28 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Februari 1916.
Wat de opmerking betreffende het Sehoppershof
aangaat, dat de woningen, waarover in het adres
wordt gesproken onbewoonbaar zullen worden ver
klaard, omdat er geen riool ligt, en de gemeente het
riool niet legt om den oorlogstoestand, spreker
meent dat dit onjuist is. Het riool aan het Sehop
pershof staat achteraan op een lange lijst van sloot-
dempingen, waarvoor 2 jaar geleden een crediet is
verleend, en het is dan ook niet onwaarschijnlijk,
dat het er nog niet zou zijn geweest, zelfs al was de
oorlog niet uitgebroken.
De woningen had men, als men streng had willen
handelen, ai vroeger moeten opruimen, omdat de
bepaling betreffende het riool van toepassing is op
woningen, die bij de inwerking treding der bouw
verordening bestonden. De reden der onbewoon
baarverklaring is nu deze, dat de woningen er vol
gens de Gezondheidscommissie verwaarloosd uit
zien en het slechte woningen zijn.
De eigenaar heeft van drie, twee huisjes willen
maken.
Hij zou dan twee nieuwe woningen hebben op
een plaats, waar niet mag worden gebouwd. Wan
neer er een riool had gelegen, dan nog zouden deze
woningen voor onbewoonbaarverklaring zijn voor
gedragen terwijl dit niet zou zijn geschied, ook zon
der riool, als de woningen in een behoorlijken toe
stand van onderhoud hadden verkeerd.
Den heer Tiemersma, die den termijn voor onbe
woonbaarverklaring van de woningen Stienserweg
wil vaststellen op 12 Mei 1917, wil spreker doen op
merken, dat zulks niet gaat. De termijn van ontrui
ming mag hoogstens op 6 maanden worden gesteld.
Die termijn kan daarna wel worden verlengd. Ove
rigens kan de gemeente met de huurders geen reke
ning houden. Als men die hoort zijn alle woningen
goed en dan zou er geen enkele woning onbewoon
baar worden verklaard.
De heer Zandstra: „als de woningen onbewoon
baar zijn verklaard, kon de ontruimingstermijn toch
met 6 maanden worden verlengd''.
De Voorzitter: „Zeker". Spreker deelt mede, dat
door den heer Lautenbach wordt voorgesteld de
woning Hellingbuurt 252 uit het voorstel te schrap
pen en zegt dat Burgemeester en Wethouders dit
voorstel overnemen.
De heer Lautenbach doet opmerken, dat deze wo-
ningen ongeveer een jaar geleden zijn verkocht. De
woning 252 is van eigenaar veranderd. Omdat er nu
met potlood 256 bij was geschreven, kwam spreker
op liet denkbeeld, dat er eene vergissing had plaats
gehad. Daarom is spreker naar den Inspecteur voor
het Woningtoezicht gegaan, die hem een onderzoek
heeft toegezegd. Dit onderzoek heeft wel plaats ge
had; de betrokken ambtenaar heeft echter de deur
gesloten gevonden, zoodat het onderzoek niet ge
slaagd is. Spreker is er heden morgen geweest en
heeft vernomen, dat ruim een jaar geleden al nota
van deze woning is genomen. Ze is in dien tijd ech
ter veel veranderd en verbeterd.
Hij kan dan ook den wensch niet onderdrukken,
dat of de behandeling vlugger, óf het onderzoek ge
schiede vlak vóór de behandeling.
De Voorzitter: „Burgemeester en Wethouders
hebben uw voorstel overgenomen".
De heer Lautenbach: „ik meende dit nog in het
midden te moeten brengen".
De heer Beekhuis vraagt hoever men is gevorderd
met de onbewoonbaarverklaring' van de 118 wonin-
gen, waartoe de gemeente zich heeft verbonden.
De Voorzitter meent dat er nog een klein partijtje
over zijn. Hoeveel weet hij niet precies.
De heer Beekhuis meent dat de gemeente den
verkeerden weg op gaat. Binnenkort zullen Burge
meester en Wethouders weer met een voorstel tot
onbewoonbaarverklaring moeten komen en zij zul
len naar woningen moeten zoeken.
De heer van de Vall: „dat is niet noodig."
De heer Sehaafsma: „daar behoeft geen bril bij
op".
De heer Beekhuis zegt dat Burgemeester en Wet
houders weer met een voorstel moeten komen tot on
bewoonbaar verklaring. De Raad zegt dandie moet
er af en die en dan betwijfelt spreker of er genoeg
zullen zijn. Bij spreker is daarom de gedachte opge
komen of het niet mogelijk is aan den Minister te
verzoeken, den fatalen termijn nog een jaar uit te
stellen. De Raad is dan niet genoodzaakt a tort et a
travers onbewoonbaar te verklaren. Spreker zou
gaarne de toezegging hebben van Burgemeester en
Wethouders, dat deze in dien geest een poging zul
len doen.
