26 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Februari 1916.
Bontepapesteeg nos. 10 boven en 10 beneden, 12
boven en 12 beneden;
Achter de Wittehand, no. 20;
Nieuweburen no. 80 kelder, le étage en 2e étage
en
St. F1 rederiks teeg no. 113;
met last om binnen zes maanden, te rekenen van den
in artikel 18, lid 3, der Woningwet bedoelden dag
de woningen te doen ontruimen en daartoe vast te
stellen het besluit dat in ontwerp hiernevens gaat.
ONT}) ERP
De Raad der gemeente Leeuwarden;
overwegende dat de woningen Zuidvliet, Haven,
no. 194, toebehoorende aan Mej. E. Dorama alhier;
Hellingbuurt no. 234, toebehoorende aan J.
Klamstra alhier;
Hellingbuurt no. 252, toebehoorende aan G. Yeen-
stra alhier;
Dijkshoek no. 385, toebehoorende aan J. A.
Swarts en cons., alhier;
Achter Dijkshoek no. 401, toebehoorende aan J.
Visser alhier;
Achter Dijkshoek no. 403, toebehoorende aan
Antoon Eijgelaar en Mej. B. Velt weduwe J. Eijge-
laar en cons, alhier;
Achter Dijkshoek no. 405, toebehoorende aan S. S.
Baarda alhier;
Achter Dijkshoek no. 407, toebehoorende aan J.
Dijkstra en C. Haak e.s. alhier;
Achter Dijkshoek no. 409, toebehoorende aan E.
de Jong alhier;
Achter Dijkshoek no. 411, toebehoorende aan G.
J. Postma alhier;
Weerklank, Polle, no. 11, toebehoorende aan A.
J. en S. J. van der Noord alhier;
Schoppershof nos. 40, 42 en 44, toebehoorende
aan 8. V isser en Mej. T. van der Kooij alhier;
Cambuursterpad no. 16 boven en 16 beneden, toe
behoorende aan J. Kooij, alhier;
Cambuursterpad no. 22, toebehoorende aan O. H.
Boonstra, alhier;
Noordvliet no. 295, toebehoorende aan A. Eijge
laar, alhier, en E. Visser te Baijum;
Noordvliet no. 297, toebehoorende aan Mej. M.
Nieolai weduwe Th. van der Hoek en cons, alhier;
Noordvliet no. 299, toebehoorende aan Sj. Bou-
wer alhier;
Stienserweg nos. 45, 47 en 49, toebehoorende aan
J. J. Kooistra alhier;
Ritsumastraatje no. 18, toebehoorende aan O. van
Dijk te Arnhem;
Monnikemuurstraat no. 86, toebehoorende aan P.
Godhelp alhier;
Overijsselsche Straatweg no. 6, toebehoorende
aan H. Drijfhout alhier;
Bontepapesteeg nos. 10 boven, 10 beneden, 12 bo
ven en 12 beneden, toebehoorende aan J. Spoelstra
alhier;
Achter de Wittehand no. 20, toebehoorende aan
J. J. Wijtzes alhier;
Nieuweburen no. 80, kelder, le étage en 2e étage,
toebehoorende aan P. Topma alhier en
St. Frederiksteeg no. 113, toebehoorende aan J.
