58 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1916. Spreker wil niet twisten over het recht van bestaan van één of meer uitleggingen, maar iiij meent dat het vaststaat dat deze verordening al vrij wat verwarring heeft gesticht. Hij wijst daartoe op het gevoerde proces en zegt verder dat zij ook op de bureaux der secretarie al aanleiding tot verwar ring heeft gegeven. Onderwijzers hebben o.a. al te veel ontvangen en dit moeten restitueeren. Het be staan van ééne uitlegging is niet zoo gerechtvaar digd als Burgemeester en Wethouders denken. Dat heeft men indertijd in de courant kunnen zien. Spreker en zijne partijgenooten hebben geen be zwaar tegen de voor school 12 voorgestelde rege ling, maar meenen dat Burgemeester en Wethou ders daarmee niet van de misère af zijn en dat er spoedig weer een wijziging zal worden voorgesteld. Dat telkens wijzigen van de verordening kan spre ker niet goedkeuren en er zal toch weer eene wijzi ging komen. Waar Burgemeester en Wethouders het salaris der tijdelijke onderwijzers onaangetast laten zal dit niet kunnen uitblijven. Leeuwarden toch is ten opzichte van de bezoldiging der tijdelijke onderwijzers het toppunt van schrielheid. Als men de Vacature naslaat ziet men dat bijna overal meer dan 500.wordt gegeven b.v. te: Wolvega550. Smallingerland600. Leeuwarderadeel650. Stavoren550. Soest 600. Appelscha (beneden)600. Gemeente Strijen600. Zwolle600. Ruinen600. Hoorn600. Sluis600. Ossenisse600. Oud Leusden (met hoofdaete)800. Een salaris van 500.voor Leeuwarden is niet bestaanbaar en het verwondert spreker dan ook dat Burgemeester en Wethouders niet hebben voor gesteld ook dit te verhoogen. In aanmerking ne mende dat de onderwijzers een zeer nuttige stand vormen, die belast zijn met de opvoeding der jeugd, is een loon, beneden dat van een werkman, uit den tijd. Is zulk een salaris in gewone omstandigheden al beneden peil, in den tegenwoordigen tijd gaat het heelemaal niet aan zoo weinig te betalen. Spre ker stelt daarom voor om de tijdelijke onderwij zers te beloonen overeenkomstig de bepalingen, geldende voor vast aangestelden. De Voorzitter verzoekt den heer Zandstra diens voorstel schriftelijk in te dienen. De heer Schoondermark (wethouder) heeft den heer Zandstra. hooren beweren dat dit voorstel tot herziening der verordening hem niet heeft verwon derd, terwijl hij tevens zijn misnoegen te kennen geeft over het feit dat die herziening binnen 5 jaar plaats heeft. De heer Zandstra weet echter zeer goed dat die herziening om de 5 jaar alleen s*laat op de salarisregeling. De heer Zandstra behoeft dit ook niet te eoncludeeren uit een courantenartikel, geteekend J. S. Die J. S. is, spreker verzekert zulks, niet Jan Schoondermark. Deze herziening evenwel is een noodzakelijk gevolg van de reorganisatie der scholen 4 en 12. Die reorganisatie was niet zoo ge makkelijk omdat er personeel was waarmee re kening moest worden gehouden. Zoo nu en dan is er van dat personeel vertrokken en daarom kan de reorganisatie nu weder worden ter hand genomen ter verbetering der scholen. Daarom is het niet on mogelijk dat Burgemeester en Wethouders over drie maanden weer met een dergelijk voorstel zullen komen. De heer Zandstra is nu zoo handig om van de gelegenheid te profiteeren nu de verordening toch onder handen is, om te trachten art. 12 gewij zigd te krijgen. Spreker hoopt evenwel dat hem dit niet zal lukken, te meer, daar dezelfde poging kor ten tijd geleden bij de begrooting is gedaan door den heer Schaafsma. Met groote meerderheid, alleen met de stemmen der sociaal-democraten vóór, is dat toen mislukt. De heer Zandstra geeft toe dat enkele verande ringen, o.a. M. U. L. O. en akte boekhouden, in de verordening moeten worden aangebracht. Wat het voorstel-Sehaafsma betreffende de salarissen der tijdelijke onderwijzeres betreft, dat bjj de begroo ting is ingediend, spreker noemt het geen wonder dat het is ingediend. Evenmin noemt spreker het een wonder dat het