70 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Maart 1916.
len aan. Dit gaat niet op. Deze school bevat drie
verschillende soorten van leerlingen. Een deel be
taalt geen schoolgeld, een ander deel slechts een ge
deelte en de rest het volle bedrag. De wet nu ver
biedt per sé daaraan nog een categorie toe te voe
gen die betaalt. Den vorigen keer heeft de heer
/andstra voorgesteld de categorie van 10.te
vervangen door een van 5.Dit was geheel iets
anders.
Spreker heeft toen gezegd: doe het niet, want de
ouders, die geen 10.kunnen betalen, betalen
niets. Spreker begrijpt nu niet waarom de sociaal
democraten erop aandringen om de ouders, die hun
ne kinderen kosteloos geplaatst kunnen krijgen,
toch iets te laten betalen. Het program der S. D.
A. P. toch pleit voor alle onderwijs kosteloos. Spre
ker meent dat het gevaarlijk is de 10.te veran
deren in 5.Als dit gebeurt is de categorie van
10.van de baan en zullen er inenschen ouder de
minvermogenden worden gerekend die er niet thuis
behooren. Bovendien is het een te groote sprong
van 5.op 25.Spreker acht het dan ook be
ter dat de ouders, die iets meer kunnen betalen, voor
10.worden aangeslagen en de minder gegoeden
geen schoolgeld behoeven te betalen. Spreker heeft
nog geen antwoord gekregen op zijn vraag om hem
één geval te noemen, dat een kind met goeden aan
leg en wil niet geplaatst kan en zal worden.
De heer Hiemstra zegt dat de wethouder het de
bat schijnt te willen rekken. Spreker vindt dat goed,
hij heeft vandaag daartoe wel den tijd. De wethou
der verwijt de sociaal-democratische raadsleden dat
zij handelen in strijd met hun beginsel. Als hij meent
dat een dergelijk verwijt tot iemand moet worden
gericht, dan kan hij wel dagwerk vinden, want het
moet dan worden gericht tot de zijde waar de wet
houder zit en tot diens vrienden. Spreker en zijne
partijgenooten stemmen en spreken in de meeste ge
vallen beter in overeenstemming met hunne poli
tieke beginselen dan de heer Schoondermark en
diens vrienden. Het is dan ook niet waar dat spre
ker en zijne partijgenooten in strijd handelen met de
beginselen, die zij voorstaan.
De heer Schoondermark doet het voorkomen als
of de sociaal-democraten met hunne voorstellen het
den minder bedeelden moeilijker zouden maken om
van het M. U. L. Onderwijs te genieten. Dat is niet
zoo want hun voorstel beteekent juist om het den
groep van on- en minvermogenden gemakkelijker
te maken hunne kinderen op school 4 of 12 geplaatst
te krijgen. De heer Schoondermark heeft gezegd dat
de sociaal-democraten voor kosteloos onderwijs zijn.
In den brief der Commissie echter staat
„Ook voor de zoodanige kinderen geldt toch het be
ginsel dat zij op eene M. U. L. O.-school niet op hun
ne plaats zijn, indien de bovenvermelde intentie te
hunnen aanzien niet bestaat. Intussehen zal uitter-
aard het aanwezig zijn van de bedoeling om een
kind meer dan het gewoon lager onderwijs te laten
genieten, eerder kunnen worden aangenomen bij
verzorgers, die eene zekere mate va n
welstand bezitten en in staat z ij n
het volle schoolgeld te betalen dan
b ij hen, die slechts een ver m inde r d
schoolgeld kunnen o p b r e n g e n en bij
deze laatste weder eerder dan bij hen, die hun
kind gratis verlangen te zien geplaatst, en zoo
willen wij niet verhelen, dat wij ons voorstellen, dat
het vaakst op aanvragen om kostelooze plaat
sing een weigerend antwoord, als in het door
ons voorgesteld art. 3bis bedoeld, zal worden ge
geven."
Er wordt uitdrukkelijk gezegd dat de commissie
zal gaan schiften. Spreker vreest nu dat het voor
de ouders, die 25.- kunnen betalen, gemakkelij
ker zal worden gemaakt hunne kinderen geplaatst
te krijgen dan voor hen, die minder betalen. Voor
de kinderen, wier ouders niets kunnen betalen, zal
het onderzoek nog veel strenger worden gemaakt.
Spreker en zijne partijgenooten vreezen nu dat men
te veel zal schiften. Om nu de angst te moeten be
zitten dat de kinderen van ouders, die geen 10.—
kunnen betalen, maar wel 3.50, erop zullen wor
den aangewezen dat hunne ouders hen naar de scho
len 4 of 12 sturen om aan de betaling van liet school
geld te ontkomen is door den heer Zandstra voor
gesteld eene categorie van 5.in het leven te
roepen.
