26t» Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 November 1915.
Burgemeester en Wethouders ter inzage geven, op
dat zij kunnen onderzoeken of die lijst juist is. De
doodgravers hebben nu een maximum van 5(H).
250.emolumenten -f- 25.— voor het ope
nen en sluiten van het hek. Dit is te zamen 775.
Bij de nieuwe regeling wordt nu hun maximum
TIN).Spreker neemt daarbij aan dat de hem ver
strekte gegevens op waarheid berusten. Hij
zou daarom de extra belooning voor de bediening
van het hek gaarne behouden en de maximum .jaar
wedde op 750.bepaald zien, hetwelk hij straks
bij het desbetreffend artikel zal voorstellen.
Dat openen en sluiten toch geschiedt tegenwoor
dig door de'huisgenooten. Als nu de doodgravers
dat zelf moeten doen, zal ook daaronder het onder
houd der begraafplaats lijden en het publiek dik
wijls te lang moeten wachten.
Ten slotte wil spreker nog dit zeggen. Hij heeft
inlichtingen gevraagd omtrent de kwestie met de
grafzerk. Het is daarbij niet zijne bedoeling geweest
iemand te beschuldigen. Achteraf is het spreker ge
bleken dat de steen op order van den Directeur naai
den steenhouwer is gebracht. Evenwel is hij latei-
teruggebracht, doch nu niet meer op zijn plaats.
Kunnen Burgemeester en Wethouders nu inlichtin
gen verstrekken omtrent het beloofde onderzoek
naar deze steenkwestie?
De heer Tiemersma heeft met genoegen kennis
genomen van de voorgestelde wijzigingen. Het be
vredigde spreker niet geheel en al. Hij wijst erop
dat, waar beweerd wordt dat de toestand van ver-
waarloozing op de Algemeene begraafplaats een
gevolg is van het feit dat de doodgravers werk voor
derden verrichten, het de vraag is of na aanneming
der voorstellen de doodgravers voldoenden tijd heb
ben om alles te doen wat hun bij hunne instructie
wordt opgelegd.
In 1909 werd door den Baad besloten dat de dood
gravers zich, ter beoordeeling door den Direc
teur door een bekwaam vakman konden doen bij
staan. Daaruit spreekt volgens spreker zeer duide
lijk dat de te verrichten arbeid gaandeweg meer
tijd vordert. Burgemeester en Wethouders nu dee-
len den Baad daaromtrent in de toelichting niets
mede. Spreker vraagt daarom of het de bedoeling is
daarmee door te gaan, of dat Burgemeester en Wet
houders van oordeel zijn dat de doodgravers vol
doenden tijd hebben voor hunne werkzaamheden.
Spreker betwijfelt dit laatste, te meer, daar er ar
beid is, die moeilijk aan de doodgravers kan wor
den opgedragen als b.v. boomsnoeien. Hij zou dan
ook, in verband met het besluit van 1909, een
derden vasten werkman b.v. een tuinman willen
aanstellen, die ook de doodgravers kan vervangen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor de 25.--
belooning voor het openen en sluiten van liet hek
in te trekken. Spreker vindt dat onbillijk, omdat dit
werk, tengevolge van den aard der werkzaamheden
van de doodgravers, meestal door de vrouwen
wordt verricht. Als de doodgravers het zelf moeten
doen zal dit veel tijdverlies tengevolge hebben en
zal het publiek langer moeten wachten. Het komt
spreker dan ook wensohelijk voor den toestand te
laten zooals die is en dezen arbeid aan de vrouwen
op te dragen.
