276 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 December 191o.
C.
1. mej. E. Zendijk, onderwijzeres te Huizum.
2. mej. T. Walda, onderwijzeres te Noordwolde.
3. mej. R. Winter, onderwijzeres te Stiens.
De stukken 411 zullen in een volgende verga
dering worden behandeld, terwijl het stuk sub 10
als bijlage tot liet raadsverslag zal worden gedrukt
en bij de leden rondgezonden.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling der voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1. Benoeming van een onderwijzer aan gemeenteschool
no. 8, vacature A. Okkinga.
Met algemeene stemmen wordt benoemd de heer
A. Roders.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
mej. Y. G. Behrns op haar verzoek eervol ontslag te
verleenen als onderwijzeres aan gemeenteschool no. 12.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
■1. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van W. /Snijder tot het aanleggen van twee
inritten in het trottoir vóór zijne perceelen Romkeslaan
nos. 20 en 22.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Door W. Snijder te Leeuwarden is tot Uwe Ver
gadering het in onze handen om prae-advies gesteld
verzoek gericht in het door de gemeente aangelegde
trottoir vóór de hem toebchoorende pakhuizen aan
de Romkeslaan nos. 20 en 22 zijn inrit te mogen ver-
Itreeden zoodanig, dat deze voor beide inrijdeuren
dienst zal kunnen doen. Dit verzoek stelden wij om
advies in handen van den gemeentelijken Inspec
teur voor het Woningtoezicht en van den Directeur
der gemeentewerken, die ons bij nevensgaand schrij
ven berichtten, dat naar hunne meening het ver
zoek onder de gewone voorwaarden kan worden in
gewilligd, niet dien verstande, dat voor twee inrit
ten recognitie wordt betaald.
Tegen die inwilliging bestaan bij ons evenmin be
zwaren, terwijl ook wij het billijk achten de vergoe
ding voor twee inritten te berekenen, omdat het
geen gemaakt wordt geschiedt ten behoeve van twee
deuropeningen in verschillende perceelen. Alleen uit
een praktisch oogpunt kan er genoegen mede geno
men worden, dat één inrit wordt gemaakt, waar er
feitelijk twee moesten zijn. De bij raadsbesluit van
27 November 1906 (raadshandelingen, blz. 276) aan
verzoeker verleende vergunning dient dan tevens
te worden ingetrokken. Derhalve hebben wij de eer,
onder wederaanbieding van het verzoekschrift, U
voor te stellen te besluiten:
onder intrekking van het raadsbesluit van 27 No
vember .1906 no. 433R/173 aan W. Snijder te Leeu
warden en zijne rechtverkrijgenden vergunning te
verleenen tot het maken en tot wederopzeggens
hebben van een inrit in het trottoir vóór zijn pak
huizen aan de Romkeslaan nos. 20 en 22, kada
straal bekend sectie G nos. 7958 en 9072, de juiste
plaats nader door of vanwege Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen, onder bepaling dat wor
den in acht genomen de voorwaarden, gesteld bij
raadsbesluit van 26 Januari 1909, no. 12R/10, voor
zoover naar het oordeel van Burgemeester en Wet
houders toepasselijk, met dien verstande, dat als
termijn, waarop de recognitie ad 2.ten kantore
van den gemeente-ontvanger moet zijn betaald,
worde gesteld 1 Mei, voor het eerst 1 Mei 1916.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders betref
fende den inkoop voor pensioen van vroegere dienstjaren
van ambtenaren en oud-ambtenaren dezer gemeente.
Dit voorstel luidt als volgt:
oor inkoop van den diensttijd van ambtenaren,
die den dienst der gemeente vóór 1 October 1913
verlaten hebben en overgegaan zijn bij eene andere
gemeente, is de gemeente, krachtens het bepaalde
bij artikel 68 j° art. 63, le lid, der Pensioenwet voor
de gemeenteambtenaren 1913, verplicht aan het Pen
sioenfonds voor de gemeenteambtenaren te betalen
eene bijdrage van acht ten honderd van het totaal
der door die ambtenaren in dienst der gemeente ge
noten belooningen.
Het juiste bedrag van het verschuldigde is, daar
hier niet met zekerheid bekend is welke ambtena
ren den diensttijd hebben ingekocht, niet te bepalen.
Voor zoover het voornemen tot dien inkoop geble
ken is, is eene berekening van het te betalen bedrag
opgemaakt, welke berekening een totaal aangeeft
van ruim 18000.Dit bedrag moet overeenkom
stig artikel 64 der gemelde wet worden betaald in
eens of in veertig annuïteiten, berekend naar een
rentevoet van 31I2 ten honderd. De betaling in eens
moet geschieden op 31 December 1915, op welken
datum mede de eerste annuïteit vervalt.
Het komt ons niet gewenscht voor de belangrijke
som van rnim 18000.in eens te betalen, waarom
wij U voorstellen, te besluiten dat bedrag af te doen
in annuïteiten.
