194 Verslag' van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1915.
werklieden. Hij had liever gehad dat alle arbeiders
ervan hadden kunnen profiteeren. Bovendien ziet
spreker een ongerijmdheid in het voorstel. Aan den
eenen kant toch zegt men dat het noodig is om de
arbeiders, die geen 14.— per week verdienen, te
steunen, maar aan den anderen kant laat het voor
stel velen, die dat bedrag niet kunnen halen ongehol
pen. Dat is eene tegenstrijdigheid in het voorstel,
waardoor het voor spreker minder aanlokkelijk
wordt. Er moet evenwel iets worden gedaan en al is
het voorstel spr. niet in alle opzichten sympathiek,
waar er geen ander voorstel is zal spreker ervoor
stemmen. Wanneer door Burgemeester en Wethou
ders iets kan worden gedaan, waardoor bijv. de ge
wone verhoogingen wat vlugger kunnen worden
bereikt, zal spreker dat veel liever zien. Spreker
kent de draagwijdte van een dergelijk voorstel niet
en hij zal dan ook geen zelfstandig voorstel indie
nen, maar zich thans bepalen tot het stemmen vóór
het voorstel-Berghuis.
De heer van de Vall doet opmerken dat in de vo
rige vergadering is getracht om den druk, die op de
menschen ligt die van 728 tot 1000 gulden verdie
nen, eenigszins te verlichten door het indienen van
een amendement. Dat amendement is, zooals be
kend is, verworpen. Daarmee heeft de Raad als
zijne meening uitgesproken dat de menschen, die
niet meer dan 14.verdienen, door een duurte-
toeslag moeten worden geholpen, maar tevens dat
zij, die meer dan dat bedrag aan inkomen hebben,
zoowat in den zevenden hemel verkeeren en den
druk der duurte gemakkelijk kunnen dragen. Deze
bewering is in strijd met hetgeen door de organen
van hen, die tot de verwerping meehielpen, steeds
wordt verkondigd.
Wij krijgen nu den eigenaardigen toestand, dat
iemand, die 13.80 verdient, met een toeslag van 20
cent geheel zal zijn geholpen. Die zullen daardoor van
den druk niet veel meer voelen. Spreker en zijne
partijgenooten zijn van meening dat zulks niet het
geval is, maar, waar zij liever een half ei dan een
leegen dop hebben, zullen zij voor het voorstel-Berg
huis stemmen. Zij constateeren daarbij echter uit
drukkelijk, dat zij een loon van 14.per week
onvoldoende vinden.
De heer Fransen wijst erop dat het den Raad al
gemeen bekend is welk standpunt spreker inneemt
tegenover den duurtetoeslag. Hij zal daarover dan
niet meer in den breede uitweiden. Wat het schrij
ven van Burgemeester en Wethouders betreft, dat
is feitelijk niets dan eene toelichting, zonder dat de
Raad weet hoe Burgemeester en Wethouders tegen
over de kwestie staan. Volgens die toelichting nu
zal aanneming van het voorstel de gemeente
6800.— kosten. Spreker vraagt zich nu af of het
wel gerechtvaardigd is een dergelijke som te votee-
ren, waar die slechts ten goede komt aan een
klein aantal arbeiders. Den vorigen keer nu is een
voorstel om de arbeiders in het algemeen iets
tegemoet te komen, door het mogelijk te maken dat
zij goedkoope cokes kunnen betrekken, verworpen.
De Raad heeft toen niet gewild dat er in het a 1-
gemeen iets voor de arbeiders werd gedaan, hoe
wel de wethouder verklaarde, dat er voldoende
voorraad cokes aanwezig was. Waar nu verschei
dene arbeiders hier ter stede 10, 11 en 12 gulden
verdienen en daarvan belasting moeten betalen,
gaat het niet aan om van dat geld een klein aantal
werklieden te steunen, die bovendien in beter con-
dite zijn dan zij zelf. Dit is voor spreker de reden
om niet mee te gaan met het voorstel-Berghuis.
