246 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1915.
De heer Schaafsma heeft in den trein gehoord
dat het tijdelijk personeel de kolossale som van
500.verdient. Het minimum traetement is
J 625.Hoe is dat nu mogelijk. Voor een stad als
Leeuwarden is 500.bepaald onvoldoende. In
verschillende gemeenten in de buurt bedraagt het
J 600.Spreker verbaast zich er dan ook over dat
men hier nog altijd voldoende leerkrachten heeft.
Hij vraagt of Burgemeester en Wethouders bereid
zijn binnen afzienbaren tijd met een nieuwe salaris
regeling voor het tijdelijk personeel te komen.
De heer Schoondermark wethouder wijst erop
dat de salarisregeling pas verleden jaar is vastge
steld. Het gaat niet aan die nu reeds weer te her
zien. Het tijdelijk personeel bestaat in den regel uit
heel jonge menschen, die niet meer waard zijn.
Spreker ziet sommige socialisten het hoofd schud
den, maar spreker blijft erbij dat die leerkrachten
niet meer waard zijn. Dat andere gemeenten meer
aanvangssalaris geven komt daardoor, omdat die
anders geen leerkrachten krijgen.
De heer Schaafsma vindt de wijze, waarop de
wethouder antwoordt, eigenaardig. Hij zegt dat
sommige sociaisten de hoofden schudden. Zij doen
dat omdat het sterk is dat onderwijzers, die toch
een zekere mate van ontwikkeling bezitten minder
verdienen dan een opperman. De kleinste hulpbe
steller bij de post heeft 560.—. Van 500.-- kan
een onderwijzer in Leeuwarden niet bestaan.
De heer Schoondermark heeft beweerd dat het niet
aangaat nu reeds de verordening te herzien. Spre
ker meent dat dit ieder oogenblik wel kan gebeu
ren. Hij zal dan ook een uitspraak van den Raad
trachten uit te lokken door de volgende motie:
„De Raad: van oordeel dat de belooning der tij
delijke onderwijskrachten onvoldoende is, noodigt
Burgemeester en Wethouders uit, met een voorstel
te komen tot herziening van art. 12 der verordening
tot regeling der jaarwedden enz. van het onderwij
zend personeel bij het o. 1. onderwijs vastgesteld 9
Juni 1914)".
De heer Schoondermark wil erop wijzen dat de
Raad bij de vaststelling der verordening heeft be
paald de verordening niet binnen 5 jaar te zullen
herzien. Als de Rand daar nu toe overgaat moet hij
terugkomen op een ten vorigen jare genomen be
sluit.
De heer Zandstra zegt dat er wel besloten is de
verordening om de 5 jaar te herzien, maar dat er nu
al meer dan eens een tusschentijdsche herziening
heeft plaats gehad, zoodat het daar niet om behoeft
over te gaan.
De Voorzitter wijst erop dat zeer beslist is uit
gesproken, dat de onderwijzerswedden niet meer
dan eenmaal in de 5 jaar zullen worden herzien.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie-Sehaafsma wordt verworpen met 20
tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Hiemstra, van do Vall,
Schaafsma, Zandstra en Tiemersma.
Tegen de heeren: Lautenbaeh, de Vos, Attema,
Peletier, H. P. de Haan, v. Wolderen baron Rengers,
kuip, Binnerts, I'. A. de Haan, Haversehmidt,
Fransen, Oostorhoff, Cohen, Beekhuis, Menalda,
Schoondermark, van Sloterdijck, Koopmans, Berg
huis en Vonek.
olgno. 220 wordt onveranderd vastgesteld even
als volgnos. 221231.
Volgno. 232. Schoolbibliothekenbelooningen, eereblijken.
f 735.
De heer Zandstra verzoekt aanteekening dat hij
en zijn partijgenooten stemmen tegen den post voor
den liederenbundel „Volkszang".
Volgno.'s 232233 worden onveranderd vastge
steld.
Volgno. 234. Konten ran het gebruik ran de kinoma
tograaf ten dienste ran het onderwijs. f 250.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zandstra heeft gedacht dat het een pa
ra depost- was en dat er niets van zou komen omdat
er langzamerhand minder wordt uitgetrokken: in
1913 niets van gehoord, en in 1914 niet. Spreker zou
het bedrag dan liever naar „sehoolvoeding" over
brengen.
De heer Schoondermark wethouder zegt dat
het bedrag verlaagd is omdat de bestaande landelij
ke commissie niet verder kon doorwerken. Fr In
staan echter plannen hier proeven te nemen.
De beraadslaging wordt gesloten en volgno. 234
onveranderd vastgesteld.
Volgno. 235. Kosten ran rechtstreeks van gemeente
wege verstrekte voeding en kleeding aan behoeftige school
kinderen
Hierbij komt in behandeling een adres van de
afdeeling Leeuwarden van den bond van Neder-
landsche onderwijzers, om maatregelen te nemen
dat de kinderen voldoende gevoed en gekleed ter
school komen.
