JjfeiZ 48 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1916. De heer Tulp weet dat niet. Hij weet wel dat getracht zou worden om de amb tenaren zooveel mogelijk te doen overnemen. Hij vraagt ook maar alleen inlichtingen en maakt nie mand een verwijt. De heer de Vos vraagt of Burgemeester en Wet houders, als zich iets voordoet, de aandacht op den keurmeester gevestigd zullen houden. Deze heeft toch steeds zijn taak zoo best mogelijk volbracht. De Voorzitter kan namens Burgemeester en Wet houders die toezegging gerust geven. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeeue stemmen 1 briefje is in blanco ingeleverd worden benoemd de heeren: H. Wobben, J. de Bruin, W. van der Linden, D. Everaarts, A. Bezemer en A. van der Velde. 2. Benoeming overeenkomstig het raadsbesluit van 22 Februari LI. van een lid in de commissie van beheer voor het door de afdeeling Leeuwarden van den Bond voor Lichamelijke Opvoeding geëxploiteerde sportterrein, daarin vertegenwoordigende de gemeente. Uitgebracht zijn 23 stemmen, verdeeld als volgt: op den heer P. A. de Haan 22 stemmen, mr. D. van Weideren ba ron Rengers 1 stem D. Lautenbach 1 stem. De heer P. A. de Haan is alzoo benoemd. .'1. Benoeming van een geneesheer-directeur voor het Btads Ziekenhuis alhier, voor d-n tijd van één jaar, vacature-van Eden. Het schrijven van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: In verband met Uw besluit van den 28 December 1.1., o.a. om over te gaan tot de benoeming van een geneesheer-directeur van het Stads Ziekenhuis voorloopig voor den tijd van één jaar, wonnen wij omtrent de vervulling dier betrekking het gevoelen in van de commissie van beheer over die instelling Naar ons bekend is, werd genoemde commissie bij liet opmaken van een aanbeveling geleid door de overweging, dat voor de betrekking het meest ge- wenscht is een geneeskundige, die, behalve van de interne praktijk, ook van chirurgie voldoende erva ring heeft. Al zal toch voor ernstige gevallen, welke chirurgisch ingrijpen vereischen, specialistische hulp zijn in te roepen, daarnaast doen zich dage lijks gevallen voor die chirurgische behandeling- vragen, welke niet zoo goed kan worden verleend door geneeskundigen, die uitsluitend of bijna uit sluitend de interne praktijk beoefenen. Door deze overweging, welke wij tot de onze ma ken, viel een aantal der sollicitanten, waaronder zeer kundige internisten, af. De door ons, in over eenstemming niet de commissie, aanbevolenen ver eenigen in zich de tweeëerlei ervaring, welke voor deze betrekking wordt vereischt. Op grond van het bovenstaande hebben wij de eer U de volgende, niet-alphabetische, aanbeveling aan te bieden: I. E. C. D. Nierstrasz, arts, te Harlingen, reserve officier van gezondheid le klasse, verbandplaatsaf- deeling Ille Divisie, Veldleger; 2. G. A. Stenger, arts, Matthenesserlaan 30e, Rot terdam 3. G. van der Werff, arts, tijdelijk verbonden als burger-chirurg aan het militair hospitaal te Am sterdam, thans met regeeringsopdracht in Servië. De beraadslaging wordt geopend. De heer H. P. de Haan doet opmerken dat hij in de verordening op den genees-, heel- en verloskun digen dienst der behoeftigen van 1913 leest, in art. 3 sub 1), dat één der artsen, die den titel voert van geneesheer-directeur van het stads-ziekenhuis, wordt belast met de genees- en heelkundige prak tijk bij behoeftigen in een gedeelte der gemeente. Spreker vraagt of het ook de bedoeling is den te be noemen geneesheer-directeur die taak op te dragen. De Voorzitter antwoordt bevestigend en wijst er op dat zulks een en andermaal is gezegd. De heer H. P. de Haan heeft gesproken met den sollicitant Nierstrasz, die op no. 1 der aanbeveling staat. Deze heeft spreker medegedeeld dat uit de ad vertentie niet bleek dat het in de bedoeling lag den geneesheer-directeur met een deel der armenprak tijk te belasten en dat hem bij het onderhoud met den burgemeester en de andere leden der eommis-' sie van beheer over het Stads-ziekenhuis daarom trent niets was medegedeeld. Hij zei dan ook niet van plan te zijn een gedeelte der zorg voor de be hoeftigen op zich te nemen, omdat hij daarin geen lust had. De heer P. A. de Haan kan deze kwestie wel toe lichten. Het is zooals de heer H. P. de Haan zegt, dat de sollicitant gemeend heeft dat hij alleen sol liciteerde naar de betrekking van geneesheer-direc teur. Het was hem absoluut onbekend dat hij de armenpraktijk moet waarnemen. Hij heeft dan ook wel gezegd dat hij er niet aan