De heer de Vos wijst erop dat er in de toelichting
van Burgemeester en Wethouders eene clausule
voorkomt, die aldus luidt:
„Ter bepaling van de verdiensten van 14.per
„week is behalve op de vaste bezoldiging mede ge-
„let op hetgeen ontvangen wordt wegens overuren
„en aangenomen werk, en wel naar het gemiddelde
„van hetgeen in den loop van dit jaar werd uitbe
taald, en wat genoten wordt in den vorm van vrije
„uniformkleeding, vuur en licht."
De vrije uniformkleeding, daarvoor ontvangen
de politieagenten 72.Dat is evenwel geen toe
lage. De agenten hebben salaris en de gemeente is
verplicht hun uniform te geven. In plaats daarvan
wordt een zeker bedrag uitgekeerd. Dat is voor de
gemeente gemakkelijker dan dat alle rekeningen bij
haar inkomen. Spreker acht het evenwel niet juist
gezien die 72.bij het salaris te tellen.
Op die manier komen er verscheidene boven de
14.per week, die er in werkelijkheid beneden
zijn. Een enkele zal 20 cent toeslag krijgen. Als die
72.niet bijgeteld werd zou die toeslag voor ve
len 1.bedragen. Spreker geeft Burgemeester
en Wethouders in overweging de uitkeering voor
uniformkleeding niet bij het salaris op te tellen.
Den heer Koopmans doet het genoegen dat Bur
gemeester en Wethouders deze zaak zoo nauwkeu
rig hebben toegelicht. Aan het voorstel-Berghuis
toch ontbrak de finaneiëele opzet en het was dan
ook in de vorige vergadering onmogelijk eene zui
vere stemming te krijgen, in principe is spreker
geen voorstander van het geven van toeslag aan de
gemeentewerklieden, om dezelfde reden als reeds
door den heer Fransen is uiteengezet. Waar het
gevorderde bedrag evenwel niet zoo groot is en de
bedoeling is om de economisch minst sterken een
beetje te helpen, zal spreker voor het voorstel-Berg
huis stemmen.
De heer Berghuis had gedacht dat zijn voorstel
meer geld had moeten kosten. Nu hij echter liet be
drag weet, en hem dit meevalt, spijt het hem niet
wat verder te zijn gegaan. Hij zou dan zeker mee
gegaan zijn met het amendement-van de Vall, maar
zjjn idee was direct niet te veel te vragen. Dat an
dere werklieden buiten de gemeente-arbeiders om
niet van den toeslag genieten is voor spreker geen
bezwaar, waar hij ten minste blijde is door zijn voor
stel een gedeelte der mingegoeden te kunnen be
reiken. Het voorbeeld van het niet verstrekken van
cokes tegen een lageren prijs gaat niet op, want er
is geen voorraad. Als er van Burgemeester en Wet-
houders een voorstel komt om de arbeiders met de
brandstof of levensbehoeften te steunen zal spre
ker dat toejuichen, doch dan onafhankelijk van den
eigen voorraad. Wij mogen echter onze eigen ar
beiders wel helpen, ook al profiteeren de werklie
den in het algemeen er niet van.
De heer Koopmans doet opmerken dat de heer
Berghuis zich vergist als hij meent dat de heer
Fransen en spreker tegenstanders zijn van een toe
slag aan de gemeentewerklieden, omdat niet alle
arbeiders ervan profiteeren. Zij zijn dit alleen, om
dat de toeslag ook mee betaald moet worden door
andere minder gegoeden. Spreker zal dan ook al
leen voorstemmen, omdat het gevorderde bedrag
niet groot is.
De Voorzitter heeft den heer Fransen hooreu
zeggen dat uit de nota van Burgemeester en Wet
houders niet blijkt hoe zij over de kwestie denken.
