94 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1916.
schoolmiddagen en den aandrang om hieraan mede
te doen willen wij op het kind niet zien uitgeoefend.
Openluchtspelen tusschen de schooluren bij wijze of
als onderdeel van de les in de gymnastiek verdient
toejuiching, maar de gemeente moet o.i. niet mede
werken de kinderen in hun vrije uren ook nog onder
schoolsche tucht te brengen, zij het dan voor open
luchtspelen, hoeveel goeds er in het algemeen ook
hiervan moge kunnen uitgaan.
(iaat men op deze wijze met subsidiëering, voor
particuliere doeleinden, voort dan zou het getal aan
vragen snel toenemen. Dat de gemeente den spel
leiderscursus ter wille is geweest in den vorm van
ingebruikgeving van het Beurslokaal, sluit nog niet
in zich, dat die steun tot een subsidiëering dezer
openluchtspelen zou moeten worden uitgebreid.
Wij geven l derhalve in overweging op het adres
afwijzend te beschikken.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Beekhuis zegt dat wij leven in de eeuw
van het kind. Algemeen schijnt men in te zien dat
er verbetering in de maatschappelijke verhoudin
gen verwacht mag worden door in de eerste plaats
de opvoeding van het kind in andere banen te lei
den. Men is overtuigd dat men, door bij het kind te
beginnen, den toestand beter maakt, doordat men
dan krachtiger menschen krijgt. De strafwetgeving
en de wetten op sociaal terrein bewegen zich allen
in die richting. Verder bestaan er tal van vereeni-
gingen, die zich bemoeien met de vorming van het
kind. De Bond van Lichamelijke Opvoeding is er
een van. Die Bond stelt zich op het standpunt dat
er, bij alles wat tegenwoordig gebeurt, bij de intel-
lectueele opvoeding van het kind meer werk van de
lichamelijke moet worden gemaakt. Deze beweging,
spreker wil daarop vooral wijzen, wordt gesteund
door de Regeering. De Bond van Lichamelijke op
voeding toch bestaat voor een groot deel van het
subsidie, dat hij van Regeeringswege ontvangt. De
Regeering heeft Inspecteurs benoemd, wier taak
het is toe te zien, dat de gelden door haar gegeven,
op de juiste wijze worden besteed. Ook liet subsidie,
door het Hoofdbestuur ter beschikking van de af-
deeling Leeuwarden gesteld, is afkomstig van de
Regeering. Spreker wijst, op dit alles, en hij zal er
nader op terugkomen, omdat in het prae-advies van
Burgemeester en Wethouders ietwat kleineerend
over dezen Bond wordt gesproken als van eene par
ticuliere vereeniging.
Tot zekere hoogte, spreker geeft dit toe, is
dat waar, maar spreker herhaalt dat de Bond
van Lichamelijke Opvoeding door de medewerking
van de Regeering bestaat.
Het streven van dien Bond heeft liier in Leeuwar
den ook sympathie.
Nadat langzamerhand het streven van den Bond
duidelijk is geworden, is de geheele onderwijzers
wereld op hand van den Bond gekomen. Vroeger is
er, om een onparlementair woord te gebruiken, wel
eens wat mik mak geweest, toen er een strooming
was om het wedstrijd- of het sportief gedeelte op
den voorgrond te doen treden, terwijl de Bond zich
speciaal bezig houdt met de kinderen van de lagere
school. Thans heeft het streven van den Bond de
sympathie van alle onderwijzers. Ook aan Burge
meester en Wethouders is dat doel altijd zeer sym
pathiek geweest. Spreker wil er even op wijzen, er
lag een verslag van den spelleiderscursus bij de stuk
ken, dat de vergadering van de afdeeling Leeuwar
den werd bijgewoond door den heer Schoondermark
en dat die heeft verklaard, dat liet streven van den
Bond de volle sympathie heeft van Burgemeester
en Wethouders en van den Raad.