Bij de bepaling van het loon dient ook de arbeid
op zich zelf te worden beschouwd. De arbeid dei-
doodgravers nu is weinig vreugdevol. Het brengt
ook voortdurend onaangenaamheden met zich mee,
welke talrijker worden naar mate de ruimte meer
beperkt wordt. Burgemeester en Wethouders stel
len nu voor het maximum voor de doodgravers te
verhoogen tot 7(H).-f- vrije woning. Zij willen
voor het gemis van emolumenten liet loon nu direct
100.verhoogen. Deze arbeid, die geregeld niet
gepasten eerbied moet worden-verricht, moet beter
beloond worden dan veel anderen arbeid. Spreker
had daarom gehoopt dat Burgemeester en Wethou
ders het verschil tusschen minimum en maximum
op -90.-— hadden gebracht en in plaats van drie
driejaarlijksehe, vier driejaarlijksche verhoogingen
van 50.hadden voorgesteld. Spreker stelt dit
voor.
Ten slotte stellen Burgemeester en Wethouders
voor, mede in verband met de salarieëring der dood-
gravers, het salaris van den Directeur, wegens ge
mis aan vrije woning 50.— hooger te stellen en
te brengen op J 800.Het wil spreker voorkomen,
dat ook liet maximum van den Directeur met 50.
moet worden verhoogd en het salaris bepaald op
J 0.)0.tot J 850.Spreker stelt voor in art. 45
te lezen:
jaarwedde van den Directeur <>50.- tot 850.-.
jaarwedde van de doodgravers 550.— tot 750.-.
De Voorzitter doet opmerken dat hetgeen de heer
Tiemersma heeft gezegd feitelijk geen algemeene
beschouwingen zijn.
De heer Cohen heeft gezegd dat de doodgravers
er door de nieuwe regeling niet beter op worden.
Spreker wil doen opmerken, dat het bedrag van de
emolumenten moeilijk te controleeren is en dat emo
lumenten de eigenaardigheid hebben dat zij, zoo
lang ze genoten worden, „nihil" zijnen als ze wor
den afgenomen, een aanzienlijke som bedragen. De
heer Cohen nu heeft een bedrag van 250.— opge
geven. Zelf hebben de doodgravers het bedrag van
21)0.genoemd. Zij hebben een staat overgelegd,
die nog nat van het schrijven was, maar waar abso
luut geen houvast aan zat. Er stond op: 1 steen, zoo
veel; I steen, zooveel; 4maal zooveel enz.
Spreker heeft den Directeur gevraagd hem te
willen inlichten. Ook deze kon dat niet. Hij zal met
genoegen den staat van den heer Cohen inzien, hoe
wel die wel niet veel duidelijker zal zijn.
Spreker meent dat de Baad zich heeft af te vra
gen of een salaris van een gewoon werkman, als
het voorgestelde n.l. 550.tot 7<K).plus vrije
woning -- den tuin die tegenwoordig ook veel waar
de heeft laat spreker weg omdat die, als het noo-
dig is, er bij weg komt, zij hebben daarop geen
recht niet voldoende is. Burgemeester en Wet
houders vinden van wel.
Wat nu de 25.voorliet openen en sluiten van
het hek betreft, bij de begraafplaats zijn alle regie
menten van jaren her. Indertijd is die 25.voor
dat werk verstrekt. Een der doodgraversvrouweu
evenwel heeft eens geweigerd dat werk te doen en
sedert staat liet hek open. Ieder kan op de begraaf
plaats loopen. De 25.— wordt echter toch nog-
steeds uitbetaald. Alleen als er een wagen door het
middenhek moet, moet dit worden ontsloten. Bur
gemeester en Wethouders zijn van oordeel dat de
gemeente doet wat haar plicht is, als zij de dood
gravers salarieërt met een loon van 550.tot
700.Zij verliezen hunne emolumenten, maar
krijgen daarvoor meer salaris en dus meer pensioen.
Do emolumenten toch worden niet, het meerdere
salaris wel voor den pensioensgrondslag berekend.
Als het nu waar is, dat de doodgravers zooveel emo
lumenten hebben als de heer Cohen mededeelt, dan
is dil voor spreker een bewijs, dat zij hun plichten
niet zijn nagekomen en dat zij aan de begraafplaats
niet dat werk hebben besteed, wat eraan moet wor
den gedaan.