Het verwondert spreker zeer dat de heer Fransen
nu naar het idee van Burgemeester en Wethou
ders vraagt. Deze zaak is toch herhaalde malen be
sproken, het in beginsel door Burgemeester en
Wethouders ingenomen standpunt is steeds met
groote meerderheid door den Raad gedeeld. Spre
ker begrijpt dat zij die thans een andere meening
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1915. 195
zijn toegedaan, behoefte gevoelen die toe te lichten,
maar dat Burgemeester en Wethouders moeten
zeggen waarom zij niet zijn veranderd, is spreker
niet duidelijk.
Wat de kwestie van de uniformkleeding betreft,
te dien opzichte is spreker het niet met den heel
de Vos eens. De toelage moet wel bij het loon wor
den berekend, want de agenten behoeven toch nu
zelf niet voor kleeding te zorgen. Bij de berekening-
van het pensioen telt het ook mee.
De heer de Vos meent daï de 72.waaraan
zij feitelijk niet voldoende hebben, niet bij het loon
mag worden gerekend. De agenten die dag en
nacht moeten loopen, hebben toch moeite om met
hun salaris rond te komen en spreker hoopt dan
ook dat Burgemeester en Wethouders sprekers op
vatting zullen overnemen, opdat de agenten, wier
salaris al zoo miniem is, waarover bij de begroo
ting meer
De Voorzitter verzoekt den heer de Vos zich bij
het onderwerp in kwestie te bepalen.
De heer de Vos zal dat doen en hoopt dat de agen
ten niet de dupe zullen worden en dat zij 1.toe
slag zullen krijgen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel-Berghuis wordt aangenomen met
19 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Zandstra, Berghuis,
Lautenbach, Tiemersma, Beekhuis, de Vos, van
de Vall, Schaafsma, Cohen, van Weideren baron
Re tigers, van Sloterdijck, Tulp, Peletier, Hiemstra,
H. P. de Haan, Haverschmidt, Koopmans, Binnerts
en Menalda.
Tegen de heeren: Oosterhof f, Fransen en
Schoondermark.
Dit voorstel luidt als volgt:
Een der leeraressen aan de school van middel
baar onderwijs voor meisjes alhier, heeft tot ons de
vraag gericht of het bezwaar zou opleveren, om als
gehuwde leerares haar lessen aan die school te blij
ven geven, met stilstand van traktement voor den
duur van mogelijk voorkomende ziektegevallen.
Hierin hebben wjj aanleiding gevonden het ge
voelen van den betrokken Inspecteur van het mid
delbaar onderwijs in te winnen. Dat van de com
missie van toezicht met betrekking tot. het vraag
stuk van liet huwelijk van onderwijzend personeel
aan genoemde inrichting was op ons verzoek reeds
vroeger te onzer kennis gebracht. Uit hun hierbij
overgelegde adviezen blijkt, dat beiden van oor
deel zijn, dat een gehuwde leerares aan de meisjes
school niet moet worden gehandhaafd.
Ook wij zijn van dat gevoelen en dit geldt even
zeer de directrice, die wij ten deze onder de leera
ressen rangschikken. Door haar huwelijk worden
aan de vrouw plichten welke niet nader genoemd
behoeven te worden, omdat zij reeds herhaaldelijk
opgesomd en dus van algemeene bekendheid zijn
opgelegd, welke noodwendig tot gevolg hebben, dat
zij haar taak als leerares niet naar belmoren kan
vervullen. Haar te handhaven, zou dus het onder
wijs schaden. Voor eene inrichting als de middel
bare meisjesschool klemt dit te meer, vooral om
dat de gehuwde leerares in omstandigheden kan
komen, welke het in hooge mate onraadzaam maken
haar toe te laten tot een school, waar de leerlingen
tot 17- a 18-jarigen leeftyd het onderwijs volgen.
