186 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1915. durende den tijd, dat de leeraar C. Goud onder de wapenen is, uiterlijk voor den cursus 1915/16: S. W. Caspers, leeraar aan de Ambachtsschool alhier, behoudends berusting van den Minister van Binnenlandsche Zaken, wegens het gemis van de wettelijke bevoegdheid. F. Tijdelijk leeraar in lijn- en vakteekenen voor den cursus 1915/16: A. de Jonge, leeraar aan de Ambachtsschool al hier, behoudens berusting van den Minister van Binnenlandsche Zaken wegens het gemis van de wettelijke bevoegdheid. G. Leeraar in de natuurkunde: R. Palsma, leeraar aan de Rijks Hoogere Bur gerschool alhier. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan de plaatselijke commissie ter bevordering van de ontwikkeling en ontspanning van de ge mobiliseerde troepen alhier het Beurslokaal koste loos ten gebruike af te staan. 3. Nota van Burgemeester en Wethouders om trent het bedrag der kosten voortvloeiende bij aan neming van het voorstel-Berghuis tot het verleenen van een toeslag van 10% op loonen van gemeente ambtenaren, voor zoover gehuwd of kostwinners. De stukken 1-3 hebben ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening op de inrichting en het gebruik der algemeene begraafplaats (gemeen teblad 1907 no. 6), tot vaststelling van een instruc tie voor den Directeur van en tot wijziging der in structie voor de doodgravers op de algemeene be graafplaats (gemeenteblad 1909 no. 22). 5. Alsvoren betreffende de benoeming van een directeur van het Stads Ziekenhuis en prae-advies betreffende het voor stel-Vonck inzake een reorga nisatie van den geneeskundigen dienst voor behoef- tigen. De stukken 45 worden gedrukt als bijlagen tot het raadsverslag, bij de leden rondgezonden en te zijner tijd behandeld. 6. Alsvoren tot verhuring van de gardenierslan- den „het Hinneland", „het Blokkeland" en het gar- deniersland bij Krom en Begt aan Oldegalilëen, alle voor den tijd van één jaar, onderscheidenlijk aan H. S. Ritman, M. Wiemers en T. Tolsma, en H. Plantenga. 7. Alsvoren om aan W. Smilda, oliefabrikant te Akkrum en G. G. van der Wal, oliefabrikant en koopman, alhier, vergunning te verleenen tot het maken en tot wederopzeggens toe hebben van een steiger tegen den Kanaalweg N.Z. tegenover hunne fabriek aldaar en van een smalspoor in dien weg. 8. Alsvoren betreffende de bestrating en riolee- ring van het door demping van de Zoutsloot verkre gen terrein en om Th. van der Noord ten behoeve van zijn perceel Zuidvliet no. 390 recht van uitgang te verleenen over een strook gemeentegrond aldaar. 9. Alsvoren tot vaststelling van den pensioens grondslag van mej. J. Staverman, directrice dei- school van M. O. voor meisjes en Van mej. W. E. Daubanton, leerares aan die school. De stukken 69 zullen in eene volgende verga dering worden behandeld. 10. Alsvoren tot wijziging van het raadsbesluit van 27 Augustus 1901 tot verstrekking van voeding en kleeding aan schoolgaande kinderen, ter bevor dering van schoolbezoek. Zal bij de begrooting worden behandeld. 11. Prae-advies van Burgemeester en Wethou ders inzake het adres van het Centraal Comité voor drankbestrijding alhier, betreffende verlaging van het maximum-aantal vergunningen tot verkoop van sterken drank in het klein. 12. Alsvoren op het adres van de Naamlooze Yennyotschap Nederlandsche Ijzerhandel afdee- ling Hartelust, om haar vergunning te verleenen tot het maken van een inrit in het trottoir vóór haar gebouw aan de Romkeslaan. 13. Alsvoren op het adres van het bestuur der afdeeling Leeuwarden van de federatie van provin ciale bonden van vergunninghouders in Nederland om de verordening op de heffing van het recht we gens vergunning tot verkoop van sterken drank in het klein zoodanig te wijzigen, dat voortaan voor elke 50.van de geschatte huurwaarde van dranklokaliteiten slechts 7.50 behoeft te worden betaald. 