met een groote meerderheid is verworpen. Dit is echter de vraag niet. Het is al leen de vraag of sprekers voorstel recht van be staan heeft. Spreker meent van wel want Leeuwar den legt met de belooning der tijdelijke onderwijzers volstrekt geen eer in. Als spreker het voorstel niet noodig had geacht zou hij het niet hebben ingediend. Als hij het had gedaan om zijne sociaal-democra tische ideeën te luchten, was hij met een voorstel tot algeheele herziening gekomen. De salarisrege ling dei- tijdelijke leerkrachten is een zwak punt iu de verordening en spreker hoopt dat de Raad met hem van meening is dat de tijdelijke leerkrachten op gelijke wijze moeten worden gesalarieerd als de vaste. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behande ling. De onderdeden 1 en II worden onveranderd vastgesteld. Aan de orde is onderdeel III. Gevolg gevende aan het verzoek van den Voor zitter dient de heer Zandstra een schriftelijk voor stel in n.l. om aan de 1ste alinea van art. 12 der ver ordening toe te voegen de woorden: „Overeenkomstig het bepaalde bij de artt. 3, 4 en 5" en voorts om van artikel III a en b te schrappen de woorden „die langer dan twee jaar achtereen". Het zou nu toch kunnen voorkomen dat iemand tijdelijk aan een van de scholen der vierde klasse in de hoogste drie leerjaren met de opleiding voor het einddiploma werkzaam is en niet deelt in de voorrechten die het vaste personeel geniet. Spreker vraagt of iemand, die tijdelijk aan school 4 in de hoogste klasse les geeft, daarvoor meer sa laris ontvangt. De heer Schoondermark: „zeker, wanneer hij reeds vast onderwijzer aan een school der vierde klasse is, wordt hjj tijdelijk als M. U L. O.-onderwjj- zer betaald." De Voorzitter doet opmerken dat als het voorstel van den heer Zandstra wordt aangenomen, de on derdeden a en b kunnen worden geschrapt. Dat sub c blijft alleen over. Spreker gelooft dat het verstan dig is het voorstel zoo op te vatten. Wordt het voor- stel-Zandstra aangenomen dan vervallen litt. a en b, zoo niet dan blijft het artikel zooals het is. De heer Zandstra vindt dat goed, maar wil ook graag onderdeel e zien geschrapt, omdat het voor 1 jaar geldt. Het amendement-Zandstra, betreffende de be looning van de tqdeljjke onderwijzers, wordt hierna verworpen met 20 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Schaafsma, Tiemersma, Zandstra en Hiemstra. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1916. 59 Tegen de heeren: Tulp, Lautenbach, Cohen, de Vos, H. P. de Haan, Oosterhoff. Beekhuis, Peletier, van Weideren baron Rengers, Koopmans, Berg huis, Binnerts, van Sloterdijek, Fransen, Vonck, Haversehmidt, P. A. de Haan, Attema, Schoonder mark en Menalda. De Voorzitter zal laten stemmen over het geheele artikel, daar de heer Zandstra onderdeel e wil laten schrappen. De heer Hiemstra vraagt of dat moet en of er niet over een amendement kan worden gestemd. Sul) e beteekent dat de onderwijzers gedurende het loo- pende schooljaar ziekengeld krijgen. Iemand nu, die een week voor het einde van dat schooljaar ziek wordt, krijgt slechts één week ziekengeld, een an der die in de 2e maand ziek wordt, profiteert 11 maanden. Spreker meent dat het billijker is dat het ziekengeld wordt uitbetaald gedurende den tijd waarvoor de aanstelling is gegeven. De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat d'e zaak eenvoudig is. De gemeente gaat een con tract aan met een tijdelijk onderwijzer en zegt: als je ziek wordt houd je het geheele jaar je traetement. Nu zegt de heer Hiemstra dat dit een onbillijke re geling is omdat het dan kan gebeuren dat iemand' daarvan 11 maanden en een ander 1 maand profi teert. Maar, zegt spreker, dat is het gevolg van ziekten. De heer Hiemstra: „als de aanstelling wordt ge geven voor het loopende schooljaar is het overbo dig. De aanstelling kan evenwel ook 1V2 of 2 jaar duren." De Voorzitter wijst erop dat het een enkele maal gebeurt dat bij de benoeming van een tijdelijke leer