6 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Januari 1916. hooging te pleiten, dan kunnen alle „grieven" daar in worden opgelost. De Raad houde ons ten goede dat op dit hier terloops aangeroerde punt, dat ook bij de begrooting niet ter sprake kwam, niet verder wordt ingegaan. Voor een algemeene loonsverhooging is in deze niet normale tijden en zoo kort na het raadsbesluit van 29 April 1913 geen aanleiding. Ons voorstel strekt derhalve aan de plaatselijke af deelingen van den Nederlandsehen Federatieven Bond van Gemeentewerklieden, van den Nederland sehen Bond van Christelijke Gemeentewerklieden en van den Bond van werklieden in openbare dien sten en bedrijven te doen weten dat op hunne adres sen van 10 December 1.1. afwijzend wordt beschikt. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter deelt mede dat door elk der heeren de Vos en van de Vall eene motie is ingediend, res pectievelijk luidende: Ondergeteekende, van meening, dat in strijd met liet aangenomen voorstel-Berghuis, het extra loon verdiend door overuren, voor de toepassing van den toeslag van 10% ten onrechte is gerekend bij het ge wone weekloon, stelt voor: 1 het loon der overuren wordt voor de toepas sing van 10% niet.medegerekend. 2°. aan het tegenwoordig voorstel wordt terug werkende kracht verleend, voor zoover door de werklieden schade is geleden; De Raad besluit dat bij de toepassing van de motie-Berghuis geen rekening behoort te worden gehouden met het loon door overuren verdiend. De heer de Vos heeft op 14 December verzocht prae-advies uit te brengen en het doet hem genoe gen dat dit prae-advies verschenen is. Spreker zal niet op alles ingaan, omdat er veel in voorkomt waarmee hij zich wel kan vereenigen. Waar hij zich niet mee kan vereenigen, is hetgeen is gedaan ten opzichte van de overuren. De zaak, waarom het in de motie-Berghuis gaat, kan nooit betrekking heb ben op de overuren, omdat er in die motie gespro ken wordt over loon. De alles beheersehende vraag is nu: wat wordt onder loon verstaan. Spreker meent dat onder loon moet worden verstaan dat gene wat in de verordening is bepaald. Daar is be paald dat de werklieden een zeker loon zullen ge nieten en dezen zijn daarvoor verplicht gedurende een zeker aantal uren hun werkkracht aan de gemeenschap te geven. Hebben zij dat ge daan, dan heeft de gemeenschap niets meer van hen te vragen tenzij dat zij in buiten gewone omstandigheden moeten worden ge bruikt. Bovendien is het loon in de verordening ge regeld voor normale tijden. Nu leven wij in buiten gewone omstandigheden en is het loon niet toerei kend voor het onderhoud van het gezin. Daarom is het voorstel gedaan om toeslag te geven. De werk uren zijn niet uitgebreid en de toeslag is er dan ook een op het gewone loon. De werkman heeft, als hij het voorgeschreven aantal uren heeft gewerkt, zijn plicht gedaan. Stel dat er een gasbuis springt in den nacht, dan worden er werklieden geroepen om die buis te herstellen. Daarvoor wordt een zeker loon uitgekeerd. Dat staat echter geheel buiten het ge wone loon. Burgemeester en Wethouders rekenen nu de bui tengewone verdiensten erbij om het loon op f 14. te krijgen. Er wordt derhalve gevraagd: hoeveel inko men heeft de werkman. Dat is niet de bedoeling- geweest van de motie-Berghuis. Een werkman kan, al zal dat ook niet dikwijls voorkomen, ook andere bronnen van inkomsten hebben, waardoor zijn in komen tot 14.stijgt. Het is niet de bedoeling ge weest dat zoo iemand dan geen toeslag krijgt. Burgemeester en Wethouders hebben, meent spreker, geen juisten blik op de zaak. Zij zeggen: iemand die 10.verdient en 2.met overuren, krijgt 1.20 toeslag. Hier wordt ook toeslag van de extra verdiensten gegeven, en dat is ook niet de be doeling van den heer Berghuis geweest, in dit op zicht zijn Burgemeester en Wethouders dan ook te vei- gegaan. Spreker meent dat bij de berekening van de 10% toeslag de extra verdiensten buiten be rekening moeten blijven. Voor overwerk moet de werkman toch extra werkkracht geven en het daar voor verdiende loon moet extra verdienste blijven. Zoo iemand komt, als zijn extra verdienste als loon wordt berekend bij de betaling van den toeslag, in ongunstiger conditie dan zijn collega, die geen over uren heeft gemaakt. Spreker hoopt dan ook dat de motie door den Raad zal worden aangenomen. De heer van de Vall zegt dat de heer de Vos zoo knap heeft gemaaid dat er voor spreker nog slechts enkele sprietjes te maaien zijn overgebleven. Hij wil echter nog een enkel woord ter zake zeggen. Spreker kan met den heer de Vos meegaan, waar deze zegt dat de wijze, waarop de