14. Alsvoren op het adres van dr. A. A. Eecen alhier e.a., houdende verzoek hunne landerijen in den omtrek van het Kalverdijkje wederom van ge meentewege te doen bemalen, thans door een nieuw te stichten watermolen van voldoende capaciteit, voor de stichtingskosten waarvan zij een ruim deel wenschen bij te dragen en voorts om in afwach ting daarvan hunne landerijen tegen verhoogd ta rief met den bestaanden molen wederom te bema len. De stukken 11—14 zullen in eene volgeude verga dering worden behandeld. IV. De Voorzitter moet, alvorens over te gaan tot de behandeling der agenda, den Raad eene me- dedeeling doen. Burgemeester en Wethouders heb ben n.l. een schrijven ontvangen van den Minister van I inanciën betreffende den verbouw van het huis Gouverneursplein 42. In Juli is deze zaak in den Raad behandeld en toen hebben Burgemeester en Wethouders op spoed aangedrongen, ten einde de teekeningeu enz. aan den Minister te kunnen op zenden. De gemeente zou dan n.l. het perceel bou wen, dat door het Rijk zou worden gehuurd. Bur gemeester en Wethouders nu waren van oordeel, dat de definitieve goedkeuring slechts eene vorm kwestie was, omdat de directeur der registratie met de teekeningen naar den Haag is geweest en terug gekomen is met het bericht, dat daartegen aan het departement geen bezwaren bestonden. Naar aan leiding van die mededeeling hebben Burgemeester en Wethouders aan geen bezwaren meer gedacht. Toen spreker evenwel later in den Haag was, en een bezoek bracht aan den rijksbouwmeester, werd hem door dezen hoofdambtenaar medegedeeld, dat hij de teekeningen tevoren niet had gezien, en dat hij zich er volstrekt niet mee kon vereenigen. De teekeningen zijn wel aan het departement van Fi nanciën geweest, maar de man, wiens advies in de eerste plaats wordt gevraagd, had ze niet onder de oogen gehad. Hij heeft enorme bezwaren en o.a. ook de opmerking gemaakt, dat de prijs te hoog is. De Minister heeft toen gevraagd of het gebouw, voor den overeengekomen prijs, niet kon worden ge maakt naar de wenschen van den rijksbouwmeester. Dat is echter geheel buitengesloten, omdat er zoo veel aan moet worden gewijzigd en daaraan kan niet worden getornd, omdat de Minister zich ge heel vereenigt met de door den rijksbouwmeester opgeworpen bezwaren. Burgemeester en Wethou ders hebben toen een brief geschreven aan den Mi nister en zich beklaagd over het feit dat de ge meente nu kosten had gemaakt voor niets en zij hebben het volgende antwoord gekregen: „Naar aanleiding van nevengemelden brief heb „ik de eer IT mede te deelen, dat ook door mij de ont binding van de door U bedoelde overeenkomst en „de wending die de onderwerpelijke zaak genomen „heeft, wordt betreurd. „Het misverstand, dat Blijkbaar onwillekeurig in Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1915. 187 „het spel is geweest, kan vermoedelijk als volgt „worden verklaard. „In het begin van dit jaar werd aan de hand van „v o o r 1 o o p i g e teekeningen met Uwe Gemeen ste onderhandeld over de stichting van een gebouw, „dat uiterlijk 11 Mei 1916 gereed en voldoende droog „zou moeten zijn om in gebruik genomen te kunnen „worden. „Een spoedige beslissing was derhalve noo- „dig. Om die reden werd niet, zooals in andere ge tallen gebruikelijk is, vooraf een meer definitief „plan en ontwerp-bestek ter beoordeeling gevraagd, „doch in beginsel instemming betuigd met het bij „Uw brief van 19 Januari 1915 no. 1900 12/83 ge- „dane voorstel, onder uitdrukkelijk voorbehoud dat „het later op te maken bestek en de teekenin gen van Rijkswege zouden moeten worden goed gekeurd. „Tegen die stukken zijn de U bekende bezwaren „ingebracht, welke tot mijn leedwezen van dien „aard zijn, dat daaraan blijkens Uw schrijven zon- „der verhooging van den huurprijs niet kan wor- „den tegemoet gekomen. „Ten slotte zij mij de opmerking veroorloofd, dat „het oponthoud en de kosten, waarvan in de laatste „alinea van Uw schrijven sprake is, vermeden had ben kunnen worden, indien de directeur der ge meentewerken, wien blijkens Uw schrijven van 12 „Mei j.l„ no. 1249/580 door U was medegedeeld, dat „de Rijksbouwmeester eenig toezicht op het werk „zou uitoefenen, bij het ontwerpen van het bestek „en de teekeningen met dien hoofdambtenaar over- „leg had gepleegd, zooals in andere dergelijke ge tallen steeds wordt gedaan". In vervolg daarop is nog het volgende schrijven biunen gekomen: „In verband met de bij uw schrijven van 2 Oc tober j.l. no. 2860/1183 gedane mededeeling, dat het „Uwe gemeente niet mogelijk is zonder verhooging „van den huurprijs te voldoen aan de geopperde be twaren tegen het plan voor een registratiegebouw „aan het Gouverneursplein, en dat op grond van die „bezwaren de overeenkomst moet worden ontbon- „den, zijn dezerzijds pogingen in het werk gesteld „om op andere wijze te voorzien in de huisvesting „van de kantoren, thans ondergebracht