250 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van heen warden van Dinsdag 9 November 1915. Voortgezet Woensdag 10 November 1915. „het is wenschelijk aan leerlingen van de scholen „der 3e klasse sehoolpantoffels te verstrekken. De „kosten van aanschaffing worden geraamd op 700.—." Spreker vraagt of de leerlingen der bijzondere scholen ook in dit bedrag deelen. Den heer Schoondermark wethouder spijt het te moeten mededeelen dat het niet de bedoeling is, hoewel hij voor zich het wel zou willen. Het mag echter niet, daar art. 3 der Wet op het L. O. het ver biedt. De heer H. P. de Haan moet dan even de aan dacht vragen voor art. 35, 2e lid der Leerplichtwet, n.l. voor de beraadslaging in de Eerste Kamer ten opzichte van dit artikel. In de toelichting leest spreker dat de NIi- nister Mr. H. Goeman Borgesius te kennen heeft gegeven, naar aanleiding der te verwachten treu rige gevolgen: „men bedenke, dat er tot dusverre dus vóór 1900 wel verschil van gevoelen was over de vraag of ge meentebesturen onder de bestaande wet zijnde (lie van 1878) reeds bevoegd waren om aan behoeftige kinderen tot bevordering van trouw schoolbezoek voedsel en kleeding te verschaffen - naar zijne overtuiging bestond deze bevoegdheid nu reeds - maar, dat men het hierover eens was, dat die be voegdheid tot nu toe beperkt bleef in dien zin, dat van gemeentewege geen voedsel en kleeding mocht worden verstrekt aan kinderen van bijzondere scho len. terwijl die o n bill ij k h e i d door deze bepa ling geheel werd weggenomen, zoodat er nu v o o r t- a. a n ook in dit opzicht volk o m e n g e- 1 ij k s t e 11 i n g zou bestaan." De Minister erkent dus in 1900 dat er eene onbil lijkheid bestaat, die moet worden weggenomen. Nu zal men in 1915 een post sehoolpantoffels op de be grooting brengen en de leerlingen der bijzondere scholen uitsluiten. Ts uitsluiting der kinderen van de bijzondere scholen van de schoolreisjes, kinematograaf moge lijk, ten opzichte van voeding en kleeding mag dat niet. De kinderen der Openbare Lagere School zijn al zooveel bevoorrecht. Als men in de begrooting ziet dat 116000.ten goede komt aan de O. L.- Sehool, dan moet erkend worden, dat dit een groot bedrag is. Dat is echter overeenkomstig de Wet op het Lager Onderwijs. Ten opzichte van voeding en kleeding is het gemeentebestuur aan de Leerplicht wet gehouden. Spreker heeft echter te maken met de uitspraak van den Raad en niet met de zienswijze van Bur gemeester en Wethouders. Hij stelt daarom voor den post met 200.te verhoogen met de bedoeling dit bedrag te laten genieten door de bijzondere scho len, waarvan het schoolbestuur een dergelijke ver strekking op prijs stelt. Als geen enkel schoolbe stuur er gebruik van maakt, wordt het geld niet uit gegeven. De heer Schoondermark wethouder zou er zich niet tegen verzetten als de wet liet niet reeds deed. olgens art. 3 der Wet op het Lager Onderwijs mag aan bijzondere scholen geen subsidie worden gege ven. De heer H. P. de Haan verwart deze zaak met de verstrekking van voeding en kleeding. Het zal den voorsteller zeker zijn opgevallen dat het een afzonderlijke post is en dat hij niet is onder gebracht bij voeding en kleeding. Dat dient ter be vordering van het schoolbezoek. Sehoolpantoffels worden in de school in bruikleen gegeven. Er is n.l. eene hygiënische maatregel getroffen. De kinderen moeten ter wille van orde en tucht de klompen in de gang uittrekken en zitten in school zonder voet bedekking. Daarom is gezegd: laten wij pantoffels geven. Als deze ergens ondergebracht zouden moe ten worden, zou spreker ze ouder de leermiddelen willen opnemen. Die kunnen ook niet aan de bijzondere scholen worden verstrekt. Wij hebben destijds dezelfde kwestie gehad met de schoolbioscoop. Toen is ook op grond van art. 3 der wet op het L. O. besloten daar geen kinderen van bizondere scholen toe te laten. Dat is de reden waarom spreker volmondig ontkennend kan antwoorden op de vraag van den heer de Haan. De Voorzitter wil erop wijzen dat alle maatrege len, die dienen tot uitvoering van art. 35 der Leer plichtwet, in één post op de begrooting moeten voor komen. Deze zaak valt daar niet onder. De heer H. I'. de Haan zal zich tot Gedeputeerde Staten wenden als er een maatregel wordt geno men, die naar zijne opvatting in strijd is met de wet. Spreker is van oordeel, dat in dit opzicht de bijzon dere school gelijk gesteld is aan de openbare. Ook in de bijzondere school moeten de klompen uit en zitten de leerlingen met onbedekte voeten, met soms nog belangrijke gapingen in de kousen. En ook voor deze kinderen is dat nadeelig. Daarom heeft spre ker ook voor verhooging van volgno. 