144 Verslag' van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1915. tiënt een raam open hebben, een ander dicht en zoo ontstaan er onaangenaamheden. Het is hier een geheel andere toestand dan in het Binnengasthuis te Amsterdam. Daar beschikt men toch over veel zalen en veel ruimte en daardoor worden dergelijke bezwaren niet zoo gevoeld. In een klein ziekenhuis als het onze moet leiding zijn. Die leiding' berust grootendeels bij de directrice wij hebben het voorrecht een buitengewoon goede te hebben maar als zij met drie doktoren te doen krijgt is het voor haar niet te doen. Dat is, spreker mag het wel mededeelen, ook het standpunt van de directrice zelf. In verband met deze zaak kan spreker nog me dedeelen, dat het bestuur van het Diaconessenhuis zich in beginsel bereid heeft verklaard de besmet telijke zieken der gemeente op te nemen. Alvorens zich definitief uit te spreken, wil dit bestuur echter nagaan of er gelegenheid is om nog een barak te bouwen en of er ruimte te krijgen is om meerdere zusters te huisvesten. Dit is wel een stap vooruit. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders be rust in hoofdzaak op praktische gronden en spre ker moet dan ook ernstig ontraden een proef te ne men met drie directeuren. De heer Vonck heeft den voorzitter hooren zeg gen, dat het voor de directrice onmogelijk is tege lijkertijd met drie artsen samen te werken. Spreker doet opmerken, dat er slechts één eerstaanwezend ambtenaar is, terwijl de beide andere stadsartsen hun eigen patiënten behandelen. Ook in het Diaco nessenhuis praktiseeren meerdere geneeslieeren wel behandelt iedere medicus zijne patiënten op zijn eigen manier maar van strubbeling tusschen de doktoren heeft spreker nooit gehoord, leder, die de instructie voor den geneesheer-directeur artikel voor artikel leest, ja zelfs een leek zal kunnen be grijpen, dat zij, die tot stadsarts zijn benoemd, en dat zijn waarschijnlijk de heste, volkomen in staat zijn de bepalingen der instructie na te leven. Spre ker meent, dat er geen bezwaar is, de stadsartsen om beurten met het ambt van eerstaanwezend ge neesheer te belasten. De heer Beekhuis vindt het jammer, dat de heer Vonck geen aanleiding heeft gevonden om een aparte nota aan den raad over te leggen. Hij komt toch in de vergadering met een nieuw denkbeeld. In de courant heeft men indertijd een verdediging kunnen lezen van het standpunt om geen directeur te benoemen, Burgemeester en Wethouders willen wel een directeur en de heer Vonck wil weer iets anders. Spreker had het daarom wenschelijk ge acht, dat de heer Vonck een nota had overgelegd. Bovendien komt het spreker voor, dat de voorzit ter den heer Vonck niet heeft begrepen. Hij zei toch, dat het niet in de bedoeling van dit raadslid lag een directeur te doen benoemen en dit is toch feitelijk wel het geval, daar de heer Vonck de stads artsen elk één jaar met het directeurschap wil be lasten. Spreker vindt in een en ander aanleiding- om te vragen de raad staat heden wel in het tee- ken van aanhouding of er ook veel bezwaar is deze kwestie aan te houden, met uitnoodiging aan den heer Vonck om diens denkbeeld schriftelijk uit te werken. De heer Berghuis is van oordeel, dat de voorzit ter den heer Vonck wel heeft begrepen. Het eene jaar toch dat is de bedoeling zal dte een eerst aanwezend zijn en het volgende jaar weer een an der. Er komt dus elk jaar een andere baas. Spreker kan het denkbeeld van den heer Beekhuis niet on dersteunen, want hij vindt het voorstel-Vonck ver werpelijk. Ook is hij van oordeel, dat eene verge lijking van het ziekenhuis met het Diaconessenhuis of Bonifaciushospitaal niet opgaat en dat het tel kens rouleeren van het directeurschap in strijd is met de belangen der inrichting. Als toch in een zaak steeds de leiding verwisselt, lijdt die er onder en dat is vooral het geval met een ziekenhuis. De heer Hiemstra had uitstel van de behandeling verwacht. Spreker is ongerust geworden door de nota van Burgemeester en Wethouders