100 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juni 1915.
van voorzitter en secretaris der Coöperatieve Ver-
eeniging tot bereiding van melkproducten, geves
tigd te Leeuwarden, tot Uwe Vergadering liet ver
zoek gericht om, ten behoeve van de te stichten fa
briek op het terrein, kadastraal bekend sectie G no.
9476, aan den Kanaalweg Z.Z., rails voor smalspoor
in dien weg te mogen leggen vóór die fabriek en
twee aanlegsteigers, onderscheidenlijk 6 en 4 M.
breed, in het kanaal en in en tegen dien weg tegen
over de fabriek te mogen aanbrengen. Uit de bij
het verzoekschrift overgelegde teekeningen blijkt,
dat het de bedoeling is drie smalsporen te maken.
Voor een bedrijf als in de onderwerpelijke fa
briek zal worden uitgeoefend, is het hebben zoowel
van rails als van aanlegsteigers een vereisehte. Nu
het gemeentebelang zich uit verkeers- of ander
oogpunt niet tegen het maken van inrichtingen als
de gevraagde verzet, behoort dit te worden toege
staan. Ook de Directeur der gemeentewerken is
van dit gevoelen. Hij acht het echter noodig de ver
gunning slechts tot wederopzeggens te verleenen
en voorwaarden te stellen, welke in het algemeen
belang noodig zijn te achten. In zijn hierbijgaand
advies zijn die aangegeven. Behoudens eeuige wij
zigingen en met weglating van hetgeen hij in over
weging geeft onder punt 11, dat wij, waar de
vergunning te allen tijde kan worden opgezegd,
overbodig vinden, zjjn die voorwaarden overge
nomen. Aan de vergunning de opschortende voor
waarde te verbinden, zooals de directeur wil,
dat de steigers eerst gemaakt mogen wrnrden na
vertoon van de bij het Provinciaal huishoudelijk
reglement van politie gevorderde dispensatie, lijkt
ons evenzeer overbodig. Het spreekt toch van zelf
dat de steigers er niet komen als die dispensatie
niet verkregen is, terwijl het in dit geval ook niet
op den weg der gemeente ligt ervoor te waken dat
provinciale voorschriften worden nageleefd.
Terwijl wij door mededeeling van het boven
staande IJ het gevraagde prae-advies uitbrengen,
hebben wij de eer TJ voor te stellen te besluiten:
voor zooveel de rechten der gemeente betreft en
behoudens die van derden, aan de Coöperatieve
Yereeniging tot bereiding van melkproducten, ge
vestigd te Leeuwarden, en hare rechtverkrijgenden
vergunning te verleenen:
I. tot het leggen en tot wederopzeggens toe
hebben van drie smalsporen, volgens de ingezonden
teekening in den Kanaalweg Z.Z., van twee in het
Nieuwe Kanaal tegen dien weg te plaatsen aan
legsteigers af naar het terrein, kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden, sectie G no. 9476, bestemd
voor den bouw van een melkproductenfabriek, ge
legen ten zuiden van dien weg, de juiste plaatsen
nader door of vanwege Burgemeester en Wethou
ders aan te wijzen, onder voorwaarde:
a. dat de drie sporen worden gelegd op door
gaande platen van gewapend beton, ter breedte
van de lengte der ijzeren dwarsliggers en tot een
zoodanige dikte, dat de onderkant reikt tot 15 e.M.
beneden den onderkant der daar liggende straat
keien;
b. dat de rails zoogenaamde groefrails of rails
met contrarails op een afstand van ten hoogste
4 c.M. zijn, welke zoodanig worden gelegd en on
derhouden, dat haar bovenvlak met den bovenkant
der bestrating op gelijke hoogte ligt;
c. dat tusschen de rails over de geheele lengte
en over de geheele breedte van den weg, alsmede
tot op 80 c.M. ter weerszijden uit de as van elk smal
spoor de bestrating wordt gemaakt van in sterke
specie gemetselde keien, voor zoover de rails in de
keibestrating liggen en van in sterke specie gemet
selde harde klinkers, voor zoover zij in de bermen
liggen;
d. dat de aanwezige keien voor de onder c be
doelde bestrating kunnen worden gebruikt, doch
hij sljjtage worden vernieuwd;
e. dat in de sporen op gemeentegrond geen be
weegbare wissels of draaischijven zijn;
f. dat nimmer eenig voorwerp onbewaakt op
of tusschen de rails of op de bestrating of bermen
der gemeente verblijft;
g. dat de stootbalken aan het einde der sporen
steeds helder wit geverfd zjjn;
h. dat bij liet eindigen van de vergunning bin
nen een door Burgemeester en Wethouders te be
palen termijn alle sporen weggeruimd en de weg
en de bermen ter plaatse zijn teruggebracht in een
toestand, ten genoegen van Burgemeester en Wet
houders, bij gebreke van welk een en ander dit door
dezen ten koste van den nalatige zal worden uitge
voerd
i. dat de hiervoren genoemde werken en werk
zaamheden worden uitgevoerd en onderhouden ten
koste van degene, aan wie deze vergunning is ver
leend, overgegaan of overgedragen en ten genoegen
van Burgemeester en Wethouders;
j. dat als erkenning van het eigendomsrecht
der gemeente op den grond, waarin de smalsporen
zijn gelegd, door de vergunninghoudster per kalen
derjaar, jaarlijks vóór of op den lsten Mei, voor
liet eerst voor het nog overgebleven gedeelte van
het jaar 1915 mede geheel te betalen vóór of op den
lsten Juli 1915, ten kantore van den gemeente
ontvanger wordt gestort een recognitie van 1.
