56 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1916.
niet zeggen. Hij is er niet zou erg bevreesd voor.
Zijn ze ongegrond, dan zijn ze spoedig afgehandeld1.
Gegronde klachten zullen reden tot ingrijpen geven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot toe
treding tot ae regeling inzake de werkloosheidsverzekering
overeenkomstig de circulaire van den Minister van Finan
ciën d.d. 19 Januari 1916 afd. H\ V. no. 4672. (Bijlage
no. 14).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer H. P. de Haan wil een oogenblik de aan
dacht van den Baad vragen voor liet prae-advies
van Burgemeester en W ethouders. Het zal den
Baad niet onbekend zijn dat spreker medebestuur
der is vaii de ereeniging van Gemeentelijke Werk
loosheidsfondsen in Nederland. Dit bestuur stelt
zich ten doel bij deze regeling medezeggingschap
te krijgen voor de gemeenten, cue belangrijke bijdra
gen hebben te storten. Als toch het Rijk een subsi
die geett gelyk aan dat der gemeenten dan zal het
wij hebben dit gezien bij de subsidieering der
ambachtsscholen ook een zeker toezicht willen
uitoefenen. Het wil daar medezeggingschap heb
ben bij de benoeming en het ontslag van leeraren
en behoudt zich de goedkeuring der begrooting en
rekening voor. Door dergelijk ingrijpen van noo-
gerhand zal de autonomie der gemeenten wel
eenigszins in het gedrang komen. Het is een geheel
nieuw stelsel dat gevolgd wordt en waarbij ook de
financiën der vakvereenigingen beter moeten wor
den geregeld en gecontroleerd. Nu toch zal een bij
slag worden gegeven op de contributiën, tot dus
verre geschiedde dit op de uitkeering. In dit ver
band zijn ook voorschriften te verklaren op het be
waren der gelden en op het rijkstoezieht daarbij. De
noodregeling van mr. Treub heeft uitstekende re
sultaten opgeleverd, maar is niet zonder grove
fouten bij de uitvoering gebleken. Men is allengs
tot de overtuiging gekomen dat het noodzakelijk is
eene nieuwe regeling te treffen zonder evenwel te
rug te keeren tot den vroegeren toestand. Die rege
ling is nu omschreven in de circulaire van den Mi
nister. Tot nu toe heeft spreker zich geen duidelijke
voorstelling kunnen vormen van de daaraan voor
onze gemeente verbonden kosten, daar deze toch af
hankelijk zijn van de op nieuw goed te keuren reg
lementen en de te heffen contributiën. De kosten
voor onze vereeniging te Leeuwarden, waar de con
tributie minstens 5 cent per week bedraagt, hebben
tot vóór den oorlog 790.per jaar bedragen.
Hoe meer vakvereenigingen zich zullen aansluiten
en hoe hooger de verplichte contributie zal worden
gesteld, des te hooger wordt ook de bijslag daarop.
De werkloosheidverzekering is nog in hare kin
derjaren. Zij is hier begonnen in 1910 en in Septem
ber 1914 door de noodregeling vervangen. Er was
echter in de laatste jaien een merkbare stijging in
het aantal vereenigingen en in het ledental te con-
stateeren. Alleen in 1914 is het getal leden der toe
gelaten vereenigingen verdubbeld. Einde 1913 be
droeg dat 496 en einde 1914, 1013. Hoe meer leden,
hoe meer bijslag.
Wat de toekomst ons zal brengen ten opzichte
van de kosten is niet na te gaan. Mogen in de eer
ste jaren de kosten door reservevorming hooger
worden, het Bijk restitueert de helft.
Burgemeester en Wethouders hebben echter den
Minister een bezwaar te kennen gegeven n.l. dit:
dat zij zich niet willen binden om als regel 100%
bijslag te geven. Dit zal echter moeilijk zijn vol te
houden. De regeering eischt dat er een reserve zal
worden gevormd. De contributiën zullen hooger
moeten zijn dan de normale tot vorming van kas.
Het gevolg is dat de bijslag in den beginne ook hoo
ger wordt dan normaal. De Regeering nu behoudt
zich het recht voor te allen tijde de reglementen op
nieuw aan hare goedkeuring te doen onderwerpen
en de eventueele bijdrage der vakvereenigingen te
verhoogen of te verlagen.
Is er nu eenmaal een flinke reserve, dan ligt het
voor de hand dat de vakvereenigingen de contribu
tie zullen willen verlagen. Daardoor wordt dan ook
de bijslag van gemeente en Rijk verlaagd. Nu wil
len Burgemeester en Wethouders den bijslag ver
lagen en de contributie behouden. Dat ligt vermoe
delijk niet in de bedoeling der Regeering. Spreker
zou daarom niet gaarne zien dat liet voorbehoud,
door Burgemeester en Wethouders gewenseht,
wordt gemaakt. Spreker stelt daarom voor:
inzake uitbreiding der werkloosheid verzekering,
bijlage no. 14 van 1916, in het prae-advies van Bur
gemeester en Wethouders de laatste 6 regels begin
nende met: „doch daarbij het voorbehoud te maken"
enz., te vervangen door: met bereidverklaring tot
medewerking bij de invoering der definitieve re
geling, wanneer hiervoor een goede grondslag is te
vinden.
