282 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 December 1915.
met De Jong overeengekomene, zijnde 2222.
's jaars.
B. Burgemeester en Wethouders te machtigen
de exploitatie van de buffetten en het gebruik van
het koffiehuis in den Stads- of Prinsentuin voor een
vijfjarig tijdvak t-e verpachten onder de door hen
te stellen voorwaarden.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tulp zegt dat Burgemeester en Wethou
ders het contract met de Jong niet willen ontbinden
vóór een volgende pachter de exploitatie overneemt,
en dat zij eene openbare of onderhandsche ver
pachting willen houden. Spreker vraagt of eene
openbare verpachting niet meer in het belang der
gemeente is, en ook om den schijn te vermijden, dat
men niet alle gegadigden wil uitnoodigen in te
schrijven.
De heer Zandstra had hetzelfde willen opmer
ken. Hij stelt voor onder B te lezen: voor een vijf
jarig tijdvak in het openbaar te verpachten.
De heer Binnerts (wethouder) wijst er op, dat
het de bedoeling van Burgemeester en Wethouders
is de gelegenheid te scheppen, dat er eene onder
handsche verpachting kan worden gehouden. Het
is mogelijk, dat er zich bij openbare verpachting
niet een geschikt persoon voordoet, en dan is het
m o g e 1 ij k om bij onderhandsche verpachting een
geschikt exploitant te vinden. Burgemeester en
Wethouders hebben de handen dan wat ruimer. Zij
moeten, als openbare verpachting geen resultaat
heeft, toch altijd met een voorstel bij den Raad ko
men en het is dan in dit geval wel voldoende alleen
openbare verpachting toe te staan. Het is geen prin-
cipiëele kwestie, en spreker meent dan ook, dat wel
aan het verzoek kan worden voldaan.
De heer Schoondermark (wethouder) is het niet
met den heer Binnerts eens en het spijt hem dan ook
dat de heer Binnerts zijn denkbeeld niet heeft me
degedeeld in de vergadering van Burgemeester en
W ethouders. Als de onderhandsche verpachting
geschrapt wordt, moeten Burgemeester en Wethou
ders later toch met een voorstel bij den Raad ko
men. De bedoeling is om den tuin in het openbaar
te verpachten. Doet er zich geen geschikte pachter
op, dan willen Burgemeester en ethouders de ge
legenheid hebben den tuin ondershands te verpach
ten. Dan komen zij met den uitslag daarvan ook bij
den Raad. Spreker ziet daarom niet in waarom de
onderhandsche verpachting moet worden geschrapt.
De Raad houdt de beslissing toch aan zich. Het is
met den tuin niet als met een boereplaats. Daar
wordt niet zooveel op den boer gelet als bij den tuin
op den pachter. Spreker wil de onderhandsche ver
pachting behouden.
De heer Tulp ziet, nu hij heeft gehoord dat het de
bedoeling is den tuin in het openbaar te verpachten,
er geen bezwaar in de onderhandsche verpachting
in liet voorstel te laten staan.
De heer Zandstra is sterk voor openbare verpach
ting. Met alle vertrouwen in Burgemeester en Wet
houders spreker heeft nooit blijk gegeven geen
vertrouwen in het college te stellen meent hij,
dat bij onderhandsche verpachting toch wel eenige
willekeur in het spel kan komen. Als Burgemeester
en Wethouders zeggen dat er geen goede pachter is
en dus eene onderhandsche verpachting houden,
geeft de Raad alle macht uit handen en dat moet
niet. Hij moet wat mee te zeggen hebben. Het is
voor Burgemeester en Wethouders geen groot be
zwaar om met een voorstel bij den Raad te komen
als er geen goede pachter is te vinden. Spreker is
het niet met den heer Schoondermark eens, dat er
hij de verpachting van een boereplaats niet naar
den boer wordt gevraagd. De plaats zal wel niet aan
een niet goed onderlegden boer worden verhuurd.
I )e heer Berghuis zegt dat de laatste woorden van
den wethouder het vermoeden doen postvatten dat
de Raad in een valletje moet worden gevangen.
Hoewel persoonlijk geen bezwaar hebbende tot het
laten staan der gewraakte woorden, meent hij toch
dat de onderhandsche verpachting evengoed kan
worden geschrapt. Als dat gebeurt is de Raad ge
rust.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de
heer Zandstra de zaak verkeerd begrijpt. Hij zegt
toch dat de Raad ook wat te zeggen moet hebben.
Dat is toch zoo. De zaak is dat, als er eene openbare
verpachting wordt gehouden, Burgemeester en
Wethouders den tuin moeten kunnen gunnen of
niet. De Raad spreekt mee. Staat het den Raad niet
aan, dan moeten Burgemeester en Wethouders ko
men met een voorstel bij den Raad tot onderhand
sche verpachting.