235 gestemd. Spreker meent dat men rekening moet houden met wat gesproken is op het congres voor kinderbe scherming. Di-. C. Ij. Devll, schoolarts te Amster dam, heeft daar duidelijk aangetoond, dat het kind schade lijdt aan zijn gezondheid door onvoldoende voeding en kleeding en evenzeer is het nadeelig als de kinderen in de school zitten met onbedekte voe ten. Het principieel verschil tussehen den Wethouder en spreker is nu eenvoudig dit, dat de wethouder pantoffels niet, klompen wel tot de kleeding rekent. Nu zegt de wethouder wel, dat de klompen wel en de pantoffels geen eigendom worden. De pantoffels echter worden verstrekt voor gebruik in de school, de klompen voor gebruik op straat. Spreker is van oordeel, dat men pantoffels eerder onder „kleeding" kan rangschikken dan klompen, waarvan het ma teriaal hout is. Spreker zag dan ook gaarne, dat de Raad sprekers voorstel aannam met de door hem uitgesproken bedoeling. Gaat de Raad hiermede ac eoord tegen den zin van Burgemeester en Wethou ders, dan heeft dat college het in zijn macht om te trachten het besluit door'de Kroon vernietigd te krijgen. De heer Hiemstra ondersteunt het voorstel van den heer de Haan. Hij is het niet met den wethou der eens dat het verstrekken van sehoolpantoffels een hygiënische maatregel is. die onder leermidde len moet worden gebracht. Als het dan ergens thuis hoort dan is het hij schoonmaak. Het is een kwestie van opvatting. Waar aan de bijzondere scholen klompen worden verstrekt, kunnen ook pantoffels worden gegeven. De heer Schoondermark wethouder) wijst erop dat de redeneering van den heer de Haan niet op gaat. Dat ook de kinderen der bijzondere school kou de voeten krijgen spreekt niemand tegen, maar vol gens den heer de Haan zou de gemeente de bijzon dere scholen ook moeten verwarmen, omdat de kin deren kou lijden als er niet gestookt wordt. Het gaat ook niet op te zeggen: als je klompen geeft, moet je ook pantoffels geven. Deze worden gege ven voor gebruik in de school, omdat de onderwijzer zegt dat de kinderen, om lawaai te voorkomen, de klompen moeten uittrekken. Omdat de leerlingen daardoor koude voeten zullen krijgen verstrekt de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1915. 251 Voortgezet Woensdag 10 November 1915. gemeente pantoffels. Als nu de toestand op de bij zondere school gelijk is, moet die inrichting zelf voor pantoffels zorgen. De wet op het Lager Onder wijs verbiedt dat de gemeente het doet. De heer H. P. de Haan: „de Leerplichtwet is van later dagteekening". De heer Schoondermark wethouder geeft dat toe, maar, zegt hij, het is een geheel andere zaak. De heer Lautenbach zegt dat hij uit een oogpunt van rechtsgelijkheid veel voelt voor het standpunt van den heer de Haan. De inlichtingen, die spreker van een uitstekend deskundige heeft gekregen, heb ben hem duidelijk gemaakt (lat het standpunt, door den wethouder ingenomen, is het standpunt der wet. Spreker zal dan ook tegen het voorstel van den heer de Haan stemmen. De heer Fransen komt door het voorstel van den heer de Haan in een eigenaardige positie, waar het hier geldt eene tegemoetkoming voor de bijzondere scholen uit de gemeentekas te erlangen. Hij is het echter eens met den heer Lautenbach en staat op hetzelfde standpunt als de wethouder van onderwijs m gevoelt zich verplicht tegen het voorstel van den heer de Haan te stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer H. P. de Haan wordt verworpen met 18 tegen 6 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Hiemstra, van de all, Schaafsma, Zandstra, Tiemersma en H. P. de Haan. Tegen de heeren: Lautenbach, de Vos, Attema, Peletier, van Weideren baron Rengers, Tulp, Bin- nerts, P. A. de Haan, Haverschmidt, Fransen, Oos terhof, Cohen, Beekhuis, Menalda, Schoondermark, van Sloterdijek, Koopmans en Berghuis. Volgno. 239 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno.'s 239a en 24U259 worden onveranderd vastgesteld, zoodat bij volgno. 256 een gunstige be schikking is gekomen op het adres der vereeniging „openbare leeszaal en bibliotheek" om toekenning van subsidie van 800. Volgno 260. Toelage ran de Schoonheidscommissie. f 150.