air Vergadering van Dinsdag 9 November 1915. A': i IflSfti:» j i;' Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1915. 219 Tegenwoordig eerst 23, later 2ö leden, te weten de boeren: Hienistra, van de Ynll, Sehaafsma, Zandstra. Lautenbaeh, de Yos, Tiemersnia, Attema, Peletior, H. P. de Haan, van Weideren baron Ben- gers, Tulp, Binnerts, P. A. de Haan, Haverselimidt, Fransen, OosterhotT, Colien, Beekhuis, Menalda, Sehoondermark, van Sloterdijck en Koopmans. Later de lieeren: Berghuis en Yonck. Yoorzitterde heer nir. A. X. Patijn, Burge meester. I. De notulen der op Dinsdag 2(> October 1.1. ge houden vergadering worden onveranderd vastge steld. i!. Wordt medegedeeld 1. dat (iedeputeerde Staten hebben goedge keurd liet raadsbesluit d.d. 12 October 1.1. tot het aangaan van een gemeenschappelijke onderwijs- rcgcling met liet gemeentebestuur van Barradeel. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 2. bericht van den Minister van Ilinnenlandsche Zaken, dat voor het dienstjaar 1916 niet op een sub sidie voor de gemeentelijke middelbare avondhan delsschool kan worden gerekend. Wordt voorgesteld deze mededeeling voor ken nisgeving aan te nemen. Den heer Peletier heeft dit bericht verwonderd. Ilij zou dan ook gaarne vernemen wat de oorzaak is dat deze aanvraag' te laat is ingezonden. De beer Sehoondermark wethouder vraagt of het de bedoeling is van den heer Peletier dat de aanvraag' van de zijde van liet gemeentebestuur te laat is ingezonden. De lieer Peletier zou gaarne vernemen aan welke omstandigheid de gemeente dezen nadeeligen post heeft te wijten. Indien de schuld ligt bij liet ge meentebestuur zou spreker dat zeer betreuren. Ligt de schuld ergens anders, dan zou spreker er verder werk van willen maken, ten einde zoo mogelijk het verlies te achterhalen. De heer Sehoondermark wethouder doet op merken dat tie oprichting der Handelsschool is voorafgegaan door die van de AL P. L. O.-scholen. Aan die oprichting was veel werk verbonden en toen men daarmee gereed was heeft liet gemeente bestuur subsidie gevraagd en die werd geweigerd., Yoordat echter alles gereed was, verordeningen enz. kon men zich niet tot den Minister wenden met liet verzoek om subsidie. Toen voor de AL H.-school alles in gereedheid was is subsidie gevraagd en daarop is bet antwoord ontvangen dat er geen den ken aan was. Spreker beeft toen persoonlijk aan den Inspecteur voor het Handelsonderwijs geschre ven en hem gevraagd wat de reden van de weige ring was en of hij nog niet iets kon doen 0111 liet be sluit veranderd Ie krijgen. Spreker heeft toen ten antwoord gekregen dat geldgebrek de oorzaak der weigering was en de Inspecteur troostte spreker met de gedachte dat het een volgend jaar misschien beter zal zijn. Dezerzijds zijn dus wel pogingen in het werk gesteld om den Inspecteur te bewegen zijn invloed bij den Minister te doen gelden. Dat is ech ter mislukt en de heer Peletier zal zich er dan ook hij moeten neerleggen. De beer Peletier zegt dat liet antwoord van den heer Sehoondermark hem niet bevredigt. De wethouder toch zegt, dat er niet eerder subsi die kan worden aangevraagd, vóórdat alles gereed is. Spreker betwijfelt het. Verleden jaar toch is deze school reeds op de begrooting geplaatst en met het oog daar op had liet subsidie tijdig, n.l. vóór 1 Alei kunnen zijn aangevraagd. Spreker kan dan ook het argu ment, waarom het subsidie ons ontgaat, niet aan nemen. De heer Selioondernmrk wethouder geeft toe dat de school verleden jaar op de begrooting' stond. Daarop evenwel kon geen subsidie worden aange vraagd omdat het eijl'er, dat slechts voor een deel van een jaar gold, te laag was. Spreker herhaalt, dat Burgemeester en Wethouders wel eene globale berekening kunnen maken en liet bedrag op de be grooting plaatsen, maar dat de Alinister geen sub sidie verleent vóór alles, salarisregeling, de betrek kelijke verordeningen enz., gereed is. De heer Peletier wijst erop, dat er het vorig jaar reeds een begrooting was, waarop het subsidie kon worden aangevraagd, al betrof dit slechts ongeveer een half jaar. Toen was bet zeer gemakkelijk om eene begrooting voor een geheel jaar te maken. Het gaat hier om een bedrag van 2000.Spreker merkt echter dat er niets meer aan te doen is en hij eindigt met zijn ernstig leedwezen uit te spreken over het te laat inzenden der subsidie-aanvraag'. De heer Sehoondermark wethouder zegt dat de heer Peletier wel kan zeggen dat hij merkt dat er niets aan te doen is en dat hij zeer ontevreden is. Dat is echter niet aangenaam voor Burgemeester en Wethouders. Dezen toch hebben werkelijk hun plicht gedaan. De heer Peletier kan wel veronder stellen dat subsidie kan worden aangevraagd als de begrooting gereed is, maar spreker doet opmer ken dat de Minister hoogere eischen stelt. Eerst moeten alle verordeningen gereed zijn en zelfs de verordening op de sehoolgeldlieffing moet eerst zijn goedgekeurd. Op deze verordening nu maakt de Minister nog aanmerkingen. De heer Peletier moet dan ook niet zeggen dat bet subsidie wel zou zijn gegeven als het was aan gevraagd voor alles in kalk en cement zat. De aan vraag zou eenvoudig zijn teruggekomen met het be richt: zorg eerst dat alle verordeningen gereed zijn. De heer Beekhuis vraagt of er werkelijk niets aan te doen is. De Tweede Kamer toch kan bij wijze van amen dement een post op de begrooting brengen. Spreker is het met den wethouder eens dat alles eerst in orde moet. Wanneer nu de verordeningen enz. ge reed zijn voordat de begroeting in de Kamer aan de orde is, kan een kamerlid in den arm worden ge nomen, die een amendement indient. De heer Sehoondermark wethouder zegt dat <Ie Baad dit wel kan doen, maar dat het niets zal hel pen. Spreker heeft, zooals hij reeds opmerkte, per soonlijk met den Inspecteur gecorrespondeerd. Deze heeft gezegd dat geldgebrek de oorzaak is. Als bij had gedacht dat te laat aanvragen de reden was, zou Hij zeker hebben geschrevenhet is eigen schuld, had eerdei* gevraagd. „Er zijn meer gemeen ten die geen subsidie krijgen", heeft de Inspecteur geschreven, laat dit tot troost strekken. Wil de Baad de door den heer Beekhuis aangegeven po ging wagen, dan moet hij dat zelf weten. De heer Hienistra zegt dat wij niet hebben te ma ken met den brief van den Inspecteur, maar met het antwoord van den Minister. In dat antwoord nu staat dat het verzoek te laat is ingekomen. Spre ker acht het niet gewensebt de kwestie te sehui-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1915 | | pagina 1