Het zal spreker dan ook verwonderen, straks uit
den mond van dien wethouder, die zoo warm het
streven van den Bond heeft verdedigd, eene ver
dediging te hooren voeren van het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders.
Reeds op 30 Maart 1912 is van Burgemeester en
Wethouders een brief ingekomen waarin die sym
pathie duidelijk uitkomt.
Zij schreven:
„Bij nevensaangehaald schrijven wordt onze me
dewerking gevraagd voor het toekennen aan uwe
„afdeeling van een subsidie van 400.uit de ge-
„meentekas, ten behoeve van het dit jaar, bij wijze
„van proef houden van openluchtspelen met een
„100-tal schoolkinderen. Daarbij wordt er door li
„voorts op gewezen, dat bij welslagen van die proef
„een verdere subsidie-aanvraag is te wachten, om
„die spelen ook met de andere leerlingen der open-
Mare scholen te beoefenen".
Burgemeester en Wethouders toonden dus te be
grijpen, dat het bij die ééne subsidieaanvraag niet
zou blijven.
Zij schreven verder:
„ln beginsel hebben wij geen bezwaar te bevorde
ren, dat Uwe afdeeling een subsidie worde ver
leend voor het nemen van de door U verlangde
„proef. Wij meenen hieraan echter dadelijk te moe-
Men toevoegen, dat naar onze meening pogingen om
„de openluchtspelen door de jeugd te doen beoefe-
„nen, allereerst van particulieren behooren uit te
„gaan en door hen financiëel mogelijk dienen te
„worden gemaakt, terwijl pas daarna, zoo dit on
vermijdelijk is, dte gemeente haar steun zal hebben
„te verleenen."
Burgemeester en Wethouders stelden zich toen
op dit standpunt: de zaak zelf heeft onze volle sym
pathie. Men moet echter trachten langs particulie
ren weg klaar te komen. Blijkt het dat zulks niet
gaat, dan zullen wij bijspringen. Het kan trouwens
niet anders of ons streven moet de sympathie van
ieder hebben. Overal klaagt men over de baldadig
heid der jeugd. Hoe kan het nu tegenkanting vin
den dat de kinderen nuttig en aangenaam onder
deskundige leiding bezig worden gehouden Hoe
zou men kunnen beweren dat zulks voor de opvoe
ding niet goed is?
Na deze uiteenzetting behoeft spreker niet te
zeg'gen dat het prae-advies van Burgemeester en
Wethouders over deze eenvoudige kleine zaak het
bestuur van de afdeeling als een emmer koud water
op liet. dak viel. Verleden jaar waren er 180 kinde
ren, nu zou men gaarne met 500 willen spelen om liet
volgend jaar dit aantal weer uit te breiden. De geld
middelen laten niet toe de vleugels thans verder uit
te spreiden, maar het moet zoover komen dat alle
schoolkinderen ervan kunnen genieten. Wat de fi
nanciën aangaat, het spreekt van zelf dat de Raad
cle koorden der beurs eenigszins strak moet houden
omdat het niet aangaat zoo maar over de gemeente-
financiën te beschikken, en spreker zal zelf als
raadslid er toe medewerken, dat het werk van den
Bond de gemeente niet te veel geld zal kosten.
Spreker heeft zich afgevraagd wat er achter zit
en hoe het mogelijk is dat Burgemeester en Wethou
ders thans deze reactionaire houding hebben aange
nomen. Spreker gelooft niet anders te kunnen den
ken dan aan een groot misverstand. Hij betreurt het
dat liet College niet heeft gevraagd aan een der
onderteekenaars van het request om op het stadhuis
te komen, dan had door eene conferentie het misver
stand kunnen worden opgehelderd. Al wordt liet
prae-advies niet aapgenomen, dan nog betreurt
spreker liet dat het is verschenen. Het laat
zeker niet na een verkeerden indruk te maken
bij de ouders der kinderen. Zij zuil n zeggen: er is
zeker iets niet in den haak met die openluchtspelen,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1916. 95
dat Burgemeester en Wethouders vinden dat het
beter is liet niet te doen. Die indruk had niet behoe
ven te worden gewekt als er eene conferentie met
een der onderteekenaars was gehouden.