Verder moeten volgens art. VIII der wet van 21
Juni 1913, Staatsblad no. 303, en art. 68, 3e lid, dei-
Pensioenwet voor de gemeenteambtenaren 1913 de
inkoopsommen voor ambtenaren, die den dienst der
geimeente vóór 1 October 1913 verlieten en overgin
gen als burgerlijk ambtenaar of als onderwijzer,
alsmede van hen, die den dienst der gemeente ver
lieten vóór dien datum en later overgingen als bur
gerlijk ambtenaar of als onderwijzer of in dienst
komen van eene gemeente en van hen die op 1 Mei
1913 in dienst der gemeente waren en na 1 Octo
ber 1913 overgaan als burgerlijk ambtenaar of als
onderwijzer of in dienst van eene andere gemeente,
welke inkoopsommen eveneens acht ten honderd be
dragen van het totaal der in dienst dezer gemeen
te genoten belooningen, in eens of in tien zooveel
mogelijk gelijke jaarlijksche termijnen betaald wor
den.
Waar het totaal der inkoopsommen voor hen die
den dienst der gemeente vóór 1 October 1913 verlie
ten en overgingen als burgerlijk ambtenaar of als
onderwijzer, voor zoover bekend, reeds ruim
7000.bedraagt, komt het ons gewenscht voor
ook hier aan de betaling in termijnen de voorkeur
te geven.
De uitgaaf toch van ruim 7000.zou de be
grooting van dit jaar te veel bezwaren, terwijl ook
voor het vervolg bij het overgaan van ambtenaren
met een belangrijk getal dienstjaren de uitgaven
voor één jaar te bezwarend konden zijn.
Wij hebben alzoo de eer U voor te stellen te be
sluiten, de bovenomschreven verschuldigde betalin
gen in annuïteiten en termijnen te verrichten en
daartoe te nemen het in ontwerp overgelegde be
sluit.
ONTWERP
De Raad der gemeente Leeuwarden
overwegende dat door de gemeente als bijdrage
van vóór 1 October 1913 uit haar dienst vertrokken
ambtenaren, die in dienst van eene andere gemeen
te zyn overgegaan, aan het Pensioenfonds voor de
gemeenteambtenaren krachtens het bepaalde bij
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 December 1915. 277
artikel 68 j° art. 63 der Pensioenwet voor de ge
meenteambtenaren 1913 moet worden betaald eene
som van ruim 18.000.
dat bij artikel 64 dier wet o.m. bepaald is, dat die
som kan worden betaald in veertig annuïteiten, be
rekend naar een rentevoet van 31/, ten honderd;
dat deze wijze van betaling voor de gemeente het
meest gewenscht moet worden geacht;
dat verder de inkoopsommen voor ambtenaren
die den dienst der gemeente vóór 1 October 1913
verlieten en overgingen als burgerlijk ambtenaar
of als onderwijzer, alsmede van hen, die den dienst
der gemeente verlieten vóór dien datum en latei-
overgaan als burgerlijk ambtenaar of als onderwij
zer of in dienst komen van eene gemeente en van
hen die op 1 Mei 1913 in dienst der gemeente waren
en na 1 October 1913 overgaan als burgerlijk amb
tenaar of als onderwijzer of in dienst van eene an
dere gemeente, moeten worden voldaan, hetzij in
eens, hetzij in tien zooveel mogelijk gelijke jaarlijk
sche termijnen;
dat het gewenscht is ook hier aan de betaling in
termijnen de voorkeur te geven;
gelet op het bepaalde bij de artikelen 63, 64 en 68
der Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren
1913, alsmede op de artikelen IV, V en VIII der
Wet van 21 Juni 1913, Staatsblad no. 303;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders;
besluit:
1. de aan het Pensioenfonds voor gemeente
ambtenaren verschuldigde bijdragen voor inkoop
van diensttijd voor ambtenaren, die den dienst
der gemeente hebben verlaten vóór 1 October 1913
en overgegaan zijn in dienst van eene andere ge
meente, te betalen in veertig annuïteiten, berekend
naar een rentevoet van 3V2 ten honderd;
2. de verschuldigde bijdragen voor inkoop van
diensttijd van ambtenaren, die den dienst der ge
meente vóór .1 October 1913 verlieten en overgingen
als burgerlijk ambtenaar of als onderwijzer, als
mede voor hen, die den dienst der gemeente verlie
ten vóór dien datum en later overgaan als burger
lijk ambtenaar of als onderwijzer of in dienst komen
van eene gemeente en voor hen, die op 1 Mei 1913
in dienst der gemeente waren en na 1 October 1913
overgaan als burgerlijk ambtenaar of als onderwij
zer of in dienst van eene andere gemeente, te beta
len in tien termijnen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Sloterdyck heeft gezien dat Burge
meester en Wethouders voorstellen om de bijdrage
voor inkoop in het pensioenfonds zoowel voor de
ambtenaren, die voor 1 Juli 1899 zijn aangesteld als
voor hen, die na dien datum zijn benoemd, geheel te
betalen in annuïteiten. Spreker vraagt of er geen
gelegenheid is de 7000.in eens te betalen. Deze
7000.kunnen zijns inziens worden betaald uit
het pensioenfonds, dat naar aanleiding van eene be-
pa'ing in de pensioenverordening voor de na .1899
aangestelde ambtenaren in het leven is geroepen.