in het ge bouw aan de Nieuwe Buren. Aangezien de personen, „met wie daaromtrent onderhandelingen zijn ge toerd, op eene beslissing aandringen, heb ik de eer „U beleefd te verzoeken het voorstel tot ontbinding „van bovenbedoelde overeenkomst in de eerstvol gende Raadsvergadering ter tafel te willen bren- „gen en zoo mogelijk het besluit van den Gemeente raad uiterlijk Woensdag 13 dezer te willen mede beden aan den directeur der registratie en domei- ten te Leeuwarden". Nu zijn Burgemeester en Wethouders in ver band met deze beide missives van oordeel, dat er niets overblijft dan de overeenkomst te ontbinden. Als de Minister de teekeningen niet goedkeurt kan de gemeente toch niet bouwen. Spreker betreurt het in hooge mate dat deze zaak zoo is geloopen, maar de schuld ligt voor het grootste deel aan het Ministerie van Financiën. De heer Fransen kan zich er wel mee vereenigen dat de overeenkomst ontbonden wordt. Hij vraagt echter hoe het komt met de kosten, welke de ge meente heeft gemaakt. De Voorzitter antwoordt dat de gemeente die moet betalen. Zij zjjn echter niet zoo belangrijk en bestaan in hoofdzaak in eene vergoeding aan den architect en den tijd door Gemeentewerken aan de teekeningen besteed. Het bedrag zal betrekkelijk gering zijn en spreker gelooft bovendien dat de ge meente de kosten, streng genomen, niet van het Rijk kan terugeischen. De heer Hiemstra vraagt of de Voorzitter ook kan mededeelen hoeveel het gebouw duurder komt als aan de eischen van den Minister gevolg wordt gegeven. Naar de door den Minister gestelde eischen is de huurprijs te laag, maar hoeveel wordt het bedrag hooger bij inwilliging ervan! De Voorzitter kan dat niet zeggen; dat is niet uitgerekend. De bezwaren zijn nog al van zeer in grijpenden aard en het zal niet eenvoudig zijn eraan te voldoen. O.a. moet er een heele muur bij en dit al leen veroorzaakt reeds veel extra kosten. Er was toch gerekend op inankering in den muur van het hypotheekkantoor. De meerdere kosten zijn niet be rekend, maar waar er, als het gebouw volgens het raadsbesluit werd uitgevoerd, al geld bij moet, gaat het niet aan het nog duurder te maken. Spreker meent te weten dat de meerdere kosten in ieder ge val in de duizenden zullen loopen. De heer Hiemstra heeft indertijd den indruk ge kregen dat de huur tamelijk hoog was en nu zou het mogelijk zijn dat die tamelijk normaal werd door de verhoogde bouwkosten. Dan zou het nog mogelijk zijn aan 's Ministers eischen te voldoen. Het spijt spreker dan ook zeer dat er geen kosten berekening is gemaakt, te meer, omdat ook de ge meente er belang bij heeft dat op de bedoelde plaats een goed gebouw komt te staan. Spreker gelooft nu echter dat er niets op zit dan het voorstel tot ont binding der overeenkomst te accepteeren. Wanneer er evenwel eene berekening van de meerdere bouwkosten was gemaakt, had de Raad beter over de kwestie kunnen oordeelen. De Voorzitter zegt dat de huurprijs bevredigend was. De bouwkosten zijn al met 3000.verhoogd waardoor het niet eens een heel voordeelig zaakje was. Er is op 6V2 gerekend en als daar nu 4V2% rente af moet, blijft er weinig voor afschrijving over. Het denkbeeld van den rijksbouwmeester wijkt zeer veel af van het oorsprokelijk ontwerp, zoo dat ook de kosten veel hooger zullen worden. De heer Hiemstra begrijpt dat eene eenigszins be langrijke kostenverhooging niet kan worden ge accepteerd. Het wordt dan toch in plaats van een voordeelig zaakje een strop. En de gemeente heeft geen enkele reden om bij het Rijk een strop te halen. De heer Tulp vraagt of het ook overweging zou verdienen het perceel voor een billijken prijs aan het Rijk in koop aan te bieden. Dan kan men bou wen zooals men verkiest. Als het Rijk evenwel niet op het aanbod ingaat zal het misschien het beste zijn het pand publiek te verkoopen. De Voorzitter antwoordt dat dit aanbod reeds aan den Minister is gedaan. Ook is aangeboden dat het Rijk het pand zelf zoude bouwen. Dan kon de gemeente eigenares blijven en als verhuurster op treden. Op geen van deze twee oplossingen is de Minister ingegaan. Wat er, als de overeenkomst ontbonden is, met het huis zal gebeuren, zullen Burgemeester en Wet houders overwegen en naar aanleiding daarvan zullen z\j dan wel met een voorstel bij den Raad komen. De heer Peletier heeft den Voorzitter hooren

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 2