dacht om het te doen, maar na nadere toelichting heeft hij gezegd zich erbij te zullen neerleggen, omdat het maar voor één jaar is en hij dan eens kan afwachten hoe de reorga nisatie zal worden. De oproeping was echter alleen van sollicitanten naar de betrekking van genees heer-directeur en liet verwondert spreker dat noch een lid der Commissie van Beheer, noch een lid van den Raad, behalve de heer H. P. de Haan, de kwes tie van de armenpraktijk ter sprake heeft gebracht. De heer Tieinersma is het ook opgevallen dat liet uit de advertentie niet is gebleken dat de te benoe men geneesheer-directeur met het 1/3 gedeelte der armenpraktijk zou worden belast. Uit een kort on derhoud dat spreker met den heer Nierstrasz had I bleek hem dat deze met de regeling van de armen- I praktijk onbekend was; ook kreeg hij den indruk dat de heer Nierstrasz er dadelijk niet aan toe was om dat te doen. De heer Hiemstra heeft uit de stukken den in druk gekregen dat het in hoofdzaak de kwestie was of een internist dan wel een chirurg tot geneesheer- directeur zou worden benoemd en dat het advies I van de Commissie van Beheer den doorslag heeft gegeven. Spreker meent dat Burgemeester en Wet houders den nadruk leggen op het Stadsziekenhuis. Als de te benoemen geneesheer-directeur een deel der armenpraktijk zou moeten uitoefenen, zou men toch meer den indruk op den internist hebben moeten leggen. Uit de stukken heeft spreker dan ook den indruk gekregen dat de geneesheer-directeur zou zijn alleen voor het ziekenhuis en dat een ander met de armenpraktijk zou worden belast. Dit is nu mis schien een misverstand. Er is in dit voorstel even wel niet alleen sprake van den geneesheer-direc teur, ook van het ziekenhuis zelf, in verband met de motie-Vonck-Schoondermark De lieer Oosterhoff: „dat is punt 16". De heer Hiemstra: „dank u". De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat, toen de geneesheer-directeur van liet Ziekenhuis zijn ontslag nam, de Raad eene reorganisatie van den geneeskundigen dienst wenschte. Die gedacli- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1916. 49 to was wel meermalen opgekomen, maar men heeft haar niet uitgevoerd omdat men ambtenaren had. Dit is duidelijk, omdat het toch zou kunnen gebeu ren dat een persoon, die een bepaalde functie ver vult, bij de reorganisatie niet de aangewezen man zou zijn. Toen de geneesheer-directeur nu bedankte stond de zaak anders. Toen gingen er uit den Raad stemmen op om den geneeskundigen dienst te her zien. Het gevolg daarvan is dat er twee of drie ver gaderingen met heel verwarde discussies zijn ge weest. De een had het over het Ziekenhuis, de an der over liet. hulpziekenhuis, weer een ander of de directeursbetrekking niet kon worden afgescheiden van de gewone praktijk. Nu gaan Burgemeester en Wethouders, spreker heeft er niet toe meegewerkt, op dezelfde verwarde wijze door en de nieuw te benoemen directeur weet niet wat hij moet doen. De Raad hoort nu wel van den Voorzitter en de Commissie van Toezicht wat hij heeft te doen, maar hij weet het niet. Nu wordt deze kwestie van de benoeming behandeld, straks komt bijlage 12 aan de orde, geheel afgescheiden van de reorganisatie. Hier wordt toch in vastgelegd dat tnen een internist moet hebben De Voorzitter interrumpeert den heer Schoonder mark en wijst dezen erop dat er uitdrukkelijk is be sloten Burgemeester en Wethouders uit te noodi- gen sollicitanten op te roepen voor de betrekking van geneesheer-directeur voor den tijd van één jaar. Daarvan is deze aanbeveling het gevolg. De heer Schoondermark is buiten de orde. Den heer Schoondermark wethouderverwon dert het niet dat de voorzitter meent dat hij spre ker buiten de orde is. Spreker ontkent dit. Het betreft een principieel verschil tusschen spreker en den voorzitter, die naar spreker meent, de paarden achter den wagen spant. De voorzitter heeft den vorigen keer getracht, tegen de bedoeling van den Raad, de motie-Y onck-Schoondermark te splitsen. Dat is toen niet gebeurd. De bedoeling is daardoor gebleven om Burgemeester en Wethouders uit te noodigen een onderzoek in te stellen naar eene re organisatie en om in dien tusschentijd een tijdelijk geneesheer-directeur te benoemen De Voorzitter: „dat wordt nu toch gedaan". De heer Schoondermark wethouder geeft dit toe, maar de benoeming geschiedt op de in het voor stel aangegeven gronden. Als de Raad dus benoemt zegt hij meteen: dit en dat is de werkkring. Spre ker wil dit niet. Als Burgemeester