kracht wordt vergeten den duur, waarvoor de be noeming geschiedt, te vermelden. Als nu zoo iemand ziek wordt, zou hij langer aanspraak op ziekengeld kunnen maken als de redactie niet wordt, zooals Burgemeester en Wethouders voorstellen. De heer Schaafsma moet zijn ergernis uitspre ken over de wijze, waarop de wethouder zich van de zaak tracht af te maken en met een glimlach op de lippen deze belangrijke kwestie in de prullenmand tracht te werken. Altijd komen er van den wethou der reactionnaire voorstellen, terwijl het Rijk voor gaat op een manier, waaraan de gemeente zich kan spiegelen. Hier wil men nu het ziekengeld aan het toeval overlaten. Het Rijk geeft 9 maanden vol, en dan nog 9 maanden half traetement. De Voorzitter begrijpt niet, waaraan de wethou der de critiek van den heer Schaafsma heeft ver diend. Spreker meent dat niemand aanstoot behoeft te nemen aan de wijze waarop de heer Schoonder mark deze zaak heeft verdedigd. De heer Schaafsma: „het is de kwestie wie aan stoot neemt". De heer Hiemstra stelt voor minstens 6 maanden ziekengeld uit te keeren. Particulieren behandelen hun personeel beter dan de gemeente. De heer Schoondermark (wethouder): „is het de bedoeling een onderwijzer, die verbonden is tot 1 Mei b.v. en dan even te voren ziek wordt, nog 6 maanden traetement uit te keeren, terwijl het dienst verhand reeds is verbroken?" De heer Hiemstra: „zeker". De heer Schoondermark (wethouder „dat is te gek om van te praten". De heer Hiemstra is dat niet met den wethouder eens. Ziek worden beteekent in het algemeen ont slag. Nu kan de dienstbetrekking afloopen in dien tijd, maar dan moet aan den betrokkene nog eeni- gen tijd salaris worden uitgekeerd. Het is toch niet zijn schuld dat de dienstbetrekking toevallig af loopt. De gemeente moet voorgaan. De heer Schoondermark (wethouder „de gemeen te mag dat niet doen als het dienstverband is ver broken". De heer Hiemstra wijst erop dat een tijdelijk on derwijzer voor één jaar wordt benoemd. Wordt hij nu b.v. 4 weken voor het einde daarvan ziek dan zal hij geen herbenoeming krijgen en wordt dus, als hij ook geen ziekengeld krijgt, dubbel gestraft, terwijl het niet onmogelijk is dat hij tengevolge van zijne betrekking ziek geworden is. Er zijn toch b.v. veel zenuwzieke onderwijzers De lieer Schoondermark (wethouder „in een half jaar?" De heer Hiemstra: „er zijn tijdelijke onderwijzers, die langer in dienst zjjn. Spreker wil om met zijn amendement kans van slagen te hebben de 6 maan den tot 3 verminderen. Hij stelt dus voor te lezen na „aanstelling": „en in geen geval korter dan 3 maanden". De heer de Vos meent dat de heer Hiemstra ver wal ring sticht. Wordt er vraagt spreker als de ziekte invalt in het begin der dienstbetrekking, ook maar drie maanden ziekengeld uitgekeerd? De Voorzitter meent dat de heer Hiemstra het doel voorbij streeft. Wanneer toch een onderwijzer, dien men als tijdelijk wil behouden, tegen het eind van het jaar ziek wordt, wordt hij daarom niet ont slagen. Dat gebeurt ook nu niet. Wat de heer Hiem stra wil, gaat niet aan, omdat dan ziekengeld ver schuldigd zou kunnen zijn over een tijdvak dat het dienstverband geëindigd is. De heer Hiemstra hoort dat een ziek tijdelijk on derwijzer toch weer wordt aangesteld. Dat is echter een gunst en geen recht. Spreker wil liever een recht scheppen. De beraadslaging wordt gesloten. Met 19 tegen 5 stemmen wordt het amendement- Hiemstra verworpen. Vóór stemmen de heeren: Schaafsma, Tiemersma, de Vos, Zandstra en Hiemstra. Tegen de heeren: Tulp, Lautenbach, Cohen, H. D- de Haan, Oosterhoff, Beekhuis, Peletier, van Weideren baron Rengers, Koopmans, Berghuis, Binnerts, van Sloterdijek, Fransen, Vonck, Haver sehmidt, H. P. de Haan, Attema, Schoondermark en Menalda. Onderdeel III wordt met algemeene stemmen vastgesteld. De verordening in haar geheel wordt met alge meene stemmen aangenomen. Niets meer te behandelen zijnde wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 8