248 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1915. Voortgezet Woensdag 10 November 1915. De lieer Beekhuis meent dat de heer Hiemstra het program der Liberale Unie verkeerd interpreteert. I)e genieenten mogen volgens de wet sehooivoeding en -kleeding geven, en het program der Liberale Unie zegt dat men gebruik moet maken van de be voegdheid die de wet geeft. Dat systeem nu volgt de meerderheid van den Baad, al laat spreker daar of er in voldoende mate in wordt voorzien. Spreker meent ook dat men wel iets verder kan gaan, doelt dit heeft met het program der Liberale Unie niets te maken. De heer Schoondermark wethouder heeft den heer /andstra hooien zeggen dat de gemeenschap in haar eigen belang genoodzaakt is het schoolkind te voeden. Dan moeten ook de kinderen van 21> en van 131(> jaar door de gemeenschap worden gevoed. De heer Fransen: „ook die beneden de 2 jaar, an ders gaan ze dood." De heer Schoonderinark wethouder vraagt of de heeren sociaal-democraten dat onderschrijven. De heer van de Vall: „ja zeker". De lieer Schoonderinark wethouder wijst erop dat de socialisten in een der vorige vergaderingen de houding van Burgemeester en Wethouders ten opzichte van de gehuwde onderwijzers niet vrijzin nig hebben genoemd. Laten zij eens lezen wat door Burgemeester en Wethouders van Zaandam is ge zegd, wat te vinden is in Staatsblad no. 409 van dit jaar. Daar staat: „Overwegende dat Burgemeester en Wethouders ..en met betrekking tot de sollicitatie van A. Ties- sen—-Groen als hunne zienswijze mededeelende, dat in den regel de algemecne onderwysbelangen zich kanten tegen de benoeming van gehuwde onderwij zeressen, en dat zij in easu niet aanwezig achten een zeer bijzonder geval, waarin een andere meening recht van bestaan mocht kunnen hebben." De heer Fransen: „zeer juist gezegd". De Voorzitter: „de wethouder is bezig af te dwa- len De heer Schoonderinark wethouder geeft dit toe. Dat komt omdat van socialistische zijde wordt gezegd dat de Unie liberalen zich niet aan hun pro gram houden. Spreker heeft eens willen laten uit komen wat de socialisten zelf doen. Wat de onder havige zaak nu betreft is het alleen de vraag: hoort deze zaak thuis bij het schoolbezoek, ja of neen. Spreker meent van niet en zal tegen het voorstcl- Zandstra stemmen. De heer Zandstra antwoordt op de vraag, of de gemeenschap ook verplicht is de kinderen van 2— lfi jaar te voeden, bevestigend. De behoeftige school kinderen hebben daarop allerminst recht, ieder heeft recht op leven, ook het kind der armen. En 1111 mag de wethouder nog zulke bokkesprongen maken, het recht bestaat. De heer Lautenbach heeft van den heer Hiemstra gehoord dat de gewone bezwaren van kerkelijke zijde nog niet zijn ingebracht. Daarmee wordt spre ker bedoeld. Hij wenscht echter in het vervolg als anti-revolutionair hij zijn officiëelen naam te wor den genoemd en meent dat die eisch in iedere nette vergadering mag worden gesteld. Hij doet dat zelf ook. Sprekers standpunt is dat het particulier ini tiatief moet voorgaan. Dat is het princiepe van de voorstanders der bijzondere school, en zij zetten dat in daden om. Dat is óók den wethouder van onder wijs welbekend. De S. D. A. i\ spreekt thans weer roerend over het arme schoolkind, dat principe de gemeente moet er voor zorgen is zeer goedkoop, maar drukt ook de humaniteit, de schoonste uiting bij den menseh, den kop in. De heer Hiemstra heeft met het woord kerkelijk niets beleedigends bedoeld. In de officiëele stukken wordt zelfs van kerkdijken gesproken. Spreker wijst erop dat als er werklooze arbeider zijn, dit een gevolg is van de tegenwoordige inrich ting der maatschappij. Die is dan ook verantwoor delijk voor de nadeelige gevolgen. Nu kan men wel zeggen dat dit goedkoop is, maar de arbeiders dra gen al zoo veel lasten dat het niet aangaat ze ook nog voor hunne eigen armen te laten zorgen. Den heer Schoonderinark wil spreker doen op merken dat, als de gemeente niet helpt, bet onder wijs niet tot zijn recht komt. Het is een bekend feit dat ei- vele kinderen zijn, die niet in staat zijn het onderwijs te volgen, omdat zij niet voldoende ge voed en gekleed zijn. Daarom zeggen spreker en zij ne partijgenooten: geef dien kinderen een boterham. De heer Beekhuis heeft liet program der Liberale