en die on gerustheid is door de mededeeling van den voor zitter nog toegenomen. De voorzitter is bevreesd voor ruzie onder de doktoren. Spreker deelt die vrees niet. In het Diaconessenhuis toch zijn zalen met 20 patiënten, waarover 2, 3 of 4 doktoren prak tiseeren. Nu zal er, als de een voor zijn patiënt een raam open, een ander dicht willen hebben, ruzie ontstaan. Daar is echter geen sprake van. Waar om zal dit nu wel in liet ziekenhuis gebeuren? Staan de stadsartsen dan op een zooveel lager peil? Daar gelooft spreker niets van en dat argument van Burgemeester en Wethouders beteekent dan ook niet veel. In de stukken wordt er op gewezen, dat de leiding van een geneesheer-directeur noodzake lijk is. Als men die stukken nu verder leest zou men bijna geneigd zijn te denken, dat er een poging werd gedaan om de directrice op te doeken. Dat is toch niet het geval. Niemand denkt daaraan. Spreker is van oordeel, dat ieder er prijs op stelt door den dokter, dien hij geregeld heeft, te worden behandeld. Dezelfde eisch stelt spreker ook voor de armen. Als nu het ziekenhuis er niet geschikt voor is, omdat het te klein is, de patiënten te behande len volgens het denkbeeld van den heer Vonck, dan moet er een ander ziekenhuis komen. De heer Vonck wil het directeurschap om het jaar doen ver- wisseleu en de voorzitter heeft toen gezegd, dat er dan drie directeurs komen. Spreker is dit niet met hem eens, maar wil er de aandacht op vestigen, dat dit niet het hoofdmotief is van den heer Vonck. Het hoofdmotief is, dat ook de arme patiënten hun eigen geneesheer kunnen behouden. Spreker ver zoekt den raad dan ook dringend het idée-Vonck niet af te wijzen, maar het denkbeeld-Beekhuis, om de behandeling uit te stellen, te steunen. De heer P. A. de Haan weet niet of de behande ling uitgesteld wordt en wil dan ook nog even doen opmerken, dat er in de redeneering van den heer Vonck iets tegenstrijdigs is. Hij zegt: wij hebben geen geneesheer-directeur noodig en ook: elk der stadsartsen kan op zijne beurt directeur zijn. Als men echter niet één man wil hebben als directeur, moet het toch ook niet op de door den heer Vonck voorgestelde manier gebeuren. Dan wisselt toch de leiding elk jaar en dat acht spreker niet goed. De heer Hiemstra eischt, ook voor de armen, dat deze behandeld worden door hun eigen geneesheer. Spreker wil den heer Hiemstra doen opmerken, dat er inrichtingen zijn voor meergegoeden, die ruim moeten betalen, voor de patiënten door den genees heer der inrichting worden behandeld. De heer Peletier voelt wel iets voor het denk beeld van den heer Beekhuis. De gedachte van den heer Vonck lacht ook spreker toe en hij zou gaarne dit raadslid in de gelegenheid zien gesteld, daar over een nota bij den Raad in te dienen. Hij zal dan ook voor uitstel van behandeling stemmen. Spreker merkt nog op, dat het criterium der lei ding te vinden is bij de Directrice en niet zoozeer bij den Directeur. Was dit laatste het geval, men zou een Directeur eischen, die zijn volle werkkracht gaf en niet nog voor zich zelf een drukke praktijk kan waarnemen. Waar men dus geen vollen man eischt, schijnt Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juli 1915. 145 het spreker toe, dat het denkbeeld van den heer Vonck overweging verdient. Ook daarbij heeft men te allen tijde een even verantwoordelijk geneesheer directeur, terwijl de huishoudelijke leiding bij de Directrice blijft. De Voorzitter acht het het best dat de Raad zich eerst uitspreekt over het al of niet uitstellen der behandeling. Als zij wordt uitgesteld zal de heer Vonck zijn denkbeeld schriftelijk kunnen toelichten en Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid worden gesteld hunne bezwaren kenbaar te maken. Spreker wil er den Raad echter nog op wijzen dat de waarneming al eenigen tijd heeft geduurd. Met algemeene stemmen wordt besloten de be handeling uit te stellen. Niets meer aan de orde zijnde sluit de Voorzit ter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 8