De heer Fransen heeft den heer Sehaafsma hoe
ren zeggen, dat de Raad met onbewoonbaarverkla
ring moet doorgaan om de eigenbouwers te nood
zaken te bouwen. Hieromtrent moet de heer Sehaaf
sma zich maar geen illusies maken. De eigenbou
wers zullen geen arbeiderswoningen bouwen
De heer Sehaafsma: „dan moet de gemeente het
doen".
De heer Fransen: „dat is wat anders. Voor parti
culieren toch, nu met de dure materialen, is er geen
kijk op dat zij hun geld rentegevend maken".
De woningen op het Sehoppershof zouden worden
verbeterd. De bouwvergunning is geweigerd omdat
ter plaatse geen riool ligt en liet riool ligt er niet
omdat het oorlog is. De eigenaar wordt dus de dupe
van den oorlog en spreker acht het dan ook wen-
sehelijk, deze woningen voorloopig niet onbewoon
baar te verklaren.
De heer Zandstra verneemt dat de heer Beekhuis
bevreesd is dat er niet genoeg woningen zijn om on
bewoonbaar te verklaren en dat dit raadslid daarom
een jaar uitstel wil zien te krijgen.
Spreker meent dat de Raad met de onbewoon
baarverklaring moet doorgaan en dat, als de bouw
ondernemers niet willen bouwen, de gemeente dat
moet doen. Wat de heer Beekhuis voorstelt acht
spreker dan ook niet gewenscht.
De heer Berghuis (wethouder) is een voorstander
van onbewoonbaar verklaring in normale tijden. Nu.
zal hij tegenstemmen, omdat de vorige onbewoon
baarverklaringen nog geen gevolg hebben gehad.
Als wij nu onbewoonbaar verklaren, komt er toch
weer eeu voorstel tot verlenging van den ontrui
mingstermijn.
De bouwondernemers zullen, omdat zij hun geld
niet rendabel kunnen maken, niet bouwen. De be
woners van de bij eene vorige gelegenheid onbe
woonbaar verklaarde woningen hebben nog geen
onderdak. Spreker heeft indertijd al gewaarschuwd
tegen het bindend voorschrift van den Minister en
het blijkt dat hij goed heeft gezien. Wanneer een
voorstel tot onbewoonbaarverklaring te gelegener-
tijd komt, zal hij daaraan gaarne medewerken. Nu
zal hij tegenstemmen.
De heer Koopmans heeft niet van intrekken van
het voorstel gesproken. Hij heeft alleen in overwe
ging gegeven het voorloopig aan te houden, ten
einde een nader onderzoek te kunnen instellen of er
bij de voorgedragen woningen nog enkele zijn die
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Februari 1916. 29
nog niet onbewoonbaar behoeven te worden ver
klaard.
Toch zal spreker vóór het voorstel stemmen, als
het door den heer Lautenbach genoemde pand no.
252 er uitgenomen wordt.
De Voorzitter wijst erop dat de indertijd door den
Minister gestelde voorwaarde op Burgemeester en
Wethouders geen prettigen indruk heeft gemaakt.
Daarin toch lag het verwijt opgesloten, dat hier niet
voldoende onbewoonbaar werd verklaard. Burge
meester en Wethouders hebben toen gevraagd ont
heven te mogen worden van den termijn, maar de
Minister heeft de voorwaarde gemotiveerd op zoo'n
wijze, dat Burgemeester en Wethouders zich daar
bij konden neerleggen. Alleen heeft de Minister een
jaar uitstel verleend en spreker acht de mogelijk
heid van meer uitstel totaal uitgesloten. Wij heb
ben ons te onderwerpen. Spreker begrijpt de rede
neering van den heer Berghuis niet. Hij zegt dat wij
ons door de voorwaarde niet moeten laten binden.
Spreker vraagt of de heer Berghuis wel bedenkt,
dat het Rijk de bijdrage kan intrekken.
Spreker zon, veel liever dan de rijksbijdrage in
gevaar te stellen, dit geld gebruiken voor het bou
wen van nieuwe woningen. Dat is beter dan een
groote bate weg te gooien.
Den eigenaar der woningen aan het Sehoppers
hof is niet belet deze te verbeteren. Hy heeft alleen
willen profiteeren van de omstandigheid dat hij een
paar krotten heeft op een plaats waar geen riool
ligt, en daarvoor twee huizen willen bouwen. Dat is
hem belet. De reden van de onbewoonbaarverkla
ring is niet, dat er geen riool ligt, maar dat de wo
ningen niet voldoende zijn onderhouden.
De heer Berghuis vraagt of er ook bezwaar be
staat dit voorstel aan te houden tot de laatste ver
gadering in April.
De Voorzitter: „er moeten meer volgen".
De heer Berghuis: „de verhuurder ontvangt van
af het oogenblik der onbewoonbaarverklaring geen
huur meer. Waarom kan nu niet met dit voorstel
worden gewacht tot April?"
De Voorzitter vraagt of de heer Berghuis zeker
is, dat de huurders dan wel zullen betalen. Spreker
ziet dat niet in. De gemeente zal zoo spoedig moge
lijk bouwen.
