50 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1916. ter volkomen vrij. Misschien heeft de heer Schoon dermark een nevenbedoeling vermoed, maar daar mee heeft de Raad niets te maken. De kwestie is nu alleen of het een internist of een chirurg moet zijn. Spreker voelt veel voor een chi rurg. Een internist toch zal wel spoedig een behoor lijke praktijk krijgen. Heeft hij dan ook daarbij een deel der armenpraktijk, dan zal er voor het Zieken huis weinig tijd overblijven en hij zal daar dan ook weinig komen. Een chirurg heeft voor het Zieken huis meer tijd over. Waar spreker van den heer H. P. de Haan hoort dat de heer Nierstrasz de armen praktijk niet wil waarnemen en de heer P. A. de Haan beweert dat hij het wel zal doen, hoewel met tegenzin, voelt spreker er veel voor de benoeming aan te houden en te informeeren of de sollicitanten op de hoogte zijn van de taak die hun wordt opge dragen. Men zou nu toch wel iemand kunnen be noemen, die tegen zijn zin stadsarts moet worden. De heer Oosterhoff wil met een enkel woord het door den Voorzitter gesprokene aanvullen. Hij meent de bewering van den heer Schooudermark, die de benoeming niet wil doen omdat de Raad dan aan den benoemde vastzit, te moeten weerleggen. Spreker wijst erop, dat geen enkele der sollici tanten het recht heeft daarop te rekenen. Burge meester en Wethouders toch hebben aan de solli citanten gevraagd of zij hunne sollicitatie gestand deden ook na het raadsbesluit, waarbij is bepaald dat de benoeming voor één jaar zou geschieden. De drie voorgedragenen hebben daarop bevestigend geantwoord. Enkele leden van het Dageljjkseh Be stuur hebben bovendien nog mondeling gevraagd of het geen bezwaar was dat het eene benoeming voor slechts één jaar is. Wat nu die heeren hopen of denken kan dus gerust in het midden worden gelaten. De Raad is absoluut vrij. Hoe de genees kundige dienst ook wordt ingericht, de geneesheer directeur wordt voor één jaar benoemd voor den dienst, zooals die thans is. De heer Schooudermark (wethouder) heeft van den Voorzitter gehoord dat deze niet begrijpt waar om spreker de aanbeveling wil aanvullen met twee geneesheereu uit Leeuwarden. Spreker wil dit daarom, omdat hij vreest, dat de Raad niet volko men vrij zal blijven. Als er iemand uit Leeuwarden wordt benoemd voor den tijd van één jaar Bur gemeester en Wethouders schijnen te meenen dat de heeren hier niet goed genoeg zijn zij zullen echter niet zoo heel slecht wezen dan heeft zoo iemand' niet zooveel risico als iemand van buiten, die hier moet komen wonen en dus kosten moet ma ken. Een geneesheer hier uit de stad zal denken: het is een bijbetrekking voor één jaar en ik kan dan zien hoe het wordt. Spreker is overtuigd dat de sollicitanten zullen denken: als ik het maar een maal ben, blijf ik wel geneesheer-directeur, Burge meester en Wethouders toch benoemen wel meer ambtenaren die een vaste betrekking hebben en vragen hun dan of zij de benoeming ook aannemen als die voor één jaar geschiedt. Spreker weet wel dat de Raad het recht heeft iemand buiten de aanbeveling om te benoemen. Dat geeft echter niets. Hij blijft dan toch alleen staan of hij moest een afspraak hebben gemaakt met de meerderheid van den Raad en dat gaat toch niet aan. Daarom wil spreker de aanbeveling aam vullen met twee geneesheereu uit de stad. Waar de voorzitter zegt: stem dan iemand buiten de aanbe veling om, dan is dat niets anders dan den Raad' volkomen lam slaan. De heer P. A. de Haan zegt zich met eenigen te genzin met deze zaak te bemoeien. Hij meent even wel eenige dingen recht te moeten zetten. De solli citant heeft den indruk gekregen dat hij de geheele armenpraktijk moest waarnemen. Daarom had hjj bezwaar dit naast het geneesheer-directeurschap voor 2100.te doen. Hij heeft echter gezegd: als liet de bedoeling is, dat ik de oude functie-van Eden moet waarnemen, ben ik daartoe bereid. Hem is het ook aangenaam dat de benoeming slechts voor één jaar geschiedt omdat hij dan de reorganisatie kan afwachten en hij, als hij tegen de nieuwe plannen bezwaar heeft, eveneens na een jaar kan zeggem ik ben vrij om heen te gaan. De