Spreker leest in liet prae-advies 3 motieven voor
de afwijzing, in de eerste plaats vinden Burge
meester en Wethouders liet beter dat het spelen ge
schiedt onder de schooluren op de schoolterreinen;
ten tweede zeggen Burgemeester en Wethouders is
hier een zekere dwang en ten slotte wijzen ze erop
dat het niet goed is particuliere vereenigingen te
steunen, omdat dan meerdere aanvragen zullen
volgen.
Aan liet eerste argument heeft men ontzettend
weinig. Het is hier wat de Franschen zeggen: le
mieux est l'ennemi du bien. Zal nu het openlucht
spel van de baan moeten omdat Burgemeester en
Wethouders zeggen: „er is nog' iets beters?" Er is
echter geen voorstel gedaan om de openluchtspelen
op school in te voeren.
Als dit gebeurt en die schoolkinderen onder
leiding zullen kunnen spelen, zal spreker onmid
dellijk liet adres intrekken. Het is er niet om te
doen dat de kinderen onder leiding van den Bond
zullen spelen, maar dat ze zullen spelen. Als het
eenmaal zoover is dat de kinderen op schoolterrei
nen onder schooltijd spelen heeft de Bond van
Lichamelijke opvoeding zijn doel bereikt en kan hij
heengaan. Als het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt aangenomen, heeft men niets
bereikt, en zullen de kinderen niet kunen genieten.
Het tweede punt is de kwestie van dlwang. Van
dwang is geen sprake. De afdeeling heeft eene cir
culaire gericht tot de hoofden der 12 openbare en
10 bijzondere scholen en heeft hun medegedeeld dat
het voornemen bestond, om, als de financiën het
toelaten, 500 kinderen te laten spélen op de vrije
Woensdag- en Zaterdagmiddagen en hun verzocht
de kinderen te vragen wie daarin lust hadden tot
een maximum van 30 kinderen per school. Het af-
dleeliiigsbestuur heeft bericht ontvangen dat alle
kinderen gaarne wilden en het spijt het bestuur dat
het zich heeft moeten beperken tot 30 per school.
Hoe kan er nu in 's hemelsnaam sprake zijn van
dwang! Spreker kan ook niet denken dat Burge
meester en Wethouders bedoelen dwang tijdens het
spelen. Als er onder leiding wordt gespeeld' is er
altijd eenige dwang
De heer Fransen: „die bestaat op school ook".
De heer Beekhuis hoort den heer Fransen zeggen:
„die bestaat op school ook". Spreker is dit met hem
eens, en het mooie is juist dat er ordelijk wordt ge
speeld. De kinderen leeren zich ook buiten de school
ordelijk en netjes te gedragen. Er gaat van zulk
spelen eene opvoedende kracht uit en de gezond
heid wordt er tegelijk door bevorderd.
Een klein gesehiedemisje wil spreker vertellen ten
bewijze dlat de kinderen gaarne willen spelen. Ver
leden jaar is het gebeurd dat de voorzitter der ter
reincommissie, de kapitein Mos, eiken dag lastig
werd gevallen dloor de kinderen uit de Bleeker-
straat, die bedélden om op het mooie terrein te mo
gen spelen. Ten slotte heeft hij dat verzoek ingewil
ligden gezegd: ik zal jullie leiden. Hij heeft het een
poosje volgehouden, maar daar hij geen spelleiders
cursus had gevolgd bleek het hem spoedig dat het
hem niet mogelijk was om een 20-tal kinderen op
den duur bezig te houden. Daarom moest hij toen
de hulp van spelleiders inroepen. Van dwang is dus
absoluut geen sprake en spreker wijst erop dat het
uit liet bovenstaande verhaal tevens is gebleken
dat het houden van openluchtspelen zonder behoor
lijk onderlegde spelleiders onmogelijk is. Het was
dan ook goed' gezien van het gemeentebestuur om
een .spelleiderscursus mogelijk te maken. In diit ver
band vraagt spreker: als nu Burgemeester en Wet
houders wel spelleiders willen laten vormen, wat
beteekent dit dan als zij ze niet. aan het werk willen
zien. Het kweeken van spelleiders moet toch niet
d o e 1, doch m i d de 1 zijn om liet kind te laten spe
len.