Bovendien zal de gehuwde leerares vaker en in
vele gevallen langduriger afwezig moeten zijn dan
de ongehuwde. Vervanging zal dus veelvuldiger
moeten plaats hebben, wat aan eene inrichting als
de onderwerpelijke met meer bezwaren gepaard
gaat dan bijv. op eene lagere school, terwijl de na
deel en voor het onderwijs, welke daarvan het nood
zakelijk gevolg zijn, zich ernstiger doen gevoelen.
Om de gehuwde leerares buiten de school te hou
den, kan naar onze meening evenwel niet bereikt
worden door de verordening voor de school van
middelbaar onderwijs voor meisjes aan te vullen
met eene bepaling, dat het huwelijk eener leerares
haar ontslag ten gevolge heeft. Een dergelijk voor
schrift achten wij met het oog op artikel 29, 3e lid,
der wet tot regeling van het middelbaar onderwijs
niet bestaanbaar. Daar wordt gevorderd, dat de
leeraressen worden ontslagen na Burgemeester en
Wethouders en den Inspecteur te hebben gehoord.
Ieder geval moet dus op zichzelf beschouwd wor
den, daar een algemeen voorschrift zou gevaar loo
pen vernietigd te worden wegens strijd met de wet.
Niettemin is het voor het personeel der schooi
gewenscht, dat het van tevoren weet wat met be
trekking tot de school de mogelijke gevolgen van
een huwelijk zijn. Daarom meenen wij thans deze
aangelegenheid aan Uw oordeel te moeten onder
werpen. Indien Uwe Vergadering als haar meening
uitspreekt, dat het niet in het belang van het on
derwijs is, wanneer een leerares na haar huwelijk
aan de meisjesschool werkzaam blijft, weten Bur
gemeester en Wethouders dat een eventueel voor
stel hunnerzijds tot ontslag zal leiden, terwijl het
onderwijzend personeel dan met die uitspraak re
kening kan houden.
Telkens wanneer een leerares huwt, kunnen wij
dan voor dat geval, na den Inspecteur te hebben
gehoord, een voorstel tot ontslag bjj U ter tafel
brengen.
Wij hebben de eer U alzoo in overweging te ge
ven als Uw gevoelen uit te spreken:
dat het in de school van middelbaar onderwijs
voor meisjes werkzaam blijven van leeraressen na
haar huwelijk niet in het belang van het onderwijs
is.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Binnerts (wethouder) zegt, dat het den
Raad bekend is, dat dit voorstel, zooals uit het
prae-advies blijkt, reeds in Juni in staat van wijzen
was. Het is dus een onderwerp geweest, aan de be
spreking waarvan spreker geen deel heeft genomen
als lid van het college van Dagelijksch Bestuur.
Het zal dan ook niemand verwonderen, dat spre
ker zich de volle vrijheid voorbehoudt om zijne mee
ning kenbaar te maken.
In het prae-advies nu staat, dat de wet niet toe
laat eene verordening te maken, en dat op dien
grond een voorsel wordt gedaan ,om een algemeen
oordeel uit te spreken. Spreker is van meening, dat
men daarom hier feitelijk heeft, te doen met eene
ontduiking der wet, ten einde iets gedaan te krij
gen wat men door het maken eener verordening
niet kan bereiken. Met eene ontduiking, waaraan
alle gevaren zijn verbonden, welke ontduikingen
gewoonlijk met zich mee voeren.
De groote vraag is nu: wat is het doel van het
voorstel, en wat zijn in de toekomst de gevolgen.
Welke bindende kracht heeft nu de uitspraak,
welke Burgemeerster en Wethouders trachten uit
te lokken? Is de Raad gebonden zich in de toekomst
daaraan te houden, en zal niet veel misverstand het
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders dat de
Raad uitspreke dat het in de school van middelbaar
onderwijs voor meisjes werkzaam blijven van leerares-
sen na haar huwelijk niet in het belang van het onder
wijs is.