Ei- zijn toch veel ouders die wel 5.voor goed
onderwijs willen opofferen. Spreker herhaalt het
dat mij en zijne partijgenooten vreezen dat, waar de
commissie de toelating facultatief stelt, dan den
on- en minvermogenden strengere eisehen worden
gesteld en dat zij daardoor in het gedrang zullen
komen.
De heer de Vos gelooft door den wethouder niet
begrepen te zijn. Spreker heeft niet gezegd tegen
hulplokalen te zijn maar wil niet dat de kinderen van
ouders, die het volle schoolgeld betalen, in de hulp
lokalen onder dak worden gebracht, terwijl anderen
die minder schoolgeld betalen, op de school zelf
blijven.
De heer Schoondermark (wethouder) heeft den-
heer de Vos dan niet begrepen. Uit het door dit
raadslid gesprokene blijkt dan toch wel duidelijk,
dat de kinderen allen over één kam worden ge-
schoren. De heer Hiemstra doet niets dan vreezen
en vreezen. Aan die vrees van den heer Hiemstra.
kan spreker niets doen. Spreker kent die vrees niet,
want alle stukken getuigen zoo van warm gevoel
voor het kind, dat hij overtuigd is dat de kinderen,
die minder schoolgeld betalen, evengoed zullen wor
den behandeld als zij die het volle schoolgeld beta
len.
De heer Zandstra vraagt het woord.
De Voorzitter geeft den heer Zandstra in over
weging aan de uitnoodiging om het debat te rekken
niet al te veel gevolg te geven.
De heer Zandstra, met verlof der vergadering
voor de derde maal liet woord erlangende, zegt dat
de wethouder erop aandringt hem een geval te noe
men, dat een kind met goeden aanleg en wil, wiens
ouders geen schoolgeld kunnen betalen, niet in de
gelegenheid is geweest van het M.U.L.O. te genieten.
Spreker kan dat niet doen, want hij heeft daarnaar
geen onderzoek ingesteld, omdat hem de tijd daar
toe heeft ontbroken. Spreker heeft gevraagd te be
wijzen dat het waar is wat de Commissie van Toe
zicht in haar schrijven heeft gezegd. Is het niet
waar, dan is het eene beleediging. Hij heeft echter
niet op het bewijs aangedrongen. De wethouder
heeft gezegd dat het onwettig is om verschillende
categorieën van on- en minvermogenden te maken.
Spreker is niet bang voor onwettigheden. De Raad
wil bovendien zelf eene onwettigheid handhaven.
Wat ten slotte de schoolgeldheffing betreft, zoo
lang het onderwijs nog geen rijkszaak en volkomen
vrij is, zal spreker meewerken tot eene billijke
schoolgeldheffing.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Ontwerp I wordt onveranderd vastgesteld.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Maart 1916. 71
Ontwerp II, onderdeel A, artikelen IVIII, wor
den onveranderd vastgesteld, evenals de onderdee-
len B en C en de verordening in haar geheel.
De heer Zandstra stelt voor artikel 6 te schrap
pen. Het is in strijd met het Koninklijk Besluit van
25 Mei 1914, Staatsblad no. 215. Daarbij is vernie
tigd het besluit van den Raad van Ede, dat de aan
schaffing van schoolboeken zal komen voor rekening
van degenen door wie het schoolgeld wordt betaald.
Mede is bij Koninklijk Besluit van 10 September
1915, Staatsblad no. 391, wegens strijd met de wet
vernietigd het besluit van de Raad van Harderwijk
van 17 Januari 1908, waarbij ten aanzien van de
openbare lagere school C door de gemeente worden
bekostigd de boeken welke bij het onderwijs gebruikt
worden, en niet die welke voor huiswerk worden
gebezigd. In het besluit is overwogen:
„dat volgens artikel 46 der lageronderwijswet
de kosten van het openbaar lager onderwijs, onder
welke ingevolge artikel 47 letter f dier wet, zijn be
grepen die van het aanschaffen en onderhouden
der schoolboeken, ten laste der gemeente zijn".
De Voorzitter: „dat is niet aan de orde. Er is geen
voorstel betreffende artikel 6 der verordening".
De heer Zandstra: wij zijn met de verordening
bezig en waar dit het geval is is het beter nu dit ar
tikel te schrappen.
De Voorzitter: „men kan daar verschillend over
denken". Als de Raad er geen bezwaar tegen heeft,
wil spreker het voorstel van den heer Zandstra wel
in stemming brengen.
De heer Zandstra: „als het niet aan de orde is kan
het aan de orde worden gesteld".
De Voorzitter deelt mede dat de heer Zandstra
voorstelt artikel 6 te schrappen.