voor elk spoor;
II. tot het maken en tot wederopzeggens hebben
van een aanlegsteiger, breed 6 M., en van een aan
legsteiger, breed 4 M., in het Nieuwe Kanaal, in
en tegen den Kanaalweg Z.Z. tegenover het terrein,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G
no. 9476, en bestemd voor den bouw van een melk
productenfabriek, de juiste plaatsen nader door
of vanwege Burgemeester en Wethouders aan te
wijzen, onder voorwaarde:
1. dat de aanlegsteigers worden samengesteld
en onderhouden op gelijke wijze als zij op de over
gelegde teekening zijn afgebeeld en van solide ma
terialen:
2. dat het talud langs het Nieuwe Kanaal over
eene lengte, beginnende 5 M. ten oosten van den
oostelijken steiger en eindigende 5 M. ten westen
van den westelijken steiger, over de volle hoogte en
breedte wordt bestraat met klinkers op hun kant;
3. dat bij het eindigen van de vergunning bin
nen een door Burgemeester en Wethouders te be
palen termijn de steigers weggeruimd zijn en de
weg en het talud ter plaatse zijn teruggebracht in
een toestand ten genoegen van Burgemeester en
Wethouders, bij gebreke van welk een en ander
dit door dezen ten koste van den nalatige zal wor
den uitgevoerd;
4. dat de hiervoren genoemde werken en werk
zaamheden worden uitgevoerd en onderhouden ten
koste van degene, aan wie deze vergunning is ver
leend, overgegaan of overgedragen en ten genoe
gen van Burgemeester en Wethouders;
5. dat als erkenning van het eigendomsrecht dor
gemeente op den grond, waarin en waartegen de
aanlegsteigers zijn geplaatst, door de vergunning
houdster per kalenderjaar jaarlijks vóór of op den
lsten Mei, voor het eerst voor het nog overgebleven
gedeelte van het jaar 1915 mede geheel te betalen
vóór of op den lsten Juli 1915, ten kantore van dei.
gemeente-ontvanger wordt gestort een recognitie
van 1.voor iederen steiger.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juni 1915. 101
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
7. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van E. van der Koog alhier, waarbij hij in
beroep komt van het besluit van Burgemeester en Wet
houders, tot weigering der vergunning tot het verbouwen
van een drietal woningen aan Schoppershof.
Dit prae-advies luidt als volgt:
E. van der Kooij heeft aan Burgemeester en Wet
houders vergunning gevraagd tot het vernieuwen
van een drietal woningen aan den weg naar Cam
bium in de buurt Schoppershof. De bedoeling was
om van die woningen twee te maken, zoodanig dat
deze vernieuwing naar het oordeel van Burgemees
ter en Wethouders gelijk was te stellen met een g e-
heele vernieuwing, waaraan men op grond van
artikel 50 der Bouwverordening (eisehen waaraan
op 29 Juli 1905 bestaande woningen moeten vol
doen, zoolang geen vrijstelling van Burgemeester
en Wethouders is verkregen), thans den eisch
wenschte te stellen van te voldoen aan artikel 38
letter b der verordening, d.w.z. dat de nieu
we woningen moesten hebben een volkomen
waterdichte leiding tot afvoer van spoelwa
ter, loozende in liet gemeentelijk riool of, zoo
naar het oordeel van het college een goede ver
wijdering van spoelwater te verkrijgen is door loo
zing in een openbaar water, in een dergelijk water.
Aangezien geen van beide wijzen van verwijdering
van het spoelwater hier in aanmerking kon ko
men, nu noch in den weg naar Cambuur een riool
noch in de nabijheid een openbaar water is, is de
vergunning geweigerd moeten worden, omdat aan
het voorschrift van artikel 50 jo. artikel 38 b dei-
verordening niet is voldaan (artikel 5, 2e en 4e lid,
der Woningwet).
Uwe Vergadering zal evenmin kunnen uitspreken
dat het voorschrift is opgevolgd en daarom geven
wij haar in overweging het ingestelde beroep te
wijzen van de hand.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Vos is het geheel eens met het prae-
advies en voelt dat er geen sprake van het geven
van bouwvergunning kan zijn. Hij vraagt of de vele
moeilijkheden, die zich bij dergelijke gevallen voor
doen, niet kunnen worden ondervangen. Als toch bij
(le onbewoonbaarverklaring werd medegedeeld dat
er van herbouw of vernieuwing geen sprake kon
zijn aan Burgemeester en Wethouders is zulks
wel bekend dan zouden er geen teekeningen enz.
gemaakt worden en veel werk bespaard.