— De beraadslaging wordt geopend. De heer Tiemersma wil bij dit volgno. onder de aandacht brengen dat een perceel der gemeente, de herberg de Bleek, uit een oogpunt van schoonheid nog al eenigen aanstoot geeft. De verbetering van dit pand zal wel in verband staan met de tramplan nen, maar zooals het er nu uitziet kan het niet blij ven. Spreker geeft Burgemeester en Wethouders in overweging het pand iets te verfraaien. De Voorzitter zal de aandacht van de schoon heidscommissie op dit punt vestigen. De beraadslaging wordt gesloten, volgno. 260 onveranderd vastgesteld, evenals volgno.'s 261—262. Volgno. 262a. Adres der vereeniging Kinderspeeltuin Rengerspark om subsidie. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra zegt dat hij, ofschoon niet van plan veel over den kinderspeeltuin te zeggen, deze zaak niet stilzwijgend kan voorbijgaan, omdat hij zich niet met het denkbeeld van Burgemeester en Wethouders kan vereenigen. Zij geven den Raad in overweging om, met het oog op de tijdsomstandig heden, het adres niet in te willigen. Spreker meent echter dat het nu juist de tijd is om „kiuderspeeltui nen" aan de orde te stellen. Hebben wij toch wel ooit een tijd beleefd, waarin de verwildering der jeugd zoo aan den dag is getreden als in den tegen- woordigen tijd. Het kwaad moge nu in ons land en in onze stad niet dien omvang hebben aangenomen als in het buitenland, het is toch erg. Men moge het in het buitenland toeschrijven aan stagnatie van het onderwijs, tengevolge van het onder de wapenen of gesneuveld zijn der onderwijzers, te ontkennen valt het niet al zijn er geen statistieken aangehouden, dat de verderfelijke invloed van den politieker) toe stand, waaronder Europa gebukt gaat, zich ook hier doet gevoelen. Hoe het er met de baldadigheid der jeugd voorstaat, kan men lezen in het jaarverslag- der vereeniging Pro Juventute en in liet dagelijkseh leven neemt ieder onzer er wel kennis van. Tegen deze verwildering der jeugd nu zijn strafwetten en tuchtscholen niet voldoende, omdat zij alleen de ge volgen van verwildering trachten te verzachten en niet het kwaad, waaruit zjj voortvloeit,aantasten, in Duitschland ziet men eene toenemende verwilde ring door het ten gevolge van de omstandigheden ontbreken van de gelegenheid om onderwijs te ne men. Dit moet voor ons eene vingerwijzing zijn in welke richting moet worden gestuurd. Er moet wor den gegeven degelijk onderwijs, dat met alle ten dienste staande middelen zoo vruchtdragend moge lijk moet worden gemaakt. Ook moet de leiding van liet kind buiten de school ter hand worden geno men. Hoe kan dat nu beter- geschieden dan door kin derspeeltuinen aan te leggen en de bestaande zoo goed mogelijk te verbeteren. Het is niet de eerste maal dat spreker deze kwestie te berde brengt. Hij kan dan ook niet nalaten den Raad erop te wijzen, dat hij, wil hij iets voor het kind doen waarvan en de ouders en de gemeenschap den weldadigen invloed zal ondervinden, speeltuinen moet stichten en het leven van de bestaande niet moeilijk moet maken. Vroeger heeft spreker het oordeel van den Com missaris van Politie te Rotterdam, den heer Roest van Limburg" al eens aangehaald, hij wil dat nog eens herhalen. „Geen heter middel om de baldadig heid der jeugd tegen te gaan is", zegt hij, „dan buiten schooltijd een belangrijk deel der kinderen te hn- mobiliseeren doorliet aanleggen van speelplaatsen. Bevordert sport, heet het verder, want de beoefe ning daarvan houdt zelfs groote mensehen uit de kroeg. Sedert de beoefening der sport door de volks klasse was in 1900 het aantal dronkensehappen op Zondag met 767 gevallen gedaald. Zelfs het kijken naar een match houdt uit de kroeg. Bevorder liefde voor sport en volksspelen bij de ouderen, bevorder het spelen der jeugd, en gij bewijst de samenleving een grooter dienst dan door het uitbreiden van po litiekorpsen. Eén speeltuin, zegt de heer Roest van Limburg, werkt meer ten goede als 10 agenten van politie. Wil men een geslacht waarvan men, ook als het groot is geworden, veel last kan beleven, men late liet opgroeien in al zijn leed en zonde; wil men daar entegen een geslacht waarvan men vreugde kan be leven, dan neme men de leiding van het jonge ge slacht ook buiten de school ter hand en steune de pogingen van hen, die daartoe willen medewerken. Of dat noodig is? In het jaarverslag 1914 over de toestand onzer gemeente schrijft de Commissie van Toezicht op het lager onderwijs: „Het gedrag der leerlingen buiten de school zoo- „wel van liet Openbaar als van het bjjzonder „onderwys laat dikwijls zooveel te wensehen over, „dat onze commissie er aanleiding toe heeft gevon- ,,den een nader onderzoek in te stellen naar den

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 17