190 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1915. gelijk te stellen inrichtingen in het rechtlijnig-, smids- en werktuigkundig teekenen. Leeraar de Jonge nu geeft les in eene vervolgklasse aan 20 leerlingen, waaronder 3 in voortgezet teekenen, (5 electriciens en 1 loodgieter, waarvoor de overgeleg de acten niet de minste bevoegdheid geven. De be voegdheidskwestie voor Ambachts- en Burger avondscholen is eene zeer moeilijke. Vroeger had men de acten Ml en M2 voor Middelbaar hand- en Middelbaar lijnteekenen. Nu zijn er verscheidene knappe menschen geweest, die meermalen hebben getracht M2 te halen, aan wie dit slechts na ver scheidene pogingen gelukte. Er zijn dan ook wei di recteuren aan Ambachtsscholen, die niet in het bezit van deze acte zijn. De teekenacten zijn nu ge splitst in een 11-tal nieuwe acten voor timmerlie den, meubelmakers, smeden, schilders enz., eenvou dige en meer moeielijke. Zoo is Md een eenvoudige voor de timmerlieden, Me een meer moeielijke, het zelfde kan gezegd worden van Mf en Mg voor de smeden. Men moet dan ook de bevoegdheidskwes tie niet te zwaar nemen. Nu hebben al een paar eommissiën geëxamineerd met het resultaat, dat al gemeen erkend wordt, dat de acten Md en Mf niet den minsten waarborg geven, dat de bezitter ervan een praktisch bekwaam vakman is. Waar hier op een 20-tal leeraren slechts één niet bevoegd is, ter wijl niemand diens bekwaamheid in twijfel trekt, moet de Raad daar niet zoo erg op staan. De heer Hiemstra zegt dat de Raad volkomen vrij is in theorie. De wethouder heeft gezegd dat de hee- ren geheel op eigen risico voor de klas staan en la ter zegt hij dat de heer Caspers, die tijdelijk in dienst is voor een gemobiliseerd leeraar, moeilijk aan den kant kan worden gezet. Wat de wethouder dus zegt is theorie en de Raad is dan ook praktisch niet vrij. Het komt spreker vreemd voor dat het met een heetje meer spoed niet mogelijk is de benoeming voor het begin van den cursus te doen plaats heb ben. Hij hoopt dat Burgemeester en Wethouders er in het vervolg rekening mee zullen houden. De heer Schoondermark (wethouder) heeft van den heer Zandstra de overigens juiste opmerking gehoord: waarom haalt de heer de Jonge de wet telijk voorgeschreven acte niet. Spreker doet den heer Zandstra opmerken, dat er een groot verschil bestaat tussehen examen doen en het bezit van de noodige capaciteit. De heer de Jonge nu verkeert in zeer ongunstige omstandigheden om zich voor het examen voor te bereiden. Hij heeft toch 44 les uren per week en om dan nog tijd te vinden voor examenstudie lijkt spreker te kras. De heer Hiem stra heeft van Burgemeester en Wethouders kun nen hooren dat zij de opmerking sub 1° van den heer Zandstra beamen. Daarin ligt opgesloten dat Burgemeester en Wethouders, als zij kunnen doen wat van hen wordt gevraagd, dit ook zullen doen. Als het dan toch het volgend jaar weer ge beurt dat de benoeming nog moet plaats hebben als de lessen reeds begonnen zijn, hoopt spreker dat de Raad niet met dezelfde opmerking komt. Eene toezegging dat het niet zal gebeuren kunnen Bur gemeester en Wethouders natuurlijk niet geven. Eene vergelijking tussehen den heer Caspers en de andere te benoemen leeraren gaat niet op. De heer Caspers toch staat al een jaar voor de klas, de an deren pas 8 dagen. Dat is het verschil. Den heer H. P. de Haan is uit de gehouden be sprekingen gebleken, dat hier wel waarde wordt gehecht aan het onderwijs der Burgeravondschool. Hij hoopt, dat de leden van den Raad ook eens van hunne belangstelling willen doen blijken door het bjjwonen der lessen. Als ze eens willen komen kij ken wil spreker hen met genoegen vergezellen en inlichten. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt overgegaan tot de benoemingen. Tot tijdelijk leeraar in de Nederlandsche taal wordt met algemeene stemmen benoemd de heer P. v. d. Molen. Tot tijdelijk leeraar in het lijn- en vakteekenen wordt met algemeene stemmen benoemd de heer H. C. Kruse. Tot tijdelijk leeraar in het boekhouden wordt met algemeene stemmen benoemd de heer A. Deinema. Tot tijdelijk leeraar in de wiskunde wordt met al gemeene stemmen benoemd de heer W. Bakker. Tot tijdelijk leeraar in het lijn- en vakteekenen wordt met 20 stemmen benoemd de heer S. W. Cas pers. Op den heer J. H. Bleeksma is 1 stem