Voorzitter stelt voor tot de benoeming over te gaan en er de uitdrukkelijke voorwaarde aan te verbinden dat een deel der armenpraktijk moet worden waargenomen. De lieer Peletier vraagt of het ook mogelijk is de benoeming te doen plaats hebben na afhandeling van punt 16. Spreker meent dat dit wel kan. Het zou toch kunnen zijn, dat de besprekingen bij punt 16 nog van invloed zijn op deze benoeming. De Voorzitter is bevreesd dat daardoor de zaak verward wordt. De beide zaken staan geheel los van elkander. De Raad heeft het duidelijk uitge sproken dat het de bedoeling is dat er een onder zoek wordt ingesteld. Het geldt hier nu echter om zoo spoedig mogelijk in de vacature te voorzien. Ter voorkoming van oponthoud meent spreker het denkbeeld van de heeren de Vos en Peletier te moe ten ontraden. De heer Koopmans heeft het Reglement van orde niet in zijn hoofd. Hij wil daarom vragen of de Raad de aanbeveling kan aanvullen; of dat die aanvulling moet uitgaan van Burgemeester en Wet houders. Is de Raad bevoegd, dan heeft het voorstel reden van bestaan, is het niet het geval dan moet de aanbeveling aan Burgemeester en Wethouders worden terug gezonden. De Voorzitter zegt dat in het Reglement de zaak niet wordt genoemd. Het doen van aanbevelingen valt evenwel onder de algemeene voorbereiding van zaken krachtens art. 179 Gemeentewet. De Raad kan Burgemeester en Wethouders wel uitnoodigen de aanbeveling met een paar Leeuwarder doktoren aan te vullen. Daartegen bestaat formeel geen be zwaar. De heer Beekhuis doet opmerken dat hoe sympa thiek hem de rede van den heer Schooudermark ook is, de Raad toch niet aan Burgemeester en Wet houders kan opdragen aanbevelingen zus of zoo in te richten. Het college is verantwoordelijk voor de van hem uitgaande voordrachten en aanbevelingen en daarom kan de Raad niet aan Burgemeester en Wethouders opdragen twee Leeuwarders erop tr plaatsen. De Voorzitter geeft toe dat de Raad niet aan Bur gemeester en Wethouders kan opdragen de aanbe veling aan te vullen, maar hij kan wel het college uitnoodigen na te gaan of er onder de Leeuwarder sollicitanten personen zijn, die kunnen worden aan bevolen. Het staat dan altijd aan Burgemeester eii Wethouders vrij den Raad mede te deelen dat die er niet bij zijn. De heer Hiemstra zegt dat de Raad, als hij zich niet met de aanbeveling kan vereenigen, haar aan Burgemeester en Wethouders kan terugzenden. Als hij dat doet kunnen Burgemeester en Wethouders met een andere aanbeveling komen. De Voorzitter: „het is de vraag of Burgemeester en Wethouders dat zullen doen". Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1916. 51 I)e heer Tulp wil het voorstel van den heer Schoondermark steunen. Hij staat niet op het stand punt van Burgemeester en Wethouders, dat een chirurg de voorkeur verdient. Het spijt spreker dat Burgemeester en Wethouders niet een overzicht hebben gegeven van de behandelde gevallen. Als men de cijfers toch nagaat, blijkt het dat er slechts 7% chirurgische gevallen zijn. Daarom wil spreker een internist. Spreker voelt dan ook veel voor het denkbeeld om de aanbeveling met een paar inter nisten aan te vullen. De heer Hiemstra gaat niet mee met het denk beeld om de voordracht aan te vullen. En dat die aanvulling met Leeuwarders moet geschieden noemt spreker onzin. De heer Schoondermark (wethouder) wil geen pré geven aan de Leeuwarder geneeskundigen. Daarvan zou wel sprake zijn als het een vaste betrekking gold. Het is echter slechts een tijdelijke en als men nu hiervoor iemand uit de stad neemt, dan heeft die er bij opheffing niet zooveel schade van. Neemt men iemand van buiten spreker her haalt dit dan moet zoo iemand hier een huis hu ren en die rekent er dan op, op de door Burgemees ter en Wethouders aangevoerde gronden, dat hij wel herbenoemd zal worden. Als zoo iemand toch behoorlijk zijn plicht doet, is er geen motief om te zeggen: wij kunnen u niet meer gebruiken. De Voorzitter stelt voor het debat te sluiten. De heer Vonek had zich buiten deze zaak willen houden. Evenwel zou hij nu den heer Schoonder mark in overweging willen geven om het woord Leeuwarders uit zijn motie te laten. Hjj zou dan kunnen voorstellen Burgemeester en Wethouders uit te noodigen de aanbeveling aan te vullen met een tweetal internisten. Het is dan tien tegen één dat een Leeuwarder kans maakt. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel-Schoondermark wordt met 20 tegen 4 stemtoen verworpen. Vóór stemmen de heeren: Tulp, H. P. de Haan, Vonck en Schoondermark. Tegen de heeren: Schaafsma, Lautenbach, Tie- mersma, Cohen, de Vos, Zandstra, Oosterhoff, Beekhuis, Peletier, van Weideren baron Rengers, Koopmans, Berghuis, Binnerts, van Sloterdijek, Fransen, Hiemstra, Haverschmidt, H. P. de Haan, Attema en Menalda. Wordt overgegaan tot de benoeming. Uitgebracht zijn 23 stemmen, verdeeld als volgt op den heer E. C. D. Nierstrasz 19 stemmen, G. Stenger 2 terwijl 3 briefjes in blanco zijn ingeleverd. De heer E. C. D. Nierstrasz is alzoo benoemd. 4. Benoeming van drie leden der commissie voor de reclames tegen aanslagen in den Hoofdelijken Omslag, die7ist 1916. Voor de eerste vacature, waarvoor een lid der eerste sectie moet worden benoemd, zijn uitgebracht 24 stemmen, te weten: op den heer mr. L. R. van Sloterdijek 23 stemmen, H. J. Peletier 1 stem. De heer mr. L. R. van Sloterdijek is alzoo be noemd. Voor cle tweede vacature, waarvoor een lid uit de tweede sectie moet worden benoemd, zijn uitge bracht 24 stemmen, verdeeld als volgt: op den heer mr. D. van Weideren ba ron Rengers 23 stemmen, H. J. Peletier 1 stem. De heer mr. D. van Weideren baron Rengers is alzoo benoemd. Voor de derde vacature, waarvoor een lid uit de derde sectie moet worden benoemd, zijn uitgebracht 24 stemmen, verdeeld als volgt: op den heer A. Cohen 23 stemmen, A. de Vos 1 stem. De heer A. Cohen is alzoo benoemd. De Voorzitter wijst erop dat volgens art. 54 dei- Gemeentewet de Raad ook den Voorzitter der com missie moet aanwijzen. Spreker vraagt of de Raad kan besluiten den eerstbenoemde als Voorzitter aan te wijzen, zooals wel meer is gebeurd. De Raad gaat hiermee accoord, zoodat de heer mr. L. R. van Sloterdijek tot Voorzitter is benoemd. 5. Regeling van de rangorde van zitting der raads leden. Deze wordt bij loting vastgesteld als volgt: No. 1. de beer A. de Vos. No. 2. JJ JJ mr. I). van Weideren baron Ren gers. No. 3. JJ JJ H. J. Peletier. No. 4. JJ JJ mr. A. Menalda. No. 5. JJ JJ P. A. de Haan. No. 6. JJ JJ L. Zandstra. No. 7. JJ JJ W. v. d. Vall. No. 8. JJ JJ A. Cohen. No. 9. JJ JJ P. Hiemstra. No. 10. JJ JJ mr. L. R. van Sloterdijek. No. 11. JJ JJ D. Lautenbach. No. 12. JJ JJ M. Schaafsma. No. 13. JJ JJ N. T. Haverschmidt. No. 14. JJ JJ J. Koopmans. No. 15. JJ JJ mr. C. Beekhuis. No. 16. JJ JJ dr. A. Vonek. No. 17. JJ JJ W. Fransen. No. 18. JJ JJ S. Tulp. No. 19. JJ JJ P. Attema. No. 20. JJ JJ H. P. de Haan. No. 21. JJ JJ H. Tiemersma. 6*. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan Mej. H. de Vries op haar verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres in de nuttige handwerken aan gemeenteschool no. 6. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 7. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van H. F. Fencerda, hoofd der gemeente school no. 8, om hem door overplaatsing te stellen aan het hoofd van gemeenteschool no. 5. Dit prae-advies luidt als volgt: H. F. Ferwerda, hoofd van gemeenteschool no. 8, heeft tot Uwe Vergadering het verzoek gericht om als zoodanig overgeplaatst te mogen worden naar gemeenteschool no. 5, nu het hoofd dier school E. H. Boddé tegen 1 Augustus 1916 eervol ontslag is verleend. Naar aanleiding van het door U van ons verlang de prae-advies hebben wij allereerst het bij de wet tot regeling van het lager onderwijs voorgeschre ven overleg met den districts-schoolopziener ge pleegd. Deze heeft tegen de gevraagde overplaat sing geen bezwaar, terwijl ook wij van oordeel zijn dat het verzoek kan worden ingewilligd. De bepa ling van den datum van overgang dient aan ons te worden overgelaten, opdat daarbij rekening kan worden gehouden met de belangen van het onder wijs aan de betrokken scholen. Onder wederaanbieding van het verzoekschrift

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 4