De heer Hiemstra had reeds een voorstel gefor
muleerd om het voorbehoud weg te nemen. Spreker
meent dat het voorstel van Burgemeester en Wet
houders veel te kras is. Het beteekent niet anders
dan dit: als niet aan onzen eiscli wordt voldaan,
dan wordt de bereidverklaring ingetrokken.
Spreker gaat mee met den heer de Haan. Hij
wil zich niet onttrekken aan het geven van de volle
100% bijslag. Als men dat toch van den Minister
eischt, vraagt men niets minder van hem dan zijn
systeem te verbreken, waardoor dat verloren gaat.
Nu betaalt de arbeider 2, de overheid en als nu
de gemeente minder wil bijdragen dan het V4 deel,
dan wordt het evenwicht verbroken. De Regeering
zal de contributie hoog stellen en als er nu een
flinke reserve gevormd is kan het gebeuren, dat de
contributie te hoog zal blijken. Wanneer nu de ge
meente niet den vollen bijslag geeft profiteert zij in
de eerste plaats. Spreker is van oordeel dat dit in
strijd is met het systeem van den Minister. De nieu
we regeling zal de gemeente geld kosten, maar ook
zal zij geld besparen. Op den duur toch krijgt iedere
serieuse vakvereeniging een werkloozenkas en dan
helpen de werklieden zich bij werkloosheid zelf. De
gemeente zal daardoor eene besparing krijgen op
de uitgaven voor armenzorg. Spreker herhaalt zich
volkomen te kunnen aansluiten bij den heer de
Haan. Hij zou Burgemeester en Wethouders willen
uitnoodigen hun voorstel betreffende het voorbe
houd terug te nemen. Spreker kan zich niet voor
stellen dat Burgemeester en Wethouders minder
bijslag zullen willen geven den 1j4 deel der contri
butie en hij hoopt dat de Raad de zinsnede van het
voorbehoud zal schrappen.
De heer Koopmans doet opmerken, dat Burge
meester en Wethouders hebben medegedeeld dat zij
in dien geest een schrijven tot den Minister hebben
gericht. Spreker vraagt of daarop reeds antwoord
is ontvangen.
De Voorzitter wijst erop dat er niet om antwoord
is gevraagd. Burgemeester en Wethouders willen
feitelijk precies hetzelfde als de heer de Haan. De
regeling is op bureaucratische wijze opgezet; Bur
gemeester en Wethouders wenschen medezegging
schap. Waar Burgemeester en Wethouders volko
men met het systeem aecoord gaan hebben zij geen
bezwaar de redactie van den heer de Haan over te
nemen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1916.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
16. Voorstel van Burgemeester en Wethouders betref
fende het raadsbesluit van 28 December 1915 aangaande
den geneeskundigen dienst en de verpleging van lijders
aan besmettelijke ziekten, welke vanwege de gemeente
geschiedt. fBijlage no. 12).
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter deelt mede dat er een tweeledig
voorstel is. In de eerste plaats wenschen Burge
meester en Wethouders den Raad te laten uitspre
ken dat de bedoeling van het besluit van 28 De
cember is dat het Ziekenhuis niet in liet onderzoek
zal worden betrokken en in de tweede plaats, stel
len zij voor om, als de Raad dit oordeel uitspreekt,
het voorstel van liet bestuur van het diaconessen-
huis af te wijzen.
De heer Hiemstra heeft niet veel op te merken.
Hij is het niet eens met Burgemeester en Wethou
ders dat bij het onderzoek naar de regeling van den
geneeskundigen dienst het Ziekenhuis moet wor
den uitgesteld. De Raad dient een overzicht te heb
ben over den geheelen geneeskundigen dienst, de
ziekenluiisverpleging van de behoeftigen inbegre
pen. Mocht het daarbij blijken dat de ziekenhuisver-
pleging onvoldoende is, dan kunnen voorstellen tot
verbetering worden ingediend. Het is den Raad
niet onbekend dat er indertijd bij de behandeling
der ziekenhuiskwestie verschillende systemen zijn
besproken als: uitsluitend stadsartsen, aansluiting
aan een ziekenfonds. Spreker is een voorstander
ervan dat de behoeftigen ook in het ziekenhuis
worden behandeld door hun gewonen geneesheer.
Dit is indertijd voor onmogelijk verklaard, omdat
het ziekenhuis te klein is. Spreker wenscht alles
wat met de ziekenverpleging in verband staat in het
onderzoek te betrekken, ook het ziekenhuis. De
Raad heeft zeker deze bedoeling ook, waar zooeven
een geneesheer-directeur is benoemd voor den tijd
van één jaar. Dit hangt samen met de armenprak
tijk en hoe de behandeling in het ziekenhuis zal zijn.