Unie geïnterpreteerd. Als die interpretatie juist is, dan zou spreker dat deel van het program een pa radepaard willen noemen. Het is toch moeilijk aan wijsbaar dat een bepaald kind niet ter school komt tengevolge van gebrek aan voeding. De wethouder van onderwijs heeft straks Zaan dam aangehaald. Spreker kent het in het citaat be doelde geval niet, maar begrijpt er niets van. Gaar ne zou hij weten, waaruit de heer Schoonderinark heeft geciteerd. De beer Lautenbach vraagt of de wethouder van onderwijs indertijd niet beeft medegedeeld dat er een particuliere vereeniging voor voeding en klee ding van schoolkinderen bestaat. De heer Schoondermark wethouder antwoordt bevestigend. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel-Zandstra wordt verworpen met 13 tegen 11 stemmen. óór stemmen de heeren: Hiemstra, van de Vall, Sehaafsma. Zandstra, Tiemersma, Peletier, H. F de Haan, Tulp, P. A. de Haan, Fransen en Cohen. Tegen de heeren: Lautenbach, de Vos, Attema, van Weideren baron Pengers, Binnerts, Haver- sclmiidt, Oosterhoff, Beekhuis, Menalda, Schoon derinark, van Sloterdijek, Koopmans en Vonck. De vergadering wordt te 53/4 uur namiddags ge sehorst tot Woensdag ld November 's voormiddags 10 uur. De vergadering wordt voortgezet op Woensdag 10 November 's voormiddags 10 uur. Tegenwoordig zijn dan 24 leden, te weten de hoe ren: Hiemstra, van de Vall, Sehaafsma, Zandstra. Lautenbach, de Vos, Tiemersma, Attema, Peletier, H. P. de Haan, van Weideren baron Rengers, Tulp, Binnerts, P. A. de Haan, Haversehmidt, Fransen. Oosterhoff, Cohen, Beekhuis, Menalda, Sehoondcr mark, van Sloterdijek, Koopmans en Berghuis. Afwezig met kennisgeving de heer Vonck. Do oorzitter heropent de beraadslagingen over volgno. 235. De heer Zandstra heeft niet veel te zeggen. Toen sprekers voorstel was verworpen, had hij het voor nemen een tweede voorstel te doen, maar hij werd in dat voornemen verhinderd door de schorsing der beraadslagingen. Daar spreker van oordeel is dat de uitgetrokken som voor voeding en kleeding de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1915. 249 Voortgezet Woensdag 10 November 1915. zen winter lang niet toereikend zal zijn, stelt spre ker voor volgno. 235 met J 10(H).te verhoogen. De heer Schoondermark wethouder wijst erop dat men hier heeft te doen met een poging der socia listen om, voor wat gisteren mislukt is, heden eene meerderheid te krijgen alleen niet het doel om door een verschil in uitvoering het principe door te zet ten. Wanneer toch deze post met 10U0.— wordt verhoogd is het gisteren door den Raad aangeno men principe weer aan kant gezet. Spreker heeft er gisteren duidelijk op gewezen dat ter bevorde ring van het schoolbezoek geen verhooging van den post noodig is. W anneer men het schoolverzuim toch nagaat dan blijkt, dat het getal ongeoorloofde verzuimen slechts 1', bedraagt. Ook de Commissie tot wering van schoolverzuim heeft erop gewezen dat de post niet verhoogd behoeft te worden. Als de Raad den post verhoogt, zet hij het prin cipe, waarover zooveel te doen is geweest, op zij. Spreker verzoekt cjen Raad dan ook niet op het voorstel in te gaan. De socialisten trachten altijd eerst met een klein bedrag liet principe binnen te halen. Hoe gevaar lijk het ook is met het oog op sprekers afhankelijke positie, ter wille daarvan geeft hij zijn principe niet cadeau. De heer Zandstra is van oordeel dat de sociaal democraten geen poging behoeven te doen om liet principe te redden. Het principe toch behoeft niet meer op de begrooting te worden gebracht, want het komt er al eenige jaren op voor. Spreker en zijne partijgenooten eischen alleen uitbreiding. Het is spreker niet bekend dat de Commissie tot wering- van schoolverzuim heeft gezegd dat verhooging van den post niet noodzakelijk is. Spreker is echter overtuigd dat de behoefte in dezen winter veel groo- ter zal worden dan anders, al is niet te voorzien wat gebeuren zal. De heer Hiemstra heeft van den wethouder ge hoord dat de Commissie tot wering van schoolver zuim verhooging van den post niet noodig acht. Spreker heeft zijne aanteekeningen niet bij zich en vraagt daarom den wethouder of er niet één of meer schoolhoofden zjjn geweest, die het wel noo dig achten om den kinderen een boterham te ver strekken? Is uit het adres