52 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag' 14 Maart 1916.
en met bijvoeging van de ons gezonden adviezen,
hebben wij de eer U alzoo voor te stellen te beslui
ten:
met ingang van een datum, nader door Burge
meester en W ethouders te bepalen zoodra in diens
vacature zal zijn voorzien, H. F. Ferwerda als
hoofd over te plaatsen van gemeenteschool no. 8
naar gemeenteschool no. 5.
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
8. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van het bestuur der Coöperatieve Vereeniging
tot bereiding van melkproducten om nog een vierde
smalspoor te mogen hebben in den Kanaalweg 7,.Z. ten
behoeve van hare fabriek aldaar.
Dit prae-advies luidt als volgt:
In onze handen werd door F we V ergadering om
prae-advies gesteld het hierbij 1" weder aangeboden
adres van 1'. Kooistra alhier, als secretaris van de
Coöperatieve Vereeniging tot bereiding van melk
producten, gevestigd te Leeuwarden. Daarbij wordt
vergunning gevraagd nog een vierde smalspoor te
mogen hebben in den Kanaalweg Z. Z. van een der
aanlegsteigers af naar bet fabrieksterrein ten zui
den van dien weg, kadastraal bekend sectie (1 no.
9476.
Bij raadsbesluit van 8 Juni 1915 no. 196R/86
(raadshandelingen blz. 99 werd aan die vereeni
ging reeds vergunning verleend om in genoemden
weg drie smalsporen te leggen en te hebben. Uit-
bieiding daarvan met een vierde behoeft met het
oog op verkeersbelangen ter plaatse niet te worden
tegengehouden. Bezwaren van anderen aard zijn er
evenmin, zoodat wij (T tot inwilliging van het ver
zoek onder gelijke voorwaarden, als bij het boven
aangehaald raadsbesluit werden gesteld, kunnen
raden.
Ons voorstel strekt dus C te doen besluiten:
aan de Coöperatieve Vereeniging tot bereiding
van melkproducten, gevestigd te Leeuwarden, en
hare rechtverkrijgenden vergunning te verleenen
tot het leggen en tot wederopzeggens toe hebben
van een smalspoor in den Kanaalweg Z. Z. van een
der in het Nieuwe Kanaal geplaatste steigers af
naar haar fabriek op het ten zuiden van dien weg
gelegen terrein, kadastraal bekend gemeente Leeu
warden, sectie G no. 9476, de juiste plaats nader
door of vanwege Burgemeester en Wethouders aan
te wijzen, onder dezelfde voorwaarden als gesteld
zijn bij I van het raadsbesluit van 8 Juni 1915 no.
196R/86.
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
opnieuw voor den tijd van één jaar aan H. Walta te
verhuren de woning op de opslagplaats der gemeente
werken aan de Eestraat.
Dit voorstel luidt als volgt:
De woning, staande op de opslagplaats van ge
meentewerken aan de Eestraat, werd krachtens
raadsbesluit van 23 Februari 1915 no. 44R/24(raads
handelingen blz. 24) gerekend van 1 Februari 1915
(de huur is door een samenloop van omstandighe
den werkelijk eerst 4 Maart 1915 ingegaan) tot 1
Februari 1916 verhuurd aan H. Walta alhier, die
gedurende dat tijdvak belast was met de leiding
aan de gemeentewerf.
Walta is bij ons besluit van heden weder tijdelijk
met die leiding belast en wel van 1 Februari 1.1. tot
1 Februari 1917. Evenals het vorige jaar is het ook
nu gewenseht dat hij de woning op de werf blijft
betrekken tegen denzelfden huurprijs van 140.40,
met inbegrip van de kosten der waterleiding. Daar
om geven wij F in overweging te besluiten:
aan H. Walta, tijdelijk belast met de leiding aan
de gemeentewerf, gerekend van 1 Februari 1916 tot
1 Februari 1.91.7, voor de som van een honderd veer
tig' gulden veertig cent 140.40 ondershands te
verhuren de woning Eestraat no. 10, staande op de
opslagplaats van gemeentewerken, deel uitmakende
van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeu
warden sectie F no. 3227, onder de laatst geldende
voorwaarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
onbewoonbaar verklaring van de zoogenaamde Bolswarder
Kamers, plaatselijk bekend Bolswardersteeg, no. 69 tot
en met no. 77.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij schrijven van den Gemeentelijken Inspecteur
voorliet Woningtoezicht alhier, dd. 1 December 1915
no. 343, is in overweging gegeven om zes woningen,
staande in de Bolswardersteeg, waarvan vijf belmo
ren aan de Stichting Haree Reinders en Doutjen
Heeres, op grond van niet voor herstel vatbare ge
breken onbewoonbaar te verklaren.