De Voorzitter gelooft dat de heer de Vos zich ver
gist. De woningen zijn niet onbewoonbaar ver
klaard.
De heer de Vos: „is het advies van den Inspec
teur van het Woningtoezicht dan wel heel duidelijk.
Mischien vergis ik mij daardoor".
De Voorzitter antwoordt dat er in het advies van
den Inspecteur voor het Woningtoezicht staat dat
de bedoelde woningen voor onbewoonbaarverkla-
ring zouden worden voorgesteld. Burgemeester en
Wethouders kunnen echter bij onbewoonbaarver-
klaring de betrokkenen niet gaan waarschuwen dat
zij verschillende dingen niet mogen doen.
De heer de Vos vraagt, of bij onbewoonbaarver
klaring Burgemeester en Wethouders de betrokke
nen niet in de gelegenheid kunnen stellen te vol
doen aan de artikelen 35 en 38 der Woningwet.
De Voorzitter wijst erop dat doorgaans de eige
naar van panden in die buurt wel weet dat hij daar
niet mag bouwen, maar dat hij het probeert.
I >e heer Tjjsina doet opmerken, dat Burgemeester
en Wethouders het recht hebben om vrijstelling te
verleenen van dergelijke verplichtingen als hier be
doeld. Waarom is hun dit recht gegeven Om het
toe te passen als ze te doen krijgen met menschen,
die, al willen zij wel, niet kunnen voldoen aan de ge
stelde voorwaarden. Deze adressant kan niet vol
doen aan de bepaling om aan een goed riool aan te
sluiten, want dat is ter plaatse niet aanwezig. Spre
ker vraagt of dit nu voor Burgemeester en Wethou
ders geen gelegenheid is gebruik te maken van hun
dispensatierecht. Hierdoor zal toch verbetering van
den woningtoestand in de hand worden gewerkt.
Burgemeester en Wethouders moesten in dit geval
niet eisehen dat er op een riool wordt aangesloten.
Dat is tegenover adressant een zekere hardheid.
De heer Zandstra zal niet met het prae-advies
meegaan. De bedoelde woningen toch worden ge
deeltelijk vernieuwd. Wel blijft een klein deel staan,
maar de toestand wordt belangrijk verbeterd. In
het prae-advies staat dat er geen goede loozing van
het spoelwater in een openbaar water is te krijgen.
Spreker meent dat dit minder juist is. Thans ge
schiedt die loozing van spoelwater ook in een open
baar water. Het is wel geen voorname sloot, maar
die staat in verband met het Vliet. Hier heeft dus
wel loozing in een openbaar water plaats en of
schoon demping en riooleering beter zou zijn en
spreker er niet toe wil medewerken misstanden in
het leven te roepen of te bestendigen, zal hij tegen
het prae-advies van Burgemeester en Wethouders
stemmen.
De Voorzitter doet opmerken dat Burgemeester
en Wethouders met hun voorstel in de lijn blijven
van het standpunt, reeds jaren door het college in
genomen, om daar, waar geen riool ligt, bouwver
gunning te weigeren. Spreker wil den heer Tijsma
toegeven dat zulks in sommige gevallen hard kan
zijn, maar niet dat door zoo te handelen de verbete
ring der volkshuisvesting wordt tegengewerkt. De
verordening eiseht eene waterloozing op een riool
of een openbaar water en als nu Burgemeester en
Wethouders daarvan in dit geval zouden afwijken,
zou spreker geen enkele reden kunnen vinden om
zulks ook niet in alle andere gevallen te doen en
zouden Burgemeester en Wethouders overal bouw
vergunning moeten geven. De toestand is hier niets
gunstiger dan op andere plaatsen. De heer Zand
stra noemt de sloot een openbaar water. Over het
begrip „openbaar water" kan men redetwisten.
M en heeft hier evenwel te doen met een vuile sloot
en het is niet hygiënisch daarop uitwatering toe te
staan. De verordening heeft gewild dat ieder b e-
staand huis in een riool zijne afwatering had. Dat
heeft men niet kunnen volhouden.
Bij nieuwbouw echter kon dit wel en als men zich
er hier niet aan houdt doet men beter de bepaling
maar uit de verordening te nemen. Zij moet gehand
haafd en de rioleering uitgebreid worden. Het is
onhygiënisch hier dispensatie te verleenen. Dit kan
alleen als het een huis betreft dat b.v. aan de grens
der gemeente en midden in een weiland staat.
De heer Tysnia gelooft dat de conclusie, welke de
Voorzitter uit sprekers betoog heeft getrokken, te
ver gaat. De Voorzitter zegt n.l. dat Burgemeester
en Wethouders, als zij hier dispensatie verleenen,
zulks overal zullen moeten doen. Men heeft hier
echter een bijzonder geval. Er zijn drie woningen,
die niet deugen en de eigenaar wil ze verbeteren.