Burgemeester en Wethouders zeggen als 3de ar
gument: liet is eene particuliere vereeniging en het
toestaan van het verzoek zal een slecht antecedent
zijn.
In het begin van zijne rede heeft spreker reeds ge
zegd dat het wel eene particuliere vereeniging is,
maar dat er een groot onderscheid is tusschen deze
vereeniging en veel andere particuliere vereenigin
gen. Dit is eene vereeniging, die een algemeen so
ciaal doel voor oogen heeft en gesteund wordt dooi
de Regeering. Die heeft Inspecteurs aangesteld om
toe te zien dat het toegestaan subsidie op de juiste
wijze wordt besteed en de vereeniging neemt dus
wel een zeer bijzondere plaats in. Spreker vraagt
verontschuldiging dat hij zóó lang aan het woord
is geweest, maar hij meende dit alles in het midden
te moeten brengen, omdat liet hem ontzettend zoude
spijten indien de Raad, die reeds verschillende stap
pen in de richting, die spreker voorstaat, heeft ge
zet, nu het afwijzend voorstel Burgemeester en
Wethouders zou aannemen.
De heer Zandstra heeft hier niet veel aan toe te
voegen. De heer Beekhuis heeft een mooi pleidooi
gehouden voor den Bond van Lichamelijke Opvoe
ding. Ook spreker en zijne partijgenooten is het
prae-advies van Burgemeester en Wethouders niet
naar den zin. Burgemeester en Wethouders spreken
van beslag leggen op den vrijen tijd der kinderen.
Als er altijd zoo beslag werd1 gelegd mocht men van
geluk spreken. Spreker en zijne partijgenooten wen-
schen de kinderen op te voeden, omdat zij gaarne
zouden zien dat de klachten over de baldadigheid
der jeugd afnamen. Zoolang de Raad nu geen beter
middel daartoe aan de hand doet, verdient de Bonc?
van Lichamelijke Opvoeding te worden gesteund.
Hij is een middel om de kinderen van de straat te
houden. Het wil spreker voorkomen dat het werk
van den Bond de gemeenschap ten goede komt.
De Raad mag hem dan ook niet loslaten. De
schooldiscipline, waarvan Burgemeester en Wethou
ders spreken, is van niet cle minste beteekenis. De
discipline hoort er niet thuis en de openluchtspelen
kunnen dan ook niet met de school worden verge
leken.
De kinderen doen het met pleizier. Zij zijn blij in
de gelegenheid te worden gesteld om te spelen on
der leiding. Men ziet dikwijls op straat een hoop
kinderen bijeen. Ze zijn verlegen wat ze zullen spe
len. Als ze geen spelletje kunnen vinden wordt het
een wilde horde. Dat is niet aanbevelenswaard.
Spreker kan niet meegaan met het prae-advies
van Burgemeester en Wethouders en zal den heer
Beekhuis volgaarne steunen.
De heer Schoondermark (wethouder) zou, ook al
had de heer Beekhuis niet gezegd benieuwd te zijn
naar de verdediging van het voorstel van Burge
meester en Wethouders door den Wethouder van
Onderwijs, toch het woord hebben gevraagd om
mede te deelen dat hij het standpunt van Burge
meester en Wethouders niet deelt. Dat is ook niet
meer dan natuurlijk. Wat toch het schoolkind be
treft is de Wethouder van Onderwijs in de eerste
plaats verplicht voor diens belangen op te komen.
En het geldt hier een ernstig belang. Eene geeste
lijke opvoeding, geheel afgescheiden van eene li
chamelijke, kan nooit goed zijn. Er wordt nog veel