De Gezondheidscommissie voor de gemeente
Leeuwarden, hierover om advies gevraagd, heeft bij
brief van 22 Januari 1916 te kennen gegeven, dat
zij zich kan vereenigen met het voorstel ten aan
zien van de aan bovenvermelde stichting heime
rende woningen, doch niet inziet de nood
zakelijkheid om ook de woning Bolswardersteeg
No. 79 onbewoonbaar te verklaren, omdat deze nog
in goeden toestand verkeert en goed wordt onder
houden, zoodat ze voor bewoning nog geschikt kan
worden geacht. Met dit advies kunnen wij ons ver
eenigen en wij hebben de eer, met verwijzing naar
de hierbij overgelegde stukken, F voor te stellen over
te gaan tot de onbewoonbaarverklaring van de wo
ningen Bolswardersteeg Nos. 69, 71, 73, 75 en 77,
met last om binnen zes maanden, te rekenen van den
in artikel 18, lid 3, der Woningwet bedoelden dag,
de woningen te doen ontruimen en daartoe vast te
stellen het besluit dat in ontwerp hiernevens gaat.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
overwegende dat de woningen Bolswardersteeg
Nos. 69, 71, 73, 75 en 77, toebehoorende aan de stich
ting Harce Reinders en Doutjen Heeres alhier, ter
bewoning ongeschikt zijn en niet door het aanbren
gen van verbeteringen in bewoonbaren staat kun
nen worden gebracht;
gehoord de Gezondheidscommissie voor de ge
meente Leeuwarden (advies 22 Januari 1916);
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders en de bepalingen der Woningwet;
besluit:
onbewoonbaar te verklaren de woningen Bols
wardersteeg Nos. 69, 71, 73, 75 en 77, kadastraal be
kend gemeente Leeuwarden Sectie B Nos. 1130,
1129, 1128, 1127 en 1126, toebehoorende als boven is
omschreven, met last om bedoelde woningen te doen
ontruimen binnen zes maanden, te rekenen van den
dag waarop de tijd tot voorziening is verstreken, of
liet besluit tot onbewoonbaarverklaring is gehand
haafd.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1916. 53
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hun
een crediet te verleenen tot het leggen van een kademuur
langs den Westersingel, van de Verlaatsbrug af tot aan
de bestaande basaltkade bij het tramstation.
Dit voorstel luidt als volgt:
Reeds geruimen tijd is de behoefte gevoeld aan
uitbreiding van liggelegenheid voor schepen, die
inderdaad, ook naar het getuigenis van de Kamer
van Koophandel, hier schaarseh begint te worden.
Bij het nagaan van de plaats, die daarvoor in aan
merking kan komen, is het allereerst de aandacht
gevallen op den Westersingel en wel het gedeelte
lang 354 M. tusschen de bij het tramstation aan
wezige basaltkade en de Verlaatsbrug, dat in de
onmiddellijke nabijheid van de Veemarkt is gelegen,
een voordeel, nu zich die behoefte Vrijdags wel het
allermeest doet gevoelen.
De Directeur der Gemeentewerken heeft voor het
aanbrengen van een walmuur ter plaatse drie be
groetingen opgezet, al naar mate het werk zal wor
den uitgevoerd in metselsteen, in basalt of in beton,
sluitende onderscheidenlijk met 42.200.(bij ge
bruik van Waalsteen of 41.300.(bij gebruik
van Friesche steen)49.548.-- of 45.704.-(hier zit
het onderscheid in het verschillend aanbrengen van
een rollaag)en 39.600.—. Hierbij is in alle geval
len gerekend op een bestrating van veldkeien on
middellijk langs het water en, in aansluiting daar
aan tot aan de boomenrij, van pletonsche keien.
Het is wensehelijk voor het aangegeven doel een
crediet beschikbaar te hebben tot het hoogste van
de bovengenoemde cijfers, opdat wij de vrijheid be
houden, in verband met de tegenwoordig zoozeer
wisselende prijzen der materialen, op het laatste
oogenblik de meest geschikte keuze te doen. De
Commissie voor de Openbare Werken kan zich met
dit voorstel vereenigen.
Wij hebben alzoo de eer F voor te stellen te be
sluiten:
in afwachting van hunne nadere voorstellen ten
aanzien van de regeling der uitgaaf op de begroo
ting, Burgemeester en Wethouders voor het maken
van een walmuur langs den Westersingel tusschen
de Verlaatsbrug en de bij het tramstation aanwe
zige basaltkade een crediet te verleenen van
49.550.—.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer P. A. de Haan kan zich met dit voorstel
niet goed vereenigen. Het gaat alweer in de lijn om
alles te concentreeren aan een kant der stad. Terwijl
aan de Oostzijde een groot stuk kademuur onge
bruikt ligt zullen hier kaden moeten worden aan
gelegd, waarmee een bedrag van een halve ton
gemoeid is, terwijl bovendien het bedoelde stadsge
deelte er niet door wordt verfraaid. Alvorens niet
alle beschikbare kaderuimte in beslag is genomen,
gaat het, meent spreker, niet aan om een dergelijk
groot bedrag voor aanleg van nieuwe kaden uit te
trekken. Mocht de Raad niet met spreker kunnen
meegaan, dan wil spreker adviseeren om de rege
ling der ligplaatsen van de beurtschepen op te dra
gen aan eene commissie uit den Raad.
