdering van het aantal arbeiderswoningen. Als geschiktste plaats om tot de stichting daarvan over te gaan be schouwen wij het deel van de gemeente, gelegen tusschen Noord-Vliet, Oostersingel, Cambuurster pad en weg naar Cambuur, waar de gemeente over uitgestrekt grondbezit beschikt. Eerst zal echter een plan van uitbreiding voor dat gedeelte dienen te worden vastgesteld, opdat niet hetgeen wij thans bouwen aan een behoorlijken toekomstigen stads- aanleg in den weg staat. Hierbij zal getracht wor den den aanleg van den weg Vliet-Cambuurster pad, welken de gemeente zich verplichtte vóór 1 Mei 1917 tot stand te brengen, uit te stellen totdat zekerheid is verkregen over de richting van de tram. Dit zal wel mogelijk zyn, omdat stukken ge meentegrond, waar blokken arbeiderswoningen zouden kunnen verrijzen, bereikbaar zijn langs het Cambuursterpad. Daar op de begrooting geen gelden zyn uitge trokken voor de kosten van het maken van een uit breidingsplan als hier bedoeld, hebben wij de eer U machtiging te verzoeken voor dat doel een bedrag van ten hoogste 1000.te besteden. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra verzoekt Burgemeester en Wethouders om straks bij de indeeling van het bouwplan niet alleen rekening te houden met de belangen van groote menschen, maar ook te den ken aan de kleine menschen, de kinderen, door het reserveeren van een kinderspeelplaats. De Voorzitter antwoordt dat de bedoeling is een blok kleine arbeiderswoningen te bouwen; aan een speelterrein zal ook worden gedacht. Den heer H. P. de Haan komt het voor dat de toe lichting wat sober is. Hij kan zich niet voorstellen dat het mogelijk is op dit terrein, begrensd door Noordvliet, Oostersingel, Cambuursterpad en den weg naar Cambuur een stratenplan te ontwerpen, zonder rekening te houden met de geprojecteerde tram. Hij zou dan ook gaarne nog nader worden ingelicht. De lieer Fransen leest in de toelichting: „Hierbij zal getracht worden den aanleg van den weg Vliet-Cambuursterpad, welken de gemeente zich verplichtte vóór 1 Mei 1917 tot stand te bren gen, uit te stellen totdat zekerheid is verkregen omtrent de richting van de tram." Spreker meent dat het de bedoeling is, ook die der Commissie voor de Openbare Werken, dat die weg er komt. Als de tram er niet komt, komt de weg er ook niet, zeggen Burgemeester en Wethouders. Het is echter in het belang van het bouwplan dat de weg wordt aangelegd. De Voorzitter durft het bijna niet te zeggen, maar de beide sprekers schijnen niet goed te hebben ge lezen. De lieer de Haan vraagt hoe men bij dit bouwplan geen rekening kan houden met de ge projecteerde tram. Daar wordt wel rekening mee gehouden want er staat, dat met den aanleg van den weg zal worden gewacht tot zekerheid is gekregen omtrent de richting van de tram. Dit staat in ver band met de breedte van den weg. Als daarmee wordt gewacht is het mogelijk dat deze geen 17 M. breed behoeft te worden. Dat de weg er moet ko men staat als een paal boven water. Maar daarom kan men wel een plan ontwerpen. Een wijziging van de. breedte van dien weg werpt het geheele plan niet omver. De heer H. P. de Haan dankt voor de inlichtin gen. Hij acht het echter toch goed de vraag te heb ben gesteld. De heer Fransen heeft alleen deze opmerking ge maakt omdat het hem voorkomt dat, afgescheiden van de vraag of de tram er langs komt, deze weg van zooveel beteekenis is dat de breedte niet klei ner moet worden genomen. De Voorzitter: „het plan komt toch bij den Raad". De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Niets meer te behandelen zijnde sluit de Voorzit ter de vergadering. VERBETERING. Op pag. 89 van het Raadsverslag van 11 Mei 1915, 2e kolom, vervallen in den eersten regel van den vijfden termijn van den Voorzitter de woorden: „geeft zulks toe. Hij" 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wij ziging der verordening op het gewicht van het brood (gemeenteblad 1915, no. 4) en tot het opnieuw vast stellen van die, houdende verbod van voederen van vee met rogge, onder intrekking der bestaande (bijlage no. 13). 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om liun een crediet te verleenen voor het ontwerpen van een stratenplan voor het gedeelte der gemeente, gelegen tus schen Noordvliet, Oostersingel, Cambuursterpad en Weg naar Cambuur.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 3