Spreker is dan ook tegen het eerste voorstel. Met
het tweede kan hij zich wel vereenigen. De Raad
moet zich niet voor 10 jaar vastleggen. Bij de reor
ganisatie moet toch de gelegenheid openblijven dat
de gemeente moet zorgen voor eigen barakken.
Spreker hoopt dat de Raad zich in dien geest zal
uitspreken dat het ziekenhuis in het onderzoek
moet worden betrokken.
De heer Binnerts verklaart zich ook tegen het
voorstel op dezelfde gronden als door den heer
Hiemstra ontwikkeld.
De heer Vonck zegt dat Burgemeester en Wet
houders in twijfel schijnen te hebben verkeerd om
trent de juiste bedoeling der motie. Spreker meent
dan dat hij, als voorsteller, in staat kan geacht wor
den dien twijfel op te heffen. En dan verklaart
spreker dat hij in zijne interpretatie van de motie
vierkant staat tegenover Burgemeester en Wet
houders. Na al wat hij daarover in het midden heeft
gebracht, meent hij dat er wel geen twijfel kon be
staan omtrent de beweegredenen, welke tot indie
ning der motie hebben geleid. Het is sprekers be
paalde wenscli geweest dat het onderzoek zich zou
uitstrekken over den geheelen geneeskundigen
dienst, inclusief de ziekenhuizen. En dat dit ook
'sRaads bedoeling is geweest, zal straks uit de
•stemming zeker wel blijken.
De heer P. A. de Haan is het met den heer Hiem
stra eens. De geheele kwestie, dus ook het zieken
huis, moet eerst onder de oogen worden gezien, zon
der nu te zeggen dat de toestand in het ziekenhuis
onvoldoende is. Spreker meent dat het onpraktisch
is zich voor 10 jaar aan het Diaconessenhuis te ver
binden tegen een niet gering te noemen vergoeding.
Hij is van oordeel dat het aanbod moet worden af
gewezen.
De Voorzitter verzoekt den leden nu niet allen pre
cies te zeggen wat reeds door Burgemeester en Wet
houders iu hun voorstel is gezegd. Burgemeester
en Wethouders hebben gevraagd: wat is de bedoe
ling van het raadsbesluit Als nu de Raad zich uit
spreekt dat het ziekenhuis in het onderzoek moet
worden begrepen, zeggen zij verder, dan moet niet
worden ingegaan op het aanbod van het Diacones
senhuis. Spreker zal laten stemmen over het eerste
gedeelte van het voorstel.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 19 tegen 5 stemmen wordt onderdeel a van
het voorstel van Burgemeester en Wethouders
verworpen.
Vóór stemmen de heeren: Oosterhoff, Koopmans,
Berghuis, Fransen en Haverschmidt.
Tegen de heeren: Schaafsma, Tulp, Lauten-
bacli, Tiemersma, Cohen, de Vos, Zandstra, H. P.
de Haan, Beekhuis, Peletier, van Weideren baron
Rengers, Binnerts, van Sloterdjjck, Hiemstra,
onck, P. A. de Haan, Attema, Schoondermark en
Menalda.
Onderdeel b van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging der verordening tot regeling der jaarwedden
en der verdere inkomsten van het onderwijzend personeel
aan de scholen voor openbaar lager onderwijs. Gemeen
teblad 1914 nos. 17 en 28) (Bijlage no. 8).
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Zandstra doet opmerken, dat in Februari
1912 de Raad besloot om in 1913 de salarisverorde
ning te herzien en verder om de vijf jaar een her
ziening aan de orde te stellen.
9 en 23 December 1913 werd de nieuwe regeling
behandeld, die in April 1914 is goedgekeurd.
Was men er toen af? Geen sprake van. Want na
dien is binnen zeer korten tijd deze verordening nog
twee maal aan een herziening onderworpen en nu
staan we weer voor het feit dat een herziening
noodzakelijk is geworden.
Wel komt ons dat niet onverwacht over. Neen,
de ingezonden stukken schrijvende heer J. S. had
ons in de Leeuwarder Courant daar al op voorbe
reid. Deze toch schreef naar aanleiding van het pro
ces de gemeente aangedaan, dat de W ethouder van
Onderwijs wel spoedig een herziening van deze ver
ordening aan de orde zou stellen. Zij die echter van
meening waren dat het een herziening zou zijn naar
aanleiding van de minder duidelijke redactie van
artikel 5, waren mis. Want de herziening wordt aan
de orde gesteld, omdat het met twee vacatures aan
school 12 niet gaat zooals het moet. Nu mogen deze
motieven recht van bestaan hebben wat spre
ker niet zal tegenspreken, toch komt het hem voor
dat Burgemeester en Wethouders nu meteen de ge
legenheid aangrijpen om van het lastige artikel 5
af te komen. WTel zeggen Burgemeester en Wet
houders
„Voorop zij uitdrukkelijk gesteld, dat het artikel
„naar onze meening aan duidelijkheid niets te wen-
„sehen overlaat en slechts aan ééne uitlegging recht
„van bestaan geeft", maar dat is gemakkelijk ge
zegd.