toeslag motie- Berghuis wordt toegepast, niet is, zooals de voor steller en de vóórstemmers dat hebben bedoeld. Burgemeester en Wethouders verklaren, dat er bij- de toepassing in de grensgevallen schijnbare onbillijkheden zullen voorkomen. Spreker meent dat het geen schijnbare, maar werkelijke onbillijk heden zijn. Als de werkliedenorganisaties in hunne adressen spreken van grieven, dan zetten Burge meester en Wethouders dat tusschen aanhalings- teekens. Of zij dat tusschen aanhalingsteekens zet ten of niet, het blijven grieven, zelfs al zet men het tusschen zes aanhalingsteekens. Of is het geen grief, dat men, op Zondag werk verrichtend, dit niet betaald krijgt, omdat men toeslag krijgt! De gemeentewerklieden verkeeren nog niet in zoo'n positie, dat zij de philantroop kunnen spelen ten be hoeve van de gemeente. Om niet te moeten hooren, dat de prae-adviezen van Burgemeester en Wethouders niet met argu menten worden bestreden, zal spreker cijfers noe men. Burgemeester en Wethouders geven in en kele gevallen meer dan gevraagd is en anderzijds wordt er ten opzichte van anderen onbillijk gehan deld. Een arbeider toch, die 12.— verdient, krijgt 1.20 toeslag. Heeft hij nu 10 overuren a ƒ0.25, dan zou hij moeten ontvangen 15.70. Hij ontvangt echter maar 14.en krijgt dus maar twee uur van al die overuren uitbetaald. Spreker gelooft dan ook dat de werklieden volkomen het recht hebben om van grieven te spreken en dat er alle aanleiding is tot het doen van sprekers voorstel. Ook meent hij dat er alle reden is om zijn voorstel te handhaven, om dat het korter en duidelijker is dan het voorstel van den heer de Vos. In het prae-advies heeft spreker eene merkwaar dige zinsnede gevonden nl. deze, dat er voor een algemeene loonsverhooging in deze niet normale tijden en zoo kort na het raadsbesluit van 29 April 1913 geen aanleiding bestaat. Spreker wil in verband daarmee nog even mede- deelen, dat hij in de sectie heeft gezegd gaarne te willen pleiten voor loonsverhooging van een heele groep arbeiders. Hij heeft toen de toezegging ge kregen dat er voor de stokers binnenkort eene be langrijke verbetering zal worden voorgesteld. Dat is de reden geweest, waarom spreker niet is geko men met een voorstel tot loonsverhooging. Men Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Januari 1916. 7 schijnt te bedoelen aan de raadsleden, die meenen dat de heele lappekraam niet deugt nu moet er weer etyi lap op de lap-Berghuis worden gezet een stille wenk te geven ervoor te zorgen dat aan de gemeentewerklieden een blijvende loonsverhooging wordt gegeven. Spreker hoopt dat zijne motie wordt aangeno men, teneinde aan de rechtmatige grieven van de werklieden tegemoet te komen. De heer Berghuis wordt door de vorige sprekers uit den hoek gehaald. Toen de motie is ingediend heelt spreker over wat loon omvat nooit gedacht. Hij heeft alleen de gedachte gehad dat er in een ge zin minstens 14.— moet inkomen om tegenwoor dig in het onderhoud te voorzien. Er blijven onbil lijke toestanden, maar bij iederen toeslag worden onbillijkheden in het leven geroepen. Spreker is geen voorstander van een toeslag, doch wist geen ander middel om indertijd voor de minstbetaalden althans eenige verbetering te krijgen. Hij zal ech ter ook voor deze moties stemmen, niet, omdat in zijne motie ligt opgesloten dat de overuren niet bij het loon moeten worden berekend, maar omdat hij - bij de behandeling der motie heeft hij het reeds gezegd als hij het geweten had dat de toeslag zoo weinig zou kosten, hij meer zou hebben voorgesteld; waar hij een voorstander is van het aanbrengen van verbeteringen in de wekelijksehe verdiensten wil hij dus ook met dit lapmiddel medegaan. De heer Peletier zegt, dat er zich in deze zaak een omstandigheid voordoet, die het hem gemakkelijk maakt, zijn stem te bepalen. Indien n.l. aan het verzoek van de organisaties wordt voldaan, zal het voorkomen, dat sommige werklieden minder inkomen zullen hebben, dan bij het systeem van Burgemeester en Wethouders. Spreker nu stelt wel zooveel vertrouwen in het beleid der organisaties, dat hij aanneemt, dat het verzoek op billijke gronden steunt en hij kan niet verwachten, dat deze organisaties zonder goede motieven de eene groep werklieden zouden willen hevoordeelen, door tegelijkertijd een andere groep te benadeelen. Het geheele toeslagsysteem heeft sprekers be wondering niet; hij heeft dit bij de behandeling reeds doen uitkomen. Waar het echter eenmaal is aanvaard, moet de toepassing zoo billijk mogelijk zijn, hetgeen z.i. meebrengt, dat de overuren buiten beschouwing worden gelaten. Hij zal daarom