De heer Berghuis verlaat de vergadering.
De beraadslaging wordt geopend.
De lieer Zandstra zegt dat het niet de eerste en
vermoedelijk ook niet de laatste maal is dat dit on
derworp bier aan de orde komt. Spreker en zijne
partijgenooten toch kunnen over deze zaak niet
zwijgen, vóórdat zij gekregen hebben voeding en
kleeding voor het behoeftige schoolkind, recht
streeks van de gemeente. Het is toch niet alleen een
recht, dat de gemeenschap deze kinderen verplicht
is te geven, maar er vloeien zeer vele voordeelen uit
voort voor het lichamelijk en geestelijke welzijn van
het behoeftige schoolkind. Onderzoekingen óp dat
gebied hebben dat ten volle bevestigd. Ken goed ge
voed kind neemt spoediger deel aan alle werkzaam
heden, die in de school van hem worden gevraagd,
zoodat het schoolleven voor hem meer aantrekke
lijkheid krijgt. Het vroege gebrek aan voeding,
zoo het niet alle deelname aan de werkzaamheden
uitsluit is in elk geval daarvoor eene groote be
lemmering. De lichamelijke en geestelijke verhef
ting van goed gevoede kinderen is zeer goed waar
te nemen en het is dan ook de taak dei* gemeen
schap daaraan al hare krachten te wijden. Het is
eene algemeen erkende waarheid, dat het onmoge
lijk is te spreken over opvoeding, als de voeding
op is.
Spreker en zijne partijgenooten kunnen nu ter
zake nog minder zwijgen dan anders, omdat tenge
volge van den oorlog de prijzen der levensmiddelen
zoo zijn gestegen, dat het voor iemand met een be
perkt inkomen niet doenlijk is in de behoeften van
het gezin te voorzien.
in tal van gezinnen is dan ook volslagen gebrek
aan behoorlijke kleeding, aan schoeisel. Er heerseht
al sinds Jangen tijd nood, en de winter nadert.
Straks zal er bittere nood heerschen en zal naam
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1915. 247
ioos gebrek en lijden zijn intrede doen en elk sprank
je van vreugde en geluk verbannen. Er zal verzwak
king, uitputting en ziekte komen bij talloos velen.
Spreker en zijne partijgenooten mogen daarom niet
zwijgen en moeten er bij den Raad op aandringen,
zich er niet met een praatje of schouderophalen af
te maken, maar nu eens den moed te hebben den
toestand onder de oogen te zien. Spreker weet niet
wat er noodig zal zijn om helpend op te treden. Wel
hebben Burgemeester en Wethouders dezen post ver
hoogd en daar nevens nog 701). uitgetrokken
voor schoolpantoffels, maar of dat voldoende zal
zijn is onmogelijk te zeggen. Er doen zich verschijn
selen voor, rlie erop wijzen, dat de nood groot zal
worden. Hij kan zich dan ook volkomen aansluiten
bij het adres van den Bond van Ned. Onderwijzers,
die het noodig en nuttig oordeelt een onderzoek
naar den toestand in te stellen, zoowel bij de ouders
der schoolgaande kinderen van de kostelooze scho
len als bij die der scholen 2e klasse. Tot dat onder
zoek kunnen de onderwijzers en verder ieder, die
tijd en lust heeft, meewerken. Spreker en zijne par
tijgenooten willen daarom den Raad voorstellen aan
Burgemeester en Wethouders op te dragen, maat
regelen te willen nemen om zoo spoedig doenlijk een
onderzoek in te stellen naar de behoeften van het
arme schoolkind en voorstellen dienaangaande bij
den Raad in te dienen.
tVi 1 men geen ondervoeding der jeugd, geen ver
zwakking van onze volkskracht, dan is hier de ge
legenheid om te toonen, dat wij het ernstig meenen
met de kinderen van onze arme volksklasse.
De heer H. 1'. de Haan wijst er op, dat bij de toe
lichting van volgno. 235 staat: „De behoefte aan
„voeding en kleeding (bepaaldelijk schoeisel, dat
„belangrijk hooger in prijs is dan vorige jaren zal
„ook in 1916 bestaan", enz., zoodat dus om die reden
alleen, het ten vorigen jare uitgetrokken bedrag-
van 450.is verhoogd tot 750.Als nu punt
11 van de agenda van heden wordt aangenomen,
mag spreker dan aannemen, dat de toelichting ook
dienovereenkomstig wordt gewijzigd
De heer Schoondermark wethouder vindt het
een vaag voorstel, om een onderzoek in te stellen
naar de behoefte van het arme schoolkind. Hij weet
niet waarin die behoefte bestaat.
Art. 35 der Leerplichtwet zegt:
„Ter bevordering van het schoolbezoek is de ge
meenteraad bevoegd voeding en kleeding te ver
strekken aan schoolgaande kinderen, voor wie
„daaraan behoefte bestaat, of met dat doel subsidie
„te verleenen een en ander volgens regelen bij al-
„gemeenen maatregel van bestuur te stellen'.