Visser alhier,
ter bewoning ongeschikt zijn en niet door het aan
brengen van verbeteringen in bewoonbaren staat
kunnen worden gebracht;
gehoord de Gezondheidscommissie voor de ge
meente Leeuwarden (advies 30 November 1914)
gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders en de bepalingen der Woningwet;
besluit:
onbewoonbaar te verklaren de woningen:
Zuidvliet, Haven, no. 194;
Hellingbuurt nos. 234 en 252;
Dijkshoek no. 385;
Achter Dijkshoek nos. 401, 403, 405, 407, 409 en
411
Weerklank, Polle, no. 11;
Schoppershof nos. 40, 42 en 44;
Cambuursterpad nos. 16 boven, 16 beneden en 22;
Noordvliet nos. 295, 297 en 299;
Stienserweg nos. 45, 47 en 49
Ritsumastraatje no. 18;
Monnikemuurstraat no. 86;
Overysselsche Straatweg no. 6;
Bontepapesteeg nos. 10 boven, 10 beneden, 12 bo
ven en 12 beneden
Achter de Wittehand, no. 20;
Nieuweburen no. 80 kelder, le étage en 2e étage
en
St. Frederiksteeg no. 113,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie G
nos. 3011, 6159, 3044, 2755, 2743, 2744, 2745, 2746,
2747, 2748, 2329, 2843, 2844, 2845, 2250, 2245, 2676,
3732, 3731, sectie D nos 1403, 1295, 1294, sectie B
no. 1716, sectie A no. 261, sectie G no. 5342, sectie
A nos. 1195, .1196, sectie C no. 18, sectie A nos. 284
en 278,
toebehoorende als boven is omschreven, met last
om bedoelde woningen te doen ontruimen binnen
zes maanden, te rekenen van den dag, waarop de
tijd tot voorziening is verstreken of het besluit tot
onbewoonbaar verklaring is gehandhaafd.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Lautenbacli heeft bij de woning Helling
buurt no. 252 in de stukken met potlood zien staan
no. 256 en zich afgevraagd of er ook eene vergissing
in het spel is. Spreker is eenigszins in die buurt be
kend hij heeft er familie wonen en is er heen
geweest. Hij is tot de conclusie gekomen dat men,
als men de beste woning voor onbewoonbaarverkla-
ring heeft willen uitzoeken, daarin uitstekend
is geslaagd. Die woning toch is netjes geverfd en
behangen, van waterleiding voorzien en wordt net
jes bewoond. Ook de heer Yonek, die er met spreker
is geweest, is van dit gevoelen. Spreker wil een be
roep doen op de welwillendheid van Burgemeester
en Wethouders en zon gaarne, waar de eigenaar een
klein man is met alle bezwaren daaraan verbonden,
deze woning willen aanhouden.
De heer Fransen zegt dat op 28 December een
voorstel van Burgemeester en Wethouders werd
aangenomen, om den onruimingstermijn van onbe
woonbaar verklaarde woningen te verlengen. Bur
gemeester en Wethouders voegden eraan toe: „Ver
lenging werd ditmaal voor geen enkele gevraagd.
„Nochtans bestaat er alleszins reden daartoe te be
sluiten, doch dan alleen voor de woningen, welke
„op 8 Januari 1916 ontruimd moeten zijn. De wo
ningnood duurt voort en het ware een hardheid in
„dit jaargetijde de woningen te doen ontruimen,
„vooral nu ook met den besten wil voor die meeren-
„deels groote gezinnen geen andere woning te be-
„komen is."
Die toestand nu is nog precies gelijk. Burgemees
ter en Wethouders moesten ook niet met voorstel
len tot onbewoonbaarverklaring komen, daar zij
vooruit weten, dat na verloop van 6 maanden ver
lenging van den ontruimingstermijn moet wor
den voorgesteld. Spreker vraagt wat de reden is om
zoo voortvarend te zijn.
De woningen kunnen onbewoonbaar worden ver
klaard en op tijd ontruimd, als de bewoners andere
woningen kunnen krijgen. Als dit niet het geval is,
waarom dan onbewoonbaar te verklaren? Laat men
daarmee wachten totdat in den woningnood is voor
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Februari 1916. 21
gen is. Spreker verklaart zich tegen het voorstel
zien. In April 1914 is de ontruimingstermijn van
enkele woningen niet verlengd en toch haasten Bur
gemeester en Wethouders zich niet met de ontrui
ming. Zij doen er niets aan. Als eenmaal de onbe
woonbaarverklaring is uitgesproken en de ontrui
mingstermijn is niet verlengd, dan moeten door
Burgemeester en Wethouders de betrokken wonin
gen worden ontruimd.