en Wethouders eenvoudig hadden gezegd: wij willen voldoen aan den wensch van den Raad en stellen voor iemand tijdelijk te benoemen, was het goed geweest. Nu wordt gezegd: dit is het doel der commissie en van Burgemeester en Wethouders.... De heer Oosterhoff (wtehouder „voor één jaar". De heer Schoondermark: „als wij iemand naar aanleiding der motieven voor één jaar benoemen, wordt die voor vast benoemd. Spreker stelt voor: „de Raad, gehoord de diseussiën, noodigt Burgemeester en Wethouders uit de aan beveling voor tijdelijk directeur van het Stadszie kenhuis aan te vullen met twee sollicitanten, in Leeuwarden woonachtig." Als nu een der Leeuwarder doktoren voor één jaar wordt benoemd, kan de Raad ernstig onder zoeken welke reorganisatie er moet komen. Er moet niet eene benoeming plaats hebben waarbij vooropstaat, dat de benoemde dit of dat werk zal hebben te doen. De Raad heeft dan reeds een uit spraak gedaan en kan bij eene reorganisatie niet zeggen: ik ga dit of dat nog eens veranderen. De heer de Vos zegt dat het hem voorkomt dat het beter is om punt 16 voor punt 4 te behandelen. Als de kwestie van liet Ziekenhuis behandeld is kan de Raad gemakkelijker een geneesheer-directeur benoemen. Spreker stelt voor de behandeling om te keeren. De Raad loopt op deze wijze de zaak voor uit. De Voorzitter hoort den heer Schoondermark over verwarde diseussiën spreken. Als er evenwel ooit iets verwards is geweest, dan is het wel dit wat de heer Schoondermark heeft gezegd. Spreker be grijpt er ten minste niets van. Na zeer lange dis cussies is besloten dat er een onderzoek zal worden ingesteld naar eene reorganisatie van den genees kundigen dienst en om, ten einde op dat onder zoek niet vooruit te loopen, een geneesheer-direc teur te benoemen voor den tijd van één jaar. Toen dit besloten was, is er nog gezegd dat men bij eene benoeming voor één jaar de beste sollicitanten niet zou krijgen. Dit is trouwens al gebleken, want uit stekemie sollicitanten hebben zich teruggetrokken. Spreker begrijpt niet wat de heer Schoondermark tegen de aanbeveling heeft. Zijn verbazing stijgt ten tof) nu hij verneemt dat die aanbeveling in orde is als er een paar Leeuwarder doktoren op worden geplaatst. Hij wil echter doen opmerken, dat het hier eene aanbeveling is en dat de Raad, als hij een Leeuwarder geneesheer wil benoemen, daarin vol komen vrjj is. Wat de advertentie betreft, deze is met doktoren besproken. Dezen hebben aangeraden om ei- niet te veel in te zetten, want dat ernstige candidaten toch wel naar den werkkring zullen informeeren. Het algemeen karakter van de betrekking was aange geven. Het verwondert spreker ten hoogste te verne men, dat de heer Nierstrasz niet heeft geweten dat de geneesheer-directeur een deel der armenprak tijk moet waarnemen. Hij heeft toch met alle leden der Commissie van Beheer gesproken en er moet dan ook een misverstand in het spel zijn. Uit de stukken evenwel heeft men moeilijk een andere conclusie kunnen trekken. Het is toch altijd de be doeling geweest om den geneesheer-directeur met de armenpraktijk in een stadswijk te belasten. An ders ware ook liet salaris niet te verklaren. Spre ker meent dat een voorstel 0111 een afzonderlijken directeur te benoemen is verworpen. Voor wien den toestand kent is er geen sprake van dat het denkbeeld heeft voorgezeten de tegenwoordige be trekking niet te handhaven. Di' heer H. P. de Haan: „het zat in den vorm der advertentie". Deze is wegens misstelling herplaatst. In de tweede advertentie stond, dat er gelegenheid is tot het uitoefenen der particuliere praktijk. Dit heeft spreker aanleiding gegeven tot het stellen van zijn vraag aan den heer Nierstrasz en deze heeft hem pertinent verklaard er niet aan te den ken een gedeelte van de armenpraktijk op zich te nemen. Hij was van plan zich te vestigen als specia list in chirurgische zaken en wil zich niet in alle sloppen en stegen begeven. Spreker heeft hierin nu voldoenden grond om voor te stellen de benoeming aan te houden. Men dient toch te weten wat de betrokkene wil en of hij ook bereid is de voor gemeentebetrekkingen voorgedragenen te onderzoeken. Het eenige wat er voor de benoeming is te zeggen is dat er nog een chirurg in de stad' komt wonen. De heer Hiemstra zegt dat het misverstand nu opgehelderd is en dat het gebleken is dat men een geneesheer-directeur wil, die ook een gedeelte der armenpraktijk waarneemt. Na 1 jaar zijn wij ech-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 3