De Voorzitter meent dat het in dezen wel verschil
maakt. Als de Raad toch besluit overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders dan
heeft hij tegen onderhandsche gunning principiëel
geen bezwaar. Zegt hij daarentegen alleen openbare
verpachting te willen, dan is dat heel wat anders.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Zandstra wordt verworpen met
19 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heerenHiemstra, Tiemersma,
Zandstra, van de Vall en Schaafsma.
Tegen de heeren: Lautenbach, Berghuis, de Vos,
Oosterhoff, van Weideren baron Rengers, Cohen,
Tulp, P. A. de Haan, Fransen, van Sloterdijck,
Schoondermark, Menalda, Haversclimidt, Attema,
H. P. de Haan, Binnerts, Koopmans, Beekhuis en
Vonck.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot ver
lenging van den termijn van ontruiming van onbewoon
baar verklaarde woningen.
Dit voorstel luidt als volgt:
Van de bij raadsbesluit van 10 Maart 1914 no.
85R/46 onbewoonbaar verklaarde woningen zijn
thans nog de volgende bewoond:
Noordvliet, Langesteeg, no. 121, Poppebuurt nos.
30, 36, 52 en 56, O'degalileën, Kloostersteeg, nos. 1,
3 en 7, en Molensteeg no. 9 benedenwoning vóór),
terwijl dit ook het geval is met enkele der wonin
gen, onbewoonbaar verklaard bij raadsbesluit van
8 December 1914 no. 428R/234, als Blokhuissteeg
nos. 29 en 31, Wissesstraat nos. 22 en 22 boven, 30
rechts boven, 30 links boven, 32 en 40, Nauwe Gast-
huissteeg 4 en Bagijneklooster no. 7.
De in het eerstgenoemde raadsbesluit vermelde
woningen, hierboven aangeduid en de wonin
gen Blokhuissteeg no. 29 en Wissesstraat no. 30
rechts boven, waren opgenomen in ons voorstel,
d.d. 24 Juli 1915, tot verlenging van den ontrui
mingstermijn. Daar door bewoners of eigenaren
niet om de verlenging was gevraagd, meende F we
Vergadering (raadshande'ingen, bldz. 153) voor die
woningen den ontruimiugstermyn niet te moeten
verlengen. Voor de andere biervoren genoemde ge
beurde dit wel en daarvoor werd de datum gesteld
op 8 Januari 1916.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 December 1915. 28.)
Verlenging werd ditmaal voor geen enkele ge
vraagd. Nochtans bestaat er alleszins reden daar
toe te besluiten, doch dan alleen voor de woningen,
welke op 8 J anuari 1916 ontruimd moeten zijn. De
woningnood duurt voort en het ware een hardheid
in dit jaargetijde de woningen te doen ontruimen,
vooral nu ook met den besten wil voor die meeren-
deels groote gezinnen geen andere woning te beko
men is. Een uitzondering dient gemaakt te worden
voor de woning Nauwe Gasthuissteeg no. 4, welker
bewoners een ruim weekgeld verdienen en bij wie
onwil in het spel is. V ij zijn voornemens dezen tot
ontruiming te doen dwingen. Met betrekking tot de
andere, uit liet voorstel van 24 Juli 1.1. gelichte wo
ningen is een onderzoek ingesteld en is nog in over
weging hoe niet deze gehandeld dient te worden;
te zijner tijd zullen de eventueel daaruit voortvloei
ende voorstellen bij Pwe Vergadering aanhangig
worden gemaakt.
Voor (ie overige geven wij U, overeenkomstig ne-
vensgevoegde adviezen van den Inspecteur voor
het Woningtoezicht en de Gezondheidscommissie,
in overweging het hieronder afgedrukt ontwerp tot
een besluit Uwer Vergadering te verheffen.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
overwegende, dat tengevolge van het nog steeds
voortdurende gebrek aan geschikte woningen de
bewoners van eenige woningen, onbewoonbaar ver
klaard bij raadsbesluit van 8 December 1914 no.
428R/234, in de onmogelijkheid verkeeren een ande
re woning te betrekken;
dat intusschen de termijn van ontruiming den 8
Januari 1916 verstreken zal zijn;
dat het door de bovenvermelde omstandigheid en
vooral m dit jaargetijde een hardheid zou zijn tot
de ontruiming te doen overgaan;
dat verlenging van den ontruimingstermyn der
halve noodig moet worden geacht;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders
gelet op het advies der Gezondheidscommissie
voor de gemeente Leeuwarden, gegeven bij brief
van 22 December 1915,
alsmede op de bepalingen der Woningwet;
Besluit:
den termijn van ontruiming te verlengen en nader
te bepalen op 8 Juli 1916 voor de woningen:
Blokhuissteeg no. 31,
Wissesstraat no. 22 en 22 boven, 30 links boven,
32 en 40, en
Bagijneklooster no. 7,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, onder
scheidenlijk sectie B no. 2333, sectie A nos. 1185, 46,
49 en 58, en sectie C no. 630,
alle onbewoonbaar verklaard bij raadsbesluit van
8 December 1914 no. 428R/234.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
hen te machtigen met de Commissie tot oprichting van
het waterschap „De Dokkumer trekweg" samen te wer
ken om te geraken tot verbetering van dien weg, voor
zooveel betreft het binnen de kom der gemeente gelegen
gedeelte.