stem men voor de motie-van de Vall; hij acht deze korter en duidelijker dan die van den heer de Vos en dus aannemelijker. De lieer Koopmans zal zich van iedere illustratie onthouden. Hij heeft den indruk gekregen dat Bur gemeester en Wethouders niet goed hebben gere kend. Bij overuren leveren de werklieden toch al tijd bijzondere praestaties. Zij werken in tijden dat het werken minder aangenaam is en spreker is daarom ook overtuigd, dat de overuren niet bij het loon moeten worden gerekend. Hij zal voor de mo tie stemmen. De heer Vonek heeft iets van minder belang in het midden te brengen. Hij wenscht den Raad te wijzen op eene onbillijkheid, die z.i. dient te wor den opgeheven. Volgens het raadsbesluit naar aan leiding van de motie-Berghuis, worden onder kost winners in vollen gemeentedienst verstaan gehuw den en ongehuwden, die kinderen beneden de 16 jaar of één of meer ouders hebben te onderhouden. Spreker is het volkomen eens met dien leeftijds grens, omdat kinderen van 16 jaar dikwijls al iets verdienen, ten gevolge waarvan de gezamelijke in komsten minstens 14.bedragen. Het geval kan zich echter voordoen dat er kinderen zijn ouder dan 16 jaar, wier debieuse gezondheidstoestand hen niet veroorlooft ook maar eenig werk voor anderen te verrichten, die dus niets inbrengen. Spreker meent dat deze toestand overeenkomt met die van kost winners, die één of meer ouders hebben te onder houden en acht het onbillijk dat een dergelijk gezin van toeslag verstoken blijft. Spreker meent dat dit kan worden verholpen dooi- de laatste alinea van het raadsbesluit van 12 October aldus te wijzigen: wordende onder kostwinners verstaan alle gehuw den en ongehuwden, die één of meer ouders onder houden, of kinderen te verzorgen hebben, die den leeftijd van 16 jaar nog niet hebben bereikt. Met, deze worden gelijk gesteld oudere kinderen die, blij kens overgelegde geneeskundige verklaring, licha melijk ongeschikt zijn tot liet verrichten van loo- nenden arbeid. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Vonek wordt voorgesteld de laatste alinea van het raadsbesluit van 12 October te wijzigen als volgt: wordende onder kostwinners verstaan alle ge huwden en ongehuwden, die één of meer ouders onderhouden, of kinderen te verzorgen hebben, die den leeftijd van 16 jaar nog niet hebben bereikt. Met deze worden gelijk gesteld oudere kinderen die, blijkens overgelegde geneeskundige verklaring, lichamelijk ongeschikt zijn tot het verrichten van loonenden arbeid. De lieer Oosterhof f (wethouder) moet een paar opmerkingen maken aan het adres van den heer van de Vall. Deze is toch niet geheel juist. Het komt Burgemeester en Wethouders voor dat de heer van de Vall bij de beoordeeling een onjuist standpunt inneemt. Dat is afdoende gebleken uit hetgeen de heer Berghuis zooeven heeft gezegd. De bedoeling toch is geweest, dat er geen minder verdiensten in een gezin moeten komen dan ƒ14.De heer Berg huis heeft dat zelf gezegd en bovendien blijkt uit het antwoord van Burgemeester en Wethouders, dat van het begin af deze opvatting heeft voorge zeten. In die nota staat: „Ter bepaling van de verdiensten van 14.per week is behalve op de vaste bezoldiging mede ge let op hetgeen ontvangen wordt wegens overuren en aangenomen werk, en wel naar het gemiddelde van hetgeen in den loop van dit jaar werd uitbe taald, en wat genoten wordt in den vorm van vrije uniformkleeding, vrij wonen, vuur en licht". Toen is de beraadslaging geopend en het resultaat is dat de motie-Berghuis met. 19 tegen 3 stemmen is aangenomen. Niemand heeft zich tegen die opvat ting verzet; zoodat Burgemeester en Wethouders het volste recht hadden aan te nemen, dat het de bedoeling van den Raad was. De heer van de Vall heeft gezegd cijfers te zullen noemen, om niet het verwijt te hooren, dat de prae- adviezen van Burgemeester en Wethouders zonder argumenten wTorden bestreden. Die cijfers zijn ech ter onjuist. Iemand die 12.verdient krijgt 1.20 toeslag. Als hij dus 2.50 met overwerk heeft ver diend, krijgt hij geen 14.— zooals de heer van de Vall zegt, maar 14.50. Hij wordt voor overwerk voluit betaald, maar krijgt geen toeslag. Er wordt dan ook nimmer overwerk verricht zonder dat dit betaald wordt. Burgemeester en Wethouders even wel meenen geen toeslag te moeten geven als het loon 14.bedraagt. In de grensgevallen zit wel iets onbillijks. Ook is het eenigszins onbillijk dat mensehen die in onaangenaam werk een hooger loon verdienen, daardoor buiten den toeslag vallen, maar dat is nu eenmaal het gevolg van het voorstel-Berg huis.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 4