van de onderwijzers ook niet voldoende gebleken dat het wel noodig is.' Spreker hecht aan het adres meer waarde dan aan de bewering van de Commissie tot W ering van schoolverzuim. Spreker zou nu ook nog gaarne antwoord hebben van den wethouder op zijn vraag waaruit de heer Schoonderinark citeerde, toen hij mededeeling deed van een uitspraak van Burgemeester en Wethou ders van Zaandam, die gezegd zouden hebben, dat de arbeid der gehuwde onderwijzeres niet is in het belang van het onderwijs. Spreker heeft een tele gram ontvangen van de Burgemeester van Zaan dam, waaruit hij het tegendeel moet opmaken. De heer Schoonderinark wethouder heeft den heer Zandstra hooren zeggen: het principe staat al op de begrooting. De heer Zandstra begrijpt het niet of hij wil den Raad op een dwaalspoor brengen. Op de begrooting staat een post ter bevordering van het schoolbezoek, de heer Zandstra wil een post doen aanbrengen ten einde de kinderen in staat te stellen beter van het onderwijs te genieten. Die twee dingen moet men wel van elkander onderscheiden. Waar het ongeoorloofd verzuim slechts 1% be draagt is er geen behoefte aan een post ter bevorde ring van het schoolbezoek. De schoolhoofden heb ben dan ook alleen verklaard dat er geen behoefte bestaat om den post te verhoogen. Als echter even tueel de behoefte in den loop van liet jaar mocht blijken, zullen Burgemeester en W ethouders, in de overtuiging dat liet noodig is, wel met een voorstel bij den Raad komen. Omdat het nu op het moment niet noodig is. wordt op een niet te kwalifieeeren wijze het principe aangetast. Daartegen wil spreker waarschuwen. De vraag van den heer Hiemstra betreffende de kwestie-Zaandam schijnt te zijn ge steld op dringend verzoek van Burgemeester en Wethouders dier gemeente. Spreker antwoordt op de vraag dat het te lezen staat in het Koninklijk besluit, waarbij de benoeming van een onderwijze res is vernietigd, lil dat Koninklijk besluit is aan gehaald. wat Burgemeester en Wethouders van Zaandam hebben gezegd. De heer Zandstra heeft volstrekt niet de bedoe ling, die de heer Schoonderinark hem toedicht. In het voorstel staat toch duidelijk: „k i n d e r e n, d i e d e s e h o o 1 b e z o e k e n e n e r b e h o e f t e a a n hebben". Spreker wil den Raad niet misleiden. De lieer Hiemstra heeft liet Koninklijk Besluit niet en bet spijt hem, dat ook de heer Schoonder mark het niet heeft. Spreker weet zeker dat de ge huwde onderwijzeres in Zaandam met de manne lijke onderwijzers is gelijk gesteld. In verband met de kwestie, waarom de benoeming is vernietigd, lijkt liet spreker onwaarschijnlijk, dat Burgemees ter en Wethouders van Zaandam den arbeid der ge huwde onderwijzeres minderwaardig zullen noe men. De beraadslaging wordt gesloten. Met 17 tegen 7 stemmen wordt het voorstel-Zand stra verworpen. Vóór stemmen de heeren: Hiemstra, van de Vall. Sehaafsma, Zandstra, Tiemersma, Peletier en H. P. de Haan. Tegen de heeren: Lautenbach, de Vos, Attema, van Weideren baron Rengers, Tulp, Binnerts, P. A. de Haan, Haversehmidt, Fransen, Oosterhoff, Co- hen, Beekhuis, Menalda, Schoondermark, van Slo terdijek, Koopmans en Berghuis. De heer Schoondermark (wethouder wil den heer Hiemstra nog eens mededeelen dat, wat hij heeft gezegd, te vinden is in Staatsblad no. 409 van 1915. Daarin staat: „Overwegende dat Burgemeester en Wethouders met betrekking tot de sollicitatie van A. Tiessen Groen als hunne zienswijze mededeelende, dat in den regel de algemeene onderwijsbelangen zich kan ten tegen de benoeming van gehuwde onderwijze ressen, en dat zij in casu niet aanwezig achten een zeer bijzonder geval, waarin een andere meening recht van bestaan mocht kunnen hebben". Den heer Hiemstra lijkt het niet duidelijk of dit de meening is van Burgemeester en Wethouders. Hij vraagt of hij het Staatsblad ter inzage mag hebben. Het is sprekers bedoeling om precies te weten hoe de zaken staan. De Voorzitter: „er staat duidelijk: Burgemeester en Wethouders als hunne zienswijze te kennen ge ven enz." Volgno.'s -239 worden onveranderd vastge steld. Volgno. 239a. Kosten van schoolpantoffels. f 700. De beraadslaging wordt geopend. De heer H. P. de Haan zegt dat in de toelichting tot dezen post staat: lij I

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 16