Verder is er een adres betreffende de woningen
Schoppershof 40, 42 en 44. In Juni 1915 is deze zaak
besproken, toen van der Kooij verzocht de woningen
te mogen verbeteren. Er is toen op gewezen dat ter
plaatse geen riool ligt. De Voorzitter heeft toen ge
zegd dat deze buurt in aanmerking komt voor een
riool en zij stond reeds op de lijst.
Tengevolge van den oorlog is deze zaak echter,
blijven rusten omdat het geld voor a n d e r e
doeleinden moest worden gebruikt.
Spreker meent dat het nu niet aangaat deze wo
ningen onbewoonbaar te verklaren.
Hij acht het in het algemeen niet gewenscht
tot onbewoonbaarverklaring over te gaan als er
geen zekerheid bestaat, dat de bewoners onderdak
kunnen komen.
De heer Tiemersma wijst erop dat er aan den
Stienserweg een drietal woningen voor onbewoon
baar verklaring worden voorgedragen. Met deze
woningen is het een heel ander geval dan met wo
ningen in de stad. Hier toch huurt men van week tot
week, buiten de stad van jaar tot jaar en moet men
zich voor 1 Januari verklaren of men blijft wonen
of niet. Wanneer nu na 1 Januari onbewoonbaar
verklaring plaats heeft, is dit voor de betrokkenen
zeer lastig. In dit geval is het bovendien voor den
betrokken bewoner zeer lastig, daar hij plaatsruimte
heeft voor een paar koeien, waardoor hij in zijn le
vensonderhoud voorziet. Hij heeft eenige dijken ge
pacht, waar hij het voeder af haalt. Als nu deze
man met 6 maanden liet huis moet verlaten zit hij
met de gepachte dijken, die dan waardeloos voor
hem zijn en wordt hem tevens ook zijn brood ontno
men. Hij zal zich echter niet tegen de onbewoonbaar
verklaring verzetten, maar zou den ontruimingster
mijn gaarne zien bepaald op 12 Mei 1917.
De heer Zandstra schaart zich, ofschoon hij zich
niet zal verzetten tegen onbewoonbaarverklaring,
aan de zijde van den heer Fransen, wat betreft de
woningen aan het Schoppershof. Dat is daar een
beroerde geschiedenis. Spreker meent dat de onbe
woonbaarverklaring van deze huizen moet worden
uitgesteld ten einde een onderzoek in te stellen naai
de mogelijkheid van verbetering.
De heer Berghuis (wethouder) heeft niet tot dit
voorstel medegewerkt. Hij zal er zich tegen verkla
ren. Toen de voorwaarde indertijd is geaccepteerd
dat binnen een bepaalden tijd een zeker aantal wo
ningen onbewoonbaar moesten zijn verklaard, heeft
spreker daartegen al gewaarschuwd. Hij is niet in
de gelegenheid geweest alle perceelen te zien, maar
meent dat Hellingbuurt 252 een der beste woningen
in dat soort is. Daar er meer van dergelijke percee
len bij kunnen zijn, zal spreker zich tegen het voor
stel verklaren.
De heer Schaafsma zou over dit punt niet hebben
gesproken, als niet de heer Fransen op zoo'n eigen
aardige manier over de onbewoonbaarverklaring
had geredeneerd. Hij toch stelt zich op het stand
punt, dat men met onbewoonbaar verklaren moet op
houden totdat er woningen beschikbaar zijn. Spre
ker stelt zich op het standpunt dat men op tijd on
bewoonbaar moet verklaren, opdat de bouwonder
nemers kunnen zien dat er groot gebrek aan wonin-
van den heer Fransen, al kan hij zich met enkele
opmerkingen van andere leden wel vereenigen.