uitgebracht, terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. Tot tijdelijk leeraar in het lijn- en vakteekenen wordt met 20 stemmen benoemd de heer A. de Jonge. Op den heer J. H. Bleeksma zijn 2 stemmen uitge bracht. Deze benoemingen geschieden alle voor den cur sus 1915/16, die van S. W. Caspers echter geduren de den tijd dat de leeraar C. (loud onder de wape nen is, uiterlijk voor den cursus 1915/16. De heer Schoondermark (wethouder) doet op merken dat de heer Palsma al eenige jaren tijdelijk leeraar is in de natuurkunde en nu voor eene vaste benoeming in aanmerking komt. Met algemeene stemmen wordt tot vasten leeraar in de natuurkunde benoemd de heer R. Palsma. Dit voorstel luidt als volgt: Bij ons college is ingekomen een schrijven van het gemeentebestuur van Barradeel, houdende mede- deeling dat aan den Raad dier gemeente een voor stel zal worden gedaan tot het aangaan met deze ge meente van eene gemeenschappelijke regeling om trent de toelating van kinderen uit die gemeente tot openbare lagere scholen alhier, op den voet van de in Uwe vergadering van den 28 December 1909 (gemeenteblad no. 32 van dat jaar) vastgestelde verordening, zooals deze nader is gewijzigd (ge meentebladen no. 13 van 1913 en 27 van 19.14). Waar reeds met onderscheidene naburige ge meenten eene dergelijke regeling getroffen is, be staat er naar onze meening geen bezwaar die ook met bovenbedoelde gemeente aan te gaan. De bij artikel 12.1 der gemeentewet j° artikel 16 der wet op het lager onderwijs bedoelde machtiging is reeds door Gedeputeerde Staten der provincie Friesland verleend bij besluit van 16 September 1915, No. 8, 2e af deeling. Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen te besluiten met ingang van den dag waarop dit besluit door Gedeputeerde Staten zal zijn goedgekeurd, aan te gaan op den voet van de verordening, houdende be palingen waarop kunnen worden aangegaan ge meenschappelijke regelingen met naburige gemeen ten omtrent de toelating van kinderen uit die ge meenten tot openbare lagere scholen te Leeuwarden, eene gemeenschappelijke onderwijsregeling met het gemeentebestuur van Barradeel, waartoe bij be sluit van Gedeputeerde Staten der piovincie Fries Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1915. 191 land van 16 September 1915, No. 8, 2e afdeeling, be reids machtiging is verleend. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 5. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van H. J. Beerents om vergunning tot het maken van een inrit in het trottoir vóór zijn perceel Schoolstraat no. 7, alhier. Dit prae-advies luidt als volgt: Door H. J. Beerents, kaashandelaar alhier, is tol Uwe Vergadering het in onze handen om prae-ad vies gesteld verzoek gericht in het door de gemeen te aangelegde trottoir vóór het hem toebehoorende perceel Schoolstraat no. 7, kadastraal bekend sectie B no. 2300, een inrit te mogen hebben. Dit verzoek stelden wij om advies in handen van den gemeente lijken Inspecteur voor het Woningtoezicht en van den Directeur der gemeentewerken, die ons bij ne vensgaand schrijven berichtten, dat naar hunne meening het verzoek onder de gewone voorwaarden kan worden ingewilligd. Tegen die inwilliging bestaan ook bij ons geen be zwaren. Derhalve hebben wij de eer, onder weder- aanbieding van het verzoekschrift, U voor te stel len te besluiten: aan Hendricus Johannes Beerents, kaashan delaar, alhier en zijne rechtverkrijgenden vergun ning te verleenen tot het maken en tot wederopzeg- gens hebben van een inrit in het trottoir vóór zijn perceel aan de Schoolstraat no. 7, kadastraal be kend sectie B no. 2300, de juiste plaats nader door of vanwege Burgemeester en Wethouders aan te wijzen, onder bepaling dat worden in acht genomen de voorwaarden, gesteld bij raadsbesluit van 26 Ja nuari 1909, no. 12R/.10, voor zoover naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders toepasselijk, met dien verstande, dat als termijn, waarop de recogni tie ad 1.ten kantore van den gemeente-ontvan ger moet zijn betaald, worde gesteld 1 Mei, voor liet eerst 1 November 1915. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. De beraadslaging wordt geopend. De heer Peletier wijst erop dat het in casu vorde ringen betreft over 1914, welke eerst in 1915 zijn binnengekomen. Als er nu hierbij niets anders in het spel is dan een onwillekeurig verzuim, zou spreker in overweging willen geven de vorderingen alsnog onverkort uit te betalen. Zijn er echter an dere overwegingen in het spel om 25% te korten, dan zou hij die gaarne vernemen. Ten slotte wijst hij er nog op dat op de agenda staat: eenige vorde ringen te voldoen en in liet voorstel is sprake om ze slechts gedeeltelijk te betalen. De Voorzitter: „er wordt voorgesteld recht- streeksehe betalingen te doen uit „onvoorzien". De heer Oosterhoff (wethouder) kan mededeelen dat de betrokken posten verzuimd zijn op te geven. Burgemeester en Wethouders hebben nu gemeend deze bedragen slechts gedeeltelijk te moeten uitbe talen, ten einde de slordigheid bij de leveranciers niet in de hand te werken. Wordt nu toch het ge- heele bedrag betaald dan denken de leveranciers al licht: het komt toch wel in orde. Voor de admini stratie is het een groote last. De heer Peletier voelt geen vrijheid met het voor stel mee te gaan. Hij stelt voor de verschuldigde be dragen ten volle uit te betalen. Het is toch hard voor de betrokkenen om, eenvoudig omdat eene vor dering onwillekeurig te laat is ingediend, daarvan 25% te zien gekort. Een dergelijke straf zou spreker slechts na eene waarschuwing willen zien toegepast. De heer Oosterhoff (wethouder) wenscht nog eene opmerking te maken. Hij moet erop wijzen, dat de leveranciers per advertentie worden ge waarschuwd om hunne vorderingen in te zenden. Het is dan voor hen een kleinigheid ervoor te zor gen dat ze binnenkomen. Burgemeester en Wethou ders vreezen, als nu te laat ingekomen vorderingen te gemakkelijk worden voldaan, daarvan voor de administratie veel last. De lieer Hiemstra vraagt of liet dikwijls gebeurt dat er vorderingen te laat binnenkomen. Als dat niet het geval is, is het gevaar ook niet groot. Wan neer dezelfde leverancier zich bij herhaling aan de te late inzending schuldig maakt, dan zou spreker hem wel een deel willen inhouden. Ook zou spre ker dat willen doen als er opzet in het spel is. De lieer Oosterhoff (wethouder) zegt dat de heer Hiemstra alleen bij herhaling van de te late inzen ding de korting wil toepassen. De leveranciers evenwei wisselen voortdurend, zoodat het slechts bij enkelen kan voorkomen dat zij zich bij herha ling aan te late inzending schuldig maken. Dit moet niet uit het oog worden verloren. De Voorzitter zal het voorstel van Burgemees ter en Wethouders in stemming brengen. De heer Peletier vraagt wat er gebeurt als dat verworpen wordt. De Voorzitter zal dan het voorstel-Peletier in stemming brengen om het bedrag der vorderingen ten volle te voldoen. De heer Schoondermark (wethouder) wijst erop dat dit besluit moet worden goedgekeurd door Ge deputeerde Staten. Die zouden wel eens kunnen zeggen: als de Raad van Leeuwarden zoo met de financiën omspringt, zullen wij daar een stokje voor steken. De leveranciers hebben de gelegenheid om hunne vorderingen in te leveren van Januari tot Juli. Dat is tijd genoeg. Als de heer Peletier dan ook bij zijn voorstel blijft, zou spreker liever willen voorstellen in het geheel niet te betalen. Burgemeester en Wethouders evenwel hebben die straf te hoog gevonden en stellen daarom voor 25% te korten. De heer Beekhuis kan zich beter vereenigen met het voorstel van den wethouder Schoondermark dan met dat van Burgemeester en Wethouders. Nog beter echter vindt hij het voorstel van den heer Peletier. Men moet een vordering geheel of heele- maal niet betalen. Waar een verzuim als dit niet dikwijls is voorgekomen, aclit spreker het beter al les te betalen. De Voorzitter begrijpt de redeneering van den heer Beekhuis niet. Er wordt gevraagd of het dik wijls voorkomt dat vorderingen te laat inkomen. Dat zulks zelden gebeurt is het beste bewijs dat de leveranciers met de bepalingen daaromtrent be kend zijn. Als daarmee nu de hand wordt gelicht, voorzien Burgemeester en Wethouders voor de ad ministratie veel last. Spreker vindt dan ook het denkbeeld niet verkeerd de leveranciers te laten ge voelen dat zij verlies lijden als zij hunne vorderin- 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om met de gemeente Barradeel een gemeenschappelijke onder wijs- regeling aan te gaan. 6'. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om uit den post „Onvoorzien" der begrooting 1915 eenige ver jaarde vorderingen te voldoen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 4