Dit voorstel luidt als volgt:
In Pwe vergadering van 25 April 1911 (Hande
lingen blz. 79) kwam in behandeling een prae-ad-
vies van Burgemeester en Wethouders op een twee
tal adressen tot verbetering van den Dokkumer
trekweg. De conclusie van het prae-advies was zui
ver negatief omdat de trekweg, particulier eigen
dom zijnde, door de onderhoudsplichtigen onvol
doende werd onderhouden, daar zij niet in staat wa
ren daaraan het noodige ten koste te leggen, de mede
werking der provincie niet kon women verkregen
en de gemeente alleen de zaak niet kon ter hand ne
men. Een uitvoerig overzicht van wat tot opheiling
van den misstand sinds Mei 1898 is beproetd, werd
in het schrijven van Burgemeester en v\ ethouders
gegeven.
Met het besluit overeenkomsüg de conclusie van
het prae-advies was de zaak op het doode punt ge
komen en sinds is aan verbetering van den weg wei
nig of niets gedaan. Totdat in den zomer van dit
jaar bij ons college inkwam een adres van de zich
gevormd hebbende „commissie tot oprichting van
het waterschap de Dokkumer Trekweg". De com
missie verlangt de medewerking der gemeente op
dezen voet dat deze den weg in eigendom en onder
houd overneemt van de commissie voor den Dokku
mer trekweg,die thans voor het grootste gedeelte van
den weg eigenares geworden is, en dat de gemeente
hem in orde brengt volgens een plan, waarvan de
kosten 40.000.bedragen. Haar aandeel in die
kosten zal echter de helft hiervan beloopen, aange
zien het waterschap, dat zijn de bij den weg direct
belanghebbende eigenaren der aanliggende huizen
en landerijen, aan de gemeente 1/4 zal aanbieden en
ook van de provincie een evengroote bijdrage mag
worden verwacht.
De verbetering is als volgt ontworpen: De
geheele walbeschoeiing is van gewapend beton,
rustend op palen. De wegverbetering is gedacht
in drie deelen, waarvan het eerste gedeelte geheel
bestraat over een breedte van 6 Meter. De bruggen
zijn eveneens van beton. Een klein deel van den weg
zal wegens gemis aan voldoende breedte als brug
worden aangelegd met leuning aan de Eezijde.
Van de zijde van Gemeentewerken is dit plan
met de begrooting onderzocht. Men kwam daarbij,
den opzet der commissie in zijn algemeene trekken
geheel volgend, echter op een aanmerkelijk liooger
bedrag, n.L 68.000.voornamelijk omdat naar
het oordeel der Directie de soliditeit van het werk
hier en daar wat grooter moest worden genomen.
Het wil ons voorkomen dat, zooals het er ligt, het
plan der commissie door de gemeente niet moet
worden overgenomen. Het belang dezer laatste
houdt op, waar de doorloopende bebouwing of kom
eindigt, dat is tot en met het 3e bruggetje dade
lijk na de (Jichoreifabriek. Verbetering daarvan
volgens den opzet der commissie, alzoo een weg-
breedte van 6 Meter en bovendien niet een walmuur
van gewapend beton, wordt door Gemeentewerken
op 17.300.geraamd, met inbegrip van de ver
andering der drie in dit gedeelte gelegen bruggen
als rijbrug.
In een mondeling onderhoud, dat wij met de com
missie, haar architect, haar raadsman en den voorzit
ter der commissie voor den weg mochten hebben, zijn
wij op dezen voet tot overeenstemming gekomen,
dat de gemeente hare medewerking voor het in orde
maken van dit gedeelte toezegt in dezen vorm, dat
zij tegen den door de commissie, eigenares van den
weg, betaalden prijs van 350.—, den weg met de
voor de verbreeding door particulieren afgestane
strooken (waarvan de commissie de afstandverkla
ringen overlegde) overneemt, volgens de begrooting
van 17300.— in orde brengt en hiervan ten hoog
ste 8650.ontvangt van het voor dat gedeelte op
te richten waterschap. De gemeente betaalt de an
dere helft of zooveel meer als het werk meer zal kos
ten en bovendien een som van 1500.in de kos
ten van verbetering der verderop gelegen brugge
tjes, die als voetbruggen zullen worden in orde ge
maakt en gehouden, mits de commissie over de op
neming van dit gedeelte in een reeds bestaand wa-