Dan is het voor spreker niet meer raadselachtig dat
over het onderhoud der begraafplaats zoo wordt ge
klaagd. Als dan nu ook met de hooge bijverdienste
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 November 1W15. 2<>7
rekening wordt gehouden, geeft de Baad eene be
looning voor plichtverzuim.
Wat de derde hulp betreft, spreker acht dit nog
niet noodig. Als het eventueel blijkt dat den dood-
aravers den tijd ontbreekt om hunne functie be
hoorlijk te vervullen, dan is de tijd daar 0111 na te
gaan of een derde man noodig is. Niet nu, op het
oogenblik dat men op de volle arbeidskracht dei-
doodgravers gaat beslag leggen.
De vraag van den heer Cohen betreffende de
zerk is buiten de orde. Spreker heeft daaromtrent
wel praatjes gehoord, maar hij kan geen antwoord
geven.
De heer Binnerts (wethouder hoort nu voor het
eerst, dat het hek a 11 ij d open staat, en dus de be
looning voor openen en sluiten van het hek zou zijn
gegeven zonder eenige praestatie van arbeid, ge
lijk uit het door den voorzitter medegedeelde volgt.
Hij vindt het eigenaardig, dat dit nooit is opge
merkt door den Directeur. Waar dit zoo is, is er ook
niets tegen de 25.in te houden. Het kan even
wel de vraag zijn, of het niet gewenscht is den ouden
toestand weer in te voeren. Spreker zal gaarne een
nader onderzoek zien ingesteld, en wil dan alleen
op dit punt uitstel, om uit te maken, of de vrouwen
der doodgravers het hek moeten bedienen en daar
voor 25.moeten genieten. Hieromtrent wil
spreker dan ook de beraadslagingen aanhouden.
De Voorzitter: „de wethouder Binnerts stelt voor
de behandeling aan te houden. Dat is een motie van
orde die eerst moet worden behandeld".
De heer Binnerts (wethouder zegt, dat de Voor
zitter sprekers bedoeling niet begrijpt. Spreker wil
de kwestie van het hek, afgescheiden van de ver
ordening-, aanhouden. Dit is geen reden om de be
handeling van de geheele verordening aan te hou
den.
De Voorzitter: „dan kunnen wij doorgaan".
De heer Haversehmidt wenseht over dat hekslui-
ten, dat ook volgens sprekers ervaring niet gere
geld geschiedt,optemerken dat daarvan in vroeger
jaren geen sprake was.
Integendeel was de wandeling om de begraaf
plaats vrij en zeer in trek, maar nu het Rengers-
park er is wordt de wandeling niet meer onderhou
den wat zeer te betreuren is, omdat hier toch al wei
nig afwisseling in het wandelen is. Spreker zou de
begraafplaats als wandeling in eere willen herstel
len en derhalve den toegang, behalve eenige beper
king als er kastanjes of eikels liggen en eenig toe
zicht op den Zondag, weer openstellen, dan is met
een de kwestie van die 25 gulden voor het al of niet
heksluiten van de baan.
De heer Tulp had hetzelfde willen zeggen als de
heer Haversehmidt en ziet daarom van het woord
af.
De lieer H. F. de Haan vindt het eene vreemde
uitdrukking van den Voorzitter, die als plichtsver
zuim aanmerkt dat de doodgravers den tijd der ge
meente besteden om werk te verrichten voor parti
culieren. Die emolumenten bestaan sinds onheuge
lijke tijden en het is hier ook geen uitzonderingstoe
stand. Bovendien is het loon erop gebaseerd. Spre
ker kan zich ten minste niet voorstellen, dat een
doodgraver zou werken voor 400.tot 500.
benevens vrije woning, als er geen emolumenten
waf en. Het komt spreker gewenscht voor om, als
aan toestanden als die op de begraafplaats een eind
zal worden gemaakt, men er toe moet overgaan in
een vaste bate om te zetten wat de doodgravers aan
emolumenten verliezen, zonder daarbij te rekenen
dat zij voor dat meerdere salaris pensioen krijgen.