Bij de beraadslagingen over dit artikel hebben
enkele leden getracht dit artikel aldus te doen lui
den:
„in die gevallen, waarin gebrek aan voeding of
„kleeding de oorzaak is van ongeregeld schoolbe-
„zoek of het kind verhinderd het onderwijs voldoen-
,.de te volgen."
De laatste alinea is geschrapt. De Regeering heeft
niet gewild dat de gemeenschap daarvoor zorgt
en de Raad mag dan ook alleen voeding en kleeding
verstrekken ter bevordering van het schoolbezoek.
Van socialistische zijde is wel beweerd dat de ge
meenschap, die de kinderen door de Leerplichtwet
noodzaakt school te gaan, verplicht is de kinderen
te voeden, doch de meerderheid der Kamer wensch-
te dat niet.
De heer van de Vall: „dat is zij te allen tijde ver
plicht".
De heer Schoondermark (wethouder vervolgt en
wijst erop dat het onderwijs een zaak der gemeen
schap is geworden, omdat de omstandigheden dat
noodzakelijk hebben gemaakt, leder was overtuigd
dat ei' onderwijs moet worden gegeven, en als nu
dat onderwijs coöperatief werd gegeven was het be
ter uitvoerbaar. Daardoor is liet onderwijs dan ook
geworden een natuurlijke zaak der gemeenschap.
Die coöperatie bestaat niet bij voeding. Als nu
het kind zou worden gevoed van gemeentewege,
zou de school worden gebruikt om het voor niets
gevoed te krijgen en dan zou de school dus feitelijk
voor bedeeling worden gebruikt. De plicht van de
ouders, om het kind op school te sturen, heeft niet
tengevolge dat de gemeenschap het moet voeden.
Vroeger liepen de kinderen langs 's Heeren wegen
en zij werden niet gevoed. Spreker vindt liet sterk,
dat dit lapmiddel wordt gebruikt om te zeggen: wij
zijn genoodzaakt de kinderen naar school te sturen.
Bedoelt nu de lieer Zandstra een onderzoek naar
wat het kind noodig heeft om beter van het onder
wijs te kunnen genieten, of een onderzoek naar het
ongeregeld schoolbezoek, dat een gevolg is van be
hoefte aan voeding en kleeding? Daartusschen be
staat nog al verschil. Wil de heer Zandstra het eer
ste, dan gaat hij verder dan de wetgever en dat gaat
zeker niet.
De heer Zandstra zegt, dat er in ons land ver
schillende wijzen van sehoolvoeding en kleeding be
staan n.l. van particuliere zijde en door de gemeen
te. Dat is een bewijs dat aan de uitlegging der wet
nog al ruimte wordt gegeven. In den algemeenen
maatregel van bestuur, die bij de Leerplichtwet be
hoort. staat echter al in art. 6: als het te v e r w a c h-
t en is dat een kind wegens gebrek aan voeding en
kleeding de school niet kan bezoeken, kan voedsel
en kleeding worden verstrekt. Spreker meent ech
ter dat het instellen van een onderzoek al het min
ste is wat hij kan vragen en als de Raad den moed
heeft sprekers voorstel aan te nemen, twijfelt hij
er niet aan, dat Burgemeester en Wethouders met
een voorstel zullen komen. Er wordt gezegd dat de
plicht om de behoeftige kinderen van voedsel te
voorzien niet op de gemeente rust. Spreker meent
dat dit wel degelijk het geval is en vooral nu tenge
volge van den oorlog alies zoo duur is en vele man
nen gemobiliseerd zijn. De heer Schoondermark
mag het een lapmiddel noemen, het komt aandege-
heele maatschappij ten goede. De gemeenschap is
verplicht te zorgen dat de volkskracht niet wordt
ondermijnd; zij heeft er voor te zorgen dat hare
burgers weerbare elementen zijn. Dat mag niet aan
het toeval worden overgelaten.
De heer Hiemstra meent dat wat spreker en zijne
partijgenooten willen niet in strijd is met de wet.
Zij zullen er over spreken zoolang niet aan hun ver
langen is voldaan. Dat ligt niet aan hen, maar aan
(le meerderheid van den Raad. Wij hebben nu even
wel de bezwaren van kerkelijke zijde niet gehoord.
Spreker meent dan ook het recht te hebben te mo
gen verwachte dat hij den steun der meerderheid
zal krijgen en wel op grond van het eigen program.
Ook de Liberale Unie toch heeft sehoolvoeding en
-kleeding in haar program.
Men zou spreker nu kunnen tegenvoeren, dat er
op het gebied van de kindervoeding veel wordt ge
daan door St. Anthoon. Spreker weet dit wel. Er
worden evenwel tegen het voorstel van spreker en
zijne partijgenooten altijd bezwaren ingebracht
door de meerderheid van den Raad, die hetzelfde
punt in haar program heeft. Het is dan ook vreemd
dat de sociaal-democraten de meerderheid warm
moet maken om haar eigen program uit te voeren.