De heer Schoondermark (wethouder) heeft geen
bezwaar liet artikel te behouden. De verordening is
zoo onwettig, dat ze in haar geheel goedgekeurd is.
Wat de door den heer Zandstra bedoelde Konink
lijke besluiten betreft, die sloegen op verordeningen
van Harderwijk en Ede. Die kwestie had echter een
andere oorzaak. Spreker meent dat het in het be
lang van het onderwijs is om de leermiddelen, die
thuis worden gebruikt, door de ouders te laten beta
len. Waarom zal de Raad deze bepaling, die in de
praktijk zoo goed voldoet, schrappen en de gemeen
te op kosten jagen? Bovendien zou het niet uitgeslo
ten zijn dat dan die leermiddelen zouden worden in
gekrompen ten nadeele van het onderwijs.
De heer Zandstra heeft zijn voorstel gedaan naar
aanleiding der genoemde Koninklijke besluiten. In
artikel 46 der wet op het L. O. is bovendien aange
geven dat de leermiddelen door de gemeente moeten
worden betaald.
Het voorstel-Zandstra wordt verworpen met 20
tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Tiemersma, Sehaafsma,
Zandstra en Hiemstra.
Tegen de heeren: Lautenbach, Fransen, van
Weideren baron Rengers, de Vos, P. A. de Haan,
Binnerts, H. P. de Haan, Beekhuis, Haverschmidt,
Vonck, van Sloterdijek, Berghuis, Menalda, Attema,
Cohen, Oosterhoff, Schoondermark, Peletier, Koop-
mans en Tulp.
Aan de orde is Ontwerp III.
De Voorzitter deelt mede dat hierop door den heer
Zandstra een amendement is ingediend, luidende:
De derde alinea van het nu door Burgemeester
en Wethouders voorgestelde gedeelte van artikel 3
worde aldus gelezen:
„Het in dit artikel bedoelde verminderde school
geld bedraagt op de scholen der eerste klasse de
helft en op de scholen der vierde klasse twee vijfde
gedeelten of zoo dit laatste de draagkracht van den
betrokkene nog te boven mocht gaan, een vijfde
gedeelte van de bedragen in de artikelen 1 en 2 be
paald".
De heer H. P. de Haan: „is dat niet in strijd met
de wet?"
De lieer Hiemstra: „U had dan straks tegen moe
ten stemmen."
De heer H. P. de Haan: „het betrof geen wet maar
een Koninklijk besluit. Dat is heel iets anders."
De heer Hieinstra: „een vormkwestie".
De lieer H. P. de Haan: „het is iets heel anders.
Ik wil u dat bij gelegenheid wel eens uitleggen".
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 20 tegen 4 stemmen wordt liet amendement-
Zandstra verworpen.
Vóór stemmen de heeren: Tiemersma, Sehaaf
sma, Zandstra en Hiemstra.
Tegen de heeren: Lautenbach, Fransen, van Wei-
deren baron Rengers, de Vos, P. A. de Haan, Bin
nerts, H. P. de Haan, Beekhuis, Haverschmidt,
Vonck, Sloterdijek, Berghuis, Menalda, Attema,
Cohen, Oosterhoff, Schoondermark, Peletier, Koop-
mans en Tulp.
Ontwerp III wordt hierna met algemeene stem
men vastgesteld.
De Voorziter heeft straks verzuimd de goedkeu
ring van den Raad te vragen op de wijziging van
het Reglement van orde voor de vergaderingen van
Burgemeester en Wethouders. Spreker vraagt die
goedkeuring alsnog.
De gevraagde goedkeuring wordt met algemeene
stemeen verleend.
13. Voorstel der Commissie voor het ontwerpen van
strafverordeningen tot wijziging der verordening op de
Marktpolitie en der Algemeene Politieverordening voor
de gemeente Leeuwarden en voorstel van Burgemeester
en Wethouders tot wijziging der verordening omtrent
den dienst op de Veemarkt en het personeel voor de
inning der markt- en weeggelden (bijlage no. 18).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Cohen heeft een enkel bezwaar tegen de
toepassing der loting. Het kan daardoor gebeuren
dat het zware vee naast het lichte komt te staan.
Waar het alleen de bedoeling is de vaste bezoe
kers hunne standplaatsen te verzekeren, zou spreker
in overweging willen geven die vaste bezoekers
hunne tegenwoordige standplaatsen, waarmede zij
tevreden zijn, bij wijze van proef voor één jaar aan
te wijzen.
De Voorzitter wijst erop dat dit een kwestie van
uitvoering is. De eenige persoon die in de zaal aan
wezig is en die zou kunnen antwoorden, mag het
woord niet voeren. De heer Cohen kan echter ver
zekerd zijn dat de verordening op de meest prakti
sche wijze zal worden uitgevoerd.