De heer Koopmans zegt dat van alle zij
den aanmerkingen op liet voorstel worden ge
hoord, en spreker zou nog wel hieraan wil
len toevoegen of het niet raadzaam zou zijn,
met het onbewoonbaar verklaren te wachten
tot men meer woningen beschikbaar zal hebben.
Heden komt daartoe ook reeds een plan in behande
ling. Hij zou daarom Burgemeester en Wethouders
in overweging willen geven, het voorstel voorloopig
terug te nemen en te onderzoeken of er geen wonin
gen vrij zijn die niet direct voor onbewoonbaar ver
klaring in aanmerking komen. Het komt hem voor
dat, waar van verschillende zijden bezwaren wor
den aangebracht, er bij de stemming wel verwar
ring kan ontstaan.
De heer Lautenbach wijst op de woning no. 252,
Hellingbuurt. Spreker kent deze woning ook. In de
toelichting staat, dat dit nummer vooral in aanmer
king komt omdat het in een slop gelegen is en wei
nig lucht en licht heeft. Dit is wel zoo, maar wan
neer de tram langs die buurt wordt gelegd zal de
aangrenzende straat worden verbreed en komt deze
woning dan bijna aan de openbare straat te liggen.
Anderen noemen weer andere panden, waarom hij
nogmaals vraagt of Burgemeester en Wethouders
het voorstel niet zouden terugnemen.
De Voorzitter durft wel zeggen dat geen denk
beeld verder van het college van Burgemeester en
Wethouders af staat dan dat van het terugnemen
van het voorstel. V aar het voorstel is gedaan geheel
in overeenstemming met de Gezondheidscommissie
en den Inspecteur voor het Woningtoezicht, bestaat
er geen enkele reden om het in te trekken.
Waarom er haast is? De gemeente moet voor 1
Mei 1916 118 woningen onbewoonbaar hebben ver
klaard, andeis lijdt zij een aanzienlijke schade.
Er is, dat geeft spreker toe, woningnood, ook ten
gevolge van den onevenredig sterken aanwas dei-
bevolking, welke meer dan het dubbele van den ge
wonen aanwas bedraagt, doch dit is geen reden om
niet door te gaan met onbewoonbaarverklaring. Het
ligt in de bedoeling om arbeiderswoningen aan te
bouwen.
Als men van oordeel is, dat er enkele perceelen
zijn, die niet voor onbewoonbaar verklaring in aan
merking komen, welnu, laten de heeren Lauten
bach en Berghuis dan een amendement indienen.
Het is toch niet wel doenlijk om over alle woningen
afzonderlijk te laten stemmen.
Wat de woning Hellingbuurt 252 betreft, ook in
het eerste rapport van den inspecteur voor het Wo
ningtoezicht wordt voortdurend gesproken over no.
252. Spreker kan zich derhalve niet voorstellen, dat
er eene vergissing in het spel is. Er waren 47 wo
ningen voor onbewoonbaarverklaring voorgedra
gen. Gewoonlijk vallen er eenige af, in dit geval 12.
Spreker bezoekt dan gewoonlijk de woningen, waar
over tusschen de gezondheidscommissie en den In
specteur voor liet Woningtoezicht geen overeen
stemming bestaat. Hij kan zich niet voorstellen dat
er geen reden is om eene woning onbewoonbaar te
verklaren, als die overeenstemming wel bestaat.
De heer Fransen heeft gezegd dat er woningen
zijn, waarvan de ontruimingstermijn niet verlengd
is en die toch niet zijn ontruimd. Spreker geeft toe,
dat hier een verzuim is. Er zijn eenige woningen,
die uit een voorstel tot verlenging van den ontrui
mingstermijn zijn geschrapt, en die niet ontruimd
zijn, toen de termijn was verstreken. Enkele van die
woningen evenwel zijn vrijwillig ontruimd en er
wordt nu getracht de andere met een zacht lijntje
ontruimd te krijgen.