De heer Beekhuis dankt den Voorzitter voor de
verstrekte inlichtingen. Het is spreker duidelijk ge
worden dat de Raad niet weer om uitstel behoeft
aan te kloppen. Wij zullen moeten voortgaan op
deze manier, en de comedie van onbewoonbaarver
klaring met het telkens verlengen van den termijn
van ontruiming moet verder worden gespeeld.
De Voorzitter: „er komen een 225 woningen bij".
De heer Beekhuis: „u zult geen toezegging doen
dat de ontruimingstermijn niet weer wordt ver
lengd". Spreker geeft Burgemeester en Wethouders
in overweging zoo spoedig mogelijk te komen met
een vervolglijst.
De heer Fransen, met verlof der vergadering voor
de derde maal het woord erlangend, zegt dat de
zaak met den woningbouw niet marcheert. Wonin
gen, die verleden jaar onbewoonbaar zijn verklaard,
worden nog bewoond. Er zullen 194 woningen wor
den gebouwd, maar die woningen zijn voor de men-
schen uit de onbewoonbaar verklaarde woningen te
duur. Dat is sprekers bezwaar. Wanneer men zeker
is dat de ontruimingstermijn na 6 maanden moet
worden verlengd, worden de eigenaren op twee ma
nieren gedupeerd. In de eerste plaats wordt het
eigendomsrecht aangetast en ontvangt de eige
naar gedurende de eerste 6 maanden van velen al
geen huur meer en ten tweede worden de volgende
6 maanden ook niet betaald. Spreker zal zich blijven
verzetten als hij niet de zekerheid krijgt dat er wo
ningen tegen billijke huur zoo spoedig mogelijk
worden gebouwd.
De Voorzitter wijst erop dat de bewoners der on
bewoonbaar verklaarde woningen niet in de nieuwe
trekken, maar dat er opschuiving plaats heeft. Bij
de Woningvereeniging ziet men dat de huurders
uit goedkoopere woningen komen. Deze woningen
komen dan weer beschikbaar voor de bewoners dei-
onbewoonbaar verklaarde woningen. Spreker heeft
niet gezegd dat de gemeente de volgende maand be
gint te bouwen, maar dat de volgende maand met de
voorbereiding van den bouw kan worden begonnen.
De heer Tieinersma trekt zijn voorstel in.
De beraadslaging wordt gesloten.
De onbewoonbaarverklaring van de woning Hel
lingbuurt 252 wordt aangehouden.
Met 22 tegen 2 stemmen wordt hierna besloten
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
W ethouders.
Vóór stemmen de heeren: Koopmans, Cohen, P.
A. de Haan, de Vos, Zandstra, Tulp, Tiemersma,
Oosterhoff, Lautenbach, Berghuis, Binnerts,
Sehaafsma, H. P. de Haan, van Weideren baron
Rengers, van de Vall, Attema, Beekhuis, Menalda,
Peletier, van Sloterdijck, Schoondermark en Vonck.
Tegen de heeren: Berghuis en Fransen.
Dit voorstel luidt als volgt:
Krachtens raadsbesluit van 25 November 1913
no. 436R/222 (raadshandelingen, blz. 289) werd ten
behoeve van schoolbouw aangekocht een stuk
grond, toenmaals kadastraal bekend sectie G no.
9131 en no. 3989 gedeeltelijk, ten oosten van de
Ypeijstraat. By den koop werd bedongen, dat de
ten zuiden van het gekochte liggende perceelen, ka
dastraal bekend sectie G nos. 8418 en 8419, voor re
kening van de gemeente aan het gemeenteriool
moeten aangesloten worden. De kosten hiervan wa
ren geschat op ten hoogste 200.
Thans komt P. van der Weerdt alhier, de eige
naar van laatstbedoelde perceelen, plaatselijk ge
merkt Achter de Hoven nos. 215 en 215a, met het
verzoek de daarvoor liggende sloot van gemeente
wege te dempen, onder bereidverklaring zijnerzijds
de hem behoorende helft dier sloot aan de gemeen
te af te staan. Verder verlangt hij dat het door hem
te plaatsen hek evenwijdig aan en op een afstand
van 13.25 M„ gemeten uit den voorgevel van het
huis no. 215a, geplaatst mag worden en de gemeente
bovendien twee straatjes, elk breed 1 M., aanlegt
van de verharding van den weg Achter de Hoven af
tot den in dat hek te maken ingang voor de even-
genoemde perceelen. De overdrachtskosten van de
halve sloot komen mede ten laste der gemeente.
De Directeur der gemeentewei-ken beveelt de in
williging van het verzoek aan, omdat de demping
althans van een gedeelte der sloot voor den riool-
aanleg gewenscht is. Deze wordt er eenvoudiger
11. Voorstel can Burgemeester en Wethouders om
van P. van der Weerdt alhier in eigendom over te ne
men de noordelijke helft van een sloot langs den weg
Achter de Hoven, henevens de ten noorden daarvan
gelegen grond enz.