De heer Tulp heeft in het prae-advies niet kun
nen vinden dat tegenover de groote uitgaven ook
inkomsten staan. Als dat niet het geval is vindt
spreker het bezwaarlijk vóór te stemmen. Spreker
kan zich ook heel goed met het denkbeeld van den
heer de Haan vereenigen om den Oostersingel te ge
bruiken. Aan dien kant der stad toch zijn veel
groote firma's die goederen hebben te verzenden.
De heer Tiemersma kan zich niet vereenigen met
het denkbeeld van den heer P. A. de Haan om den
Oostersingel als ligplaats aan te wijzen. Wanneer
er kaden worden aangelegd, is het een eerste ver-
eisehte dat die breed worden gemaakt. Dat kan niet
op den Oostersingel en vooral niet bij het Vliet, waar
de toegang zeer nauw is, terwijl de toestand der
brug aldaar ook minder soliede is.
Het is niet in het belang van den handel om de
in- en uit te laden handelswaren door de stad te
vervoeren. Het is van belang, die in een korter be
stek samen te brengen. Daardoor voorkomt men
eene groote drukte in de nauwe straten der binnen
stad. Op die gronden kan spreker zich met het voor
stel van Burgemeester en Wethouders vereenigen.
De heer Tulp zegt dat de heer Tiemersma de
drukte in de straten der binnenstad wil tegengaan.
Als alle goederen aan de Oostzijde der stad naai
den Westersingel moeten worden vervoerd zal de
drukte in die straten eerder toenemen.
De heer Koopmans kan zich zeer goed met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders veree
nigen. Spreker heeft er bij de behandeling der be
grooting ook weer op gewezen, dat de W estersingel
als aangewezen was voor ligplaats van veersche
pen. De Voorzitter heeft toen ook te kennen gege
ven, dat dit voorstel komen zou. Het ingediende
plan komt spreker dan ook zeer gelukkig voor.
Nu is het wel waar, dat de ligplaatsen der sche
pen meer en meer hij de veemarkt worden gecon
centreerd, maar dat is ook noodzakelijk. Het belang
van het verkeer eischt dit ook, met het oog op het
groote veevervoer en wat daarmede samenhangt.
Nu spreekt het wel van zelf, dat niet alles op één
punt is samen te brengen, en moet men dan naar
meer afgelegen plaatsen, maar waar zooals hier nog
een mooie gelegenheid onbenut ligt, moet men de
ligplaatsen niet elders zoeken.
De heer P. A. de Haan verwacht van dit* plan
eene verschikking van de ligplaatsen der schepen
en terecht. Hij wenscht zulks te zien opgedragen
aan eene commissie uit den Raad. Spreker acht dit
niet noodig. De regeling van de ligplaatsen is aan
Burgemeester en W ethouders opgedragen en mocht
het zijn dat meer deskundige voorlichting wordt
verlangd, dan is deze ook nog wel te verkrijgen.
De heer Tulp, met verlof der vergadering voor
de derde maal het woord erlangend, doet opmerken
dat hij niet tegen den aanleg der kade is. Hij heeft
evenwel onder de aandacht willen brengen (lat het
wensehelijk is zoo mogelijk den Oostersingel ook te
gebruiken.
De heer Tiemersma hoort den heer Tulp zeggen
dat de drukte dooi' de binnenstad door het aanleg
gen der nieuwe kade aan den Westersingel zal wor
den bevorderd. Hij wil erop wijzen dat de industrie
zich in de richting dér veemarkt verplaatst. Deze
kade zal dan ook voor de industrie en handel van
belang zijn.
De heer de Vos noemt het aanleggen der kade
eene reusachtige verbetering. De vraag is echter
bij hem gerezen of het niet wensehelijk is het kade-
geld voor de 7 of 8 groote booten te verhoogen.
De heer P. A. de Haan zegt dat de heer Tiemer
sma bezwaar maakt tegen den Oostersingel, omdat
de toegang bij het liet te nauw is. Hierin kan met
een veel kleiner bedrag dan thans gevraagd wordt
verbetering aangebracht worden. Er bestaat dan
tevens gelegenheid tot verbetering van den klei-