Spreker wil bet bijwerk niet als plichtsverzuim zien
gerekend.
De heer Tiemersma is, evenals de heer de Haan,
over de uitdrukking „plichtsverzuim" gevallen. De
toestand, zooals die nu is, bestaat sinds onheuge
lijke jaren. Het loon dat de doodgravers hadden
was niet zoo dat de mensehen ervan konden leven.
Als het niet was toegestaan voor particulieren iets
te doen en het werd toch gedaan, dan zou er van
plichtsverzuim sprake zijn. Wat de emolumenten
betreft, spreker is het met den Voorzitter eens dat
het bedrag ervan moeilijk is vast te stellen. Spreker
heeft de aandacht gevestigd op het minder vreugde
volle ervan en op den eerbied, die er bij moet wor
den betracht.
De begraafplaats wordt steeds voller, de arbeid
daardoor niet heter en daarom, meent spreker mag
het maximum wel 750.1- vrije woning zijn. Het
verwondert spreker te hooren, dat het hek altijd
open staat. Voor zich heeft hij een werk rooster,
waaruit blijkt, dat het altijd gesloten is.
Daarin staat:
Begravingen in den rusttijd geschieden door den
doodgraver die hekdag heeft en deze neemt zijn
rusttijd na de begraving.
De Voorzitter wijst erop dat de kwestie van het
openen en sluiten liet middenhek geldt. Het gewone
zijhek is altijd open. Door het middenhek komt eens
per dag een groote wagen en het dan openen zal zijn
bedoeld met de uitdrukking „hekdag".
De hoeren Tiemersma en de Haan zijn over de
uitdrukking plichtsverzuim gevallen. Spreker heeft
gezegd: als de doodgravers zooveel emolumenten
hebben, kunnen zij hun plicht niet hebben gedaan.
Sinds lang toch zijn de klachten over het onderhoud
der begraafplaats aan de orde. De toestand is zoo
geworden door onvoldoende toezicht.
Spreker geeft toe dat de doodgravers het recht
hadden werk voor derden te verrichten. In de eer
ste plaats echter hadden zij te zorgen voor het werk
waarvoor zij zijn aangenomen. Dat hebben zij niet
in voldoende mate gedaan. Spreker blijft erbij dat
de Baad, als hij nu bij de salarisbepaling rekening
houdt met een nog grooter bedrag aan emolumen
ten dan Burgemeester en Wethouders hebben aan
genomen, eene belooning geeft voor plichtsverzuim.
De heer H. P. de Haan heeft geen instructie ge
kregen van de doodgravers van het jaar 1909. Zijn
buurman heeft er een en daarin staat:
„De toegang tot de begraafplaats is gedurende de
uren, waarop zij voor het publiek geopend is, vrij;
indien zij, die de begraafplaats wenschen te bezoe
ken, door het luiden van de bij het hek aangebrach
te bel hun verlangen daartoe te kennen geven, wor
den zij door een der doodgravers binnen gelaten.
Deze sluit vervolgens weer het hek."
De heer Tiemersma wijst erop dat de Raad in 1909
een derde hulp heeft toegezegd en daardoor zijne
goedkeuring heeft gegeven aan de werkwijze op de
begraafplaats. Spreker doelde daarop in verband
met de uitdrukking van den Voorzitter en er kan
zijns inziens moeilijk sprake zijn van plichtsver
zuim.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Aan de orde is ontwerp 1 (de verordening tot wij
ziging der verordening op de inrichting en het ge
bruik van de Algemeene Begraafplaats en de Be
grafenissen in de gemeente Leeuwarden.)