Die verordening houdt namelijk in, dat er een pen
sioenfonds zal worden ingesteld waarvan de bijdra
gen zullen worden belegd in inschrijvingen in de
Grootboeken der Nederlandsche Werkelijke Schuld.
Spreker vraagt, of dit pensioenfonds nog in stand
is en zoo ja, kan daaruit dan niet de 7000.wor
den betaald. Daardoor zal rente worden bespaard.
De heer J. Koopmans kan zich geheel bij het ge
sprokene van den heer van Sloterdijck aansluiten.
Al'een, hij wenscht verder te gaan, en keurt ook het
betalen van annuïteiten van de 18.000.af. Dit
bedrag dateert eveneens van voor 1913 en had uit de
rekeningen van toenmaals moeten worden gekwe
ten en gereserveerd moeten zijn. Nu wordt liet be
talen naar de toekomst verschoven en liet latere ge
slacht hiermede belast.
Spreker meent dan ook dat deze wijze van finan-
cieeren geen voorzichtige gemeente-politiek is; wat
in het verleden behoort, dient te worden afgedaan.
Nu is deze post wel niet van groote beteekenis en
daardoor niet bezwarend, maar wanneer op deze
wijze wordt voortgegaan, zou het dit wel kunnen
worden.
Kan de 7000.uit het pensioenfonds worden
betaald, dan zou ook hij dit wenschen te zien ge
daan. Die post was dan alvast van de baan. Kan liet
meer zijn, zooveel te beter.
De heer Oosterhoff (wethouder) deelt mede, dat
aan het pensioenfonds, dat op het Grootboek is in
geschreven, reeds eene bestemming is gegeven. Bur
gemeester en Wethouders kunnen zich tot hun spijt
op dit oogenblik echter niet herinneren welke, maar
zijn bereid het den Raad later mede te deelen. A er-
der wil spreker erop wijzen dat, al was het pen
sioenfonds beschikbaar, de opvatting, dat de
18000.behoort op de rekening van dit dienst
jaar, niet juist is. Het is toch de inkoopsom voor la
ter te betalen pensioenen. Deze pensioenen zouden
evengoed, als de ambtenaren er aan toe zijn, door
het nageslacht moeten worden betaald. Burgemees
ter en Wethouders achten liet dan ook niet onlo
gisch en onbillijk den last over verschillende jaren
te ver deelen.
Wanneer het bij den post van j 7000.bleef, zou
er geen groot bezwaar zijn de storting in eens te
doen. Er komen echter meer bijdragen bij. Als nu
die sommen in eens worden gestort zal de gemeen
te het eene jaar misschien vee1 meer te betalen heb
ben dan het andere, terwijl bij betaling in annuïtei
ten het bedrag alle jaren gelijk is. Burgemeester en
Wethouders zijn van oordeel, dat het toekomstig
geslacht daardoor niet te zwaar wordt belast.
De heer J. Koopmans hoort den geachten Wet
houder van financiën zeggen, dat ook de pensioe
nen in de toekomst moeten worden betaald en het
nageslacht toch hiermede zou worden belast. Dit is
slechts schijnbaar juist. Het geldt hier niet de pen
sioenen, maar de stortingen van 8 ten honderd van
de tractementen die voor 1913 zijn uitbetaald, het
geen in totaal 18000.bedraagt. Ze behooren dus
op vroegere rekeningen.
Men heeft juist door de pensioenwet willen voor
komen, dat de toekomstige rekeningen te vee1 met
de pensioenen zouden worden belast, wat voor me
nige gemeente een groot bezwaar zou worden.
Indertijd heeft spreker dan ook medegewerkt om
het pensioenfonds voor deze gemeente te stichten
of liever eene reserve voor dat doel te formeeren.
De tijd is echter kort geweest en er zal geen groot
fonds zijn gevormd.
Om nu de 18000.in eens te betalen, dit vindt
spreker ook wel wat te zwaar en hij zal zich maar
niet tegen het voorstel verzetten. Hij hoopt echter
dat liet bij deze posten blijft en waarschuwt in het
algemeen tegen het verschuiven van de lasten naai
de toekomst.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
De Voorzitter laat de deuren sluiten tot het doen
van eene mededeeling aan den Raad.
Na heropening komt aan de orde: