90 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1910.
te weinig aan lichamelijke opvoeding gedaan. Spre
ker hoopt dat het voor hem bereikbare toekomst
muziek is dat er langzamerhand bij elke school een
terrein komt, waar de gelegenheid is om onder
schooltijd het openluchtspel te beoefenen.
Hoe is het gegaan met de gymnastiek.
Toen spreker wethouder werd, werd de gymnas
tiek buiten de schooluren gegeven, omdat er geen
lokalen bij de scholen waren. Gelukkig heeft de
liaaid spreker steeds bijgestaan en ervoor gezorgd
dat er bij elke school een lokaal voor gymnastiek
kwam. Dij twee scholen is dat nog niet aanwezig,
maar spreker hoopt dat ook dit spoedig in orde zal
zijn. Dan kan al het gymnastiekonderwijs onder de
schooluren worden gegeven. Zooals dit onderwijs
tot nu toe werd gegeven voldeed liet niet aan de
eischen die men mag, neen moet stellen. In het pro
gramma voor het vak j toch staat ook dat de candi-
daten op de hoogte moeten zijn van bewegingsspe
len. Aan de meeste scholen wordt hieraan niet ge
daan. De openluchtspelen vormen een integreerend
onderdeel van de gymnastiek. Spreker heeft alle
mogelijke moeite gedaan om Burgemeester en Wet
houders te bewegen een ander prae-advies uit te
brengen. Het is hem evenwel niet gelukt. Het spijt
spreker ook dat Burgemeester en Wethouders met
dit prae-advies zijn gekomen, zelfs al wordt het ver
worpen. Het geeft een knak aan de goede bedoelin
gen van den Bond voor Lichamelijke opvoeding.
Gaat de Raad echter den weg op van Burgemeester
en Wethouders, dan voorspelt spreker dat er een
tijd zal komen, dat hij er spijt van heeft dit besluit
te hebben genomen.
Wij gaan den weg van lichamelijke opvoeding op
en moeten dat doen. Burgemeester en Wethouders
hebben dat wel gevoeld. Namens Burgemeester en
Wethouders toch heeft spreker sympathie betuigd
met de zaak. Toen het subsidie is verleend hebben
Burgemeester en Wethouders de voorwaarde gesteld
dat een deel van het terrein kosteloos ter beschik
king van on- en minvermogenden moet worden ge
steld.
De heer Beekhuis heeft gevraagd, waarom
Burgemeester en Wethouders hebben meegewerkt
tot de vorming van spelleiders, als zij die menschen
niet aan het werk zetten; spreker vraagt: waarom
geeft men subsidie voor het terrein als de kinderen
niet in de gelegenheid worden gesteld om onder lei
ding te spelen.
Als het kind georganiseerde spelen kent blijft
bet ordelijk.
Er is een uitdrukking in het prae-advies van Bur
gemeester en Wethouders, waarvan spreker niet be
grijpt hoe die is te verdedigen n.l. deze, dat de kin
deren in hunne vrije uren onder schoolsche tucht
zullen worden gebracht. Spreker vraagt of die
schoolsche tucht zoo verschrikkelijk is. Spreker
meent dat de tucht door het openluchtspel zal wor
den verbeterd. Niets brengt de kinderen toch na
der tot den onderwijzer dan het spel. Het moet wor
den als Vader Cats eens zei: mijn spelen is leeren,
mijn leeren is spelen. Spreker hoopt van harte dat
de Raad, die reedis heeft meegewerkt in deze rich
ting, thans een stap verder zal gaan en het prae-adL
vies zal afstemmen.
De Voorzitter meent dat de voorstanders de zaak
te breed hebben opgevat. Hij zal er vader Cats niet
bijhalen en ook niet spreken over het voordeel van
lichamelijke opvoeding. Hij weet zeker, dat daar
over bij Burgemeester en Wethouders geen verschil
van meening bestaat. Men moet de zaak niet zoo
voorstellen alsof in het prae-advies de meerderheid,
van het college zich tegen lichamelijke opvoeding
verklaart. Het voorstel betreffende school 13, waar
bij een speelterrein is geprojecteerd, bewijst wel
het tegendeel. Bovendien hopen Burgemeester en
Wethouders binnen niet te langen tijd te komen
met een voorstel om een sportterrein in de buurt
van Leeuwarden aan te leggen. Dat is voor de stad
een groot belang. Dit voorstel is ingegeven door
den wenseh om de gelegenheid te geven voor het
nemen van lichaamsbeweging. Het gaat dus niet te
gen de lichamelijke opvoeding, maar alleen tegen
de wijze waarop bet doel wordt nagestreefd.
De heer Beekhuis heeft er zich over beklaagd dat
er geen overleg is gepleegd met de adressanten. Na
de mededeelingen van den wethouder Schoonder-
mark zal de heer Beekhuis zeker wel hebben begre
pen, waarom dit niet is geschied. In het College
was aanwezig een warm voorstander der zaak en
het was dan ook volkomen op de hoogte. Anders
zou het misschien aanbeveling hebben verdiend
overleg te plegen met adressanten. Nu was dat niet
noodig.
Dat de heer Beekhuis deze particuliere vereeni
ging een andere vindt dan andere vereenigingen,
komt meer voor bij voorstanders. Spreker kan zich
dan ook voorstellen, dat de heer Beekhuis
zegt dat deze vereeniging niet bij anderen kan
worden vergeleken. Als de heer Beekhuis zich
evenwel beroept op het subsidie van het Rijk, wil
spreker in herinnering brengen dat het Rijk inder
tijd midden in den cursus is opgehouden en dat spre
ker hemel en aarde heeft moeten bewegen om het
subsidie te behouden. Dat subsidie is zoo weinig
vast dat het Rijk na een jaar wel weer ermee kan
ophouden. De wijze waarop het Rijk steunt geeft
geen waarborg dat het ermee doorgaat.
De lieer Beekhuis heeft gezegd dat Burgemees
ter en Wethouders sympathie hebben getoond met
den spelleiderscursus en hij heeft zich erover ver
baasd dat Burgemeester en Wethouders wel dien
cursus hebben gesteund en nu niet de spelleiders
aan het werk willen zetten.
Daarin zit nu het punt van verschil tussehen het
geen de vereeniging vraagt en Burgemeester eii
Wethouders willen. Toen de cursus aanving is er
gezegd dat hij tweeërlei doel had, n.l. een onmiddel
lijk doel en een in de toekomst. Het onmiddellijk
doel was om de spelen, die eigenlijk vergeten wa
ren, weer bekend te maken en een groep onderwij
zers te krijgen, die de spelen zouden kunnen ver
breiden. De meeste onderwijzers, die aan den cur
sus deelnamen, waren menschen uit de provincie.
Een ander argument, aangevoerd voor het subsii-
dieëeren van den spelleiderscursus, was dat men
hoopte dat het ertoe zou leiden dat de schoolkinde
ren onder schooltijd dn de open lucht zouden kunnen
spelen in plaats van gymnastiek te doen. Die zaak
heeft de sympathie van Burgemeester en Wethou
ders. Dezen zouden dat, als het zoover kon komen,
toejuichen. Als de heer Schoondermark zegt dat het
openluchtspel gymnastiek is, is spreker dat niet met
hem eens. Korfbal is geen gymnastiek.
Het perspectief dat werd geopend, was dat men
evenals in Engeland zou krijgen openluchtspel on
der de schooluren; en verder, onafhankelijk van
het onderwijs, spelen van onderwijzers met de kin
deren, maar dan geheel vrijwillig.
De heer Beekhuis zegt dlat Burgemeester en Wet
houders geen voorstel hebben gedaan. Zij konden
dit niet doen. De zaak is met buitengewonen spoed
aangebracht omdat er door de adresseerendo veree
niging reeds over het subsidie was beschikt. Spreker
maakt daarvan den heer Beekhuis geen verwijt, hij
heeft gehoord dat de tegenwoordige voorzitter van
de afdeeling daaraan onschuldig is. Burgemeester
en Wethouders hebben niet in eens een voorstel ge
reed om de openluchtspelen bij de scholen onder te
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1916. 97
brengen. Misschien komt dat bij school 13 in orde.
Burgemeester en Wethouders willen gaarne mede
werken om de gelegenheid te verschaffen op school
het spelen in de open lucht te bevorderen. Dat is
echter een andere zaak dan wat de vereeniging nu
vraagt. Zij vraagt om de kinderen op de vrije
Woensdag- en Zaterdagmiddagen te laten spelen
onder betaalde leiding. Het is een eenvoudig en
klein verzoek, zegt de heer Beekhuis. Spreker meent
dat het een gevaarlijk verzoek is. Om den eenvoud,
waarmee liet zich aandient, wijst spreker erop dat
de Raad, als hij niet meegaat met liet voorstel, eene
principiëele beslissing neemt. Wat is de reden om
het getal te beperken! Men pikt nu uit elke school
een 30-tal uit. De gemeente neemt op zich alle kin
deren te amuseeren op Woensdag- en Zaterdagmid
dag, straks ook op Zondag. Dat is heel wat anders
dan het beschikbaar stellen van een terrein.
De heer Schoondermark heeft gezegd dat Burge
meester en Wethouders zelf de voorwaarde heb
ben gesteld dat een deel van het terrein kosteloos
ter beschikking van on- en minvermogenden moest
worden gesteld. Als Burgemeester en Wethouders
komen met een voorstel om een sportterrein in te
richten, zullen zij niet voorstellen daarbij ook lee
raren aan te stellen.
Als de Raad eene gunstige beschikking neemt
gaat hij den weg op om het openluchtspel der kin
deren in hun vrijen tijd voor rekening der gemeente
te doen plaats hebben. Dit is de „aandrang" waar
van het prae-advies spreekt. Spreker wil er op wij
zen dat het woord dwang niet voorkomt in het
prae-advies.
Laat ze spelen, maar laat het niet worden een
zaak van gemeentezorg. Dat is het principieel be
zwaar van Burgemeester en Wethouders.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de
Voorzitter heeft gevraagd, waarom het wordt be
perkt tot de hoogste klasse. Mettertijd zullen alle
kinderen ervan profiteeren. Zoo is het ook gegaan
met dte gymnastiek. Reeds jaren stond dit. ook op
den lesrooster. Het werd gegeven, maar hoe? Alleen
inde hoogste tweeklassen. In de laagste vier was er
geen sprake van. Toen moest men ook beperken
omdat er geen lokalen waren. Toen die er waren
hebben alle leerlingen gymnastiek gekregen. De
eerste vier leerjaren krijgen vak j, de twee hoogsten
vak s.
De voorzitter heeft gezegd dat Burgemeester en
Wethouders er veel voor voelen, want ze zullen ko
men met een voorstel om een sportterrein in te rich
ten. Dat is echter voor de grooten om de sport te be
oefenen en niet voor de kinderen. Zoolang de kin
deren op school gaan behoort de geestelijke en licha
melijke opvoeding aan de gemeente. Men moet dit
niet vergelijken met een sportterrein. De kinderen
moeten zoo ontwikkeld worden dat zij later lief
hebberij krijgen voor sport.
Wat liet betalen der leiders betreft, spreker acht
d'ait niet meer dan billijk.
De heer Hiemstra wil een enkel woord in het mid
den brengen. De Voorzitter heeft in antwoord aan
den heer Beekhuis doen uitkomen, dat beide partij
en evenveel liefde hebben voor de zaak, en dat ze
alleen in principe over de toepassing' verschillen.
Zoo leek liet ten minste aanvankelijk, maar, hoe
langer spreker luisterde, des te meer begreep hij
dat die indruk niet juist was. Toen de voorzitter
n.l. over de betaling sprak, werd liet debat niet op
een hooger plan gebracht.
In het prae-advies wordt die betaling al zeer sterk
naar voren geschoven en de Voorzitter heeft er her
haaldelijk den nadruk op gelegd. Men kan er uit le
zen dat de onderwijzers, om iets te verdienen, aan
drang zullen uitoefenen op de kinderen om mee te
doen. Met. den heer Schoondermark vraagt spreker,
welk kwaad er in steekt dat menschen, die zich dte
moeite hebben getroost deskundige te worden, bij
hun optreden als zoodanig daarvoor worden be
taald. Men kan alleen eene regelmatige spelleiding
krijgen als men de leiders betaalt, als ze niet wor
den betaald is er van regeling geen sprake. Men
kan van de onderwijzers veel eischen, maar niet dat
zij gratis hunne Woensdag- en Zaterdagmiddagen
beschikbaar stellen. Wat de vereeniging vraagt,
vraagt zij niet voor zich zelf, maar voor de kinderen.
Burgemeester en Wethouders hebben nu geen be
zwaar geld te geven voor het terrein, wel als een
deel ervan wordt besteed voor de kindleren.
De Voorzitter heeft gezegdhet is een particuliere
vereeniging. Die zinsnede in het prae-advies heeft
spreker verwonderd. Het is toch van de tafel van
Burg. en Wethk regel, dat het particulier initiatief
moet worden gesteund. Hier is nu het particulier
initiatief aan het werk, wel niet met geld, maar met
werk en moeite. Door de Regeering wordt reeds
steun verleend) en nu begrijpt spreker niet hoe Bur
gemeester en Wethouders zich tegen het verleenen
van steun kunnen verzetten.
De heer Beekhuis zegt dat men de kinderen moet
opvoeden om te komen tot eene betere maatschap
pij. Spreker i,s dit deels met hem eens al zal dat al
leen niet voldoende zijn een betere maatschappij te
krijgen. Hij acht het spelen, der kinderen evenwel
van zoo groote beteekenis, dlat hij gaarne zal zien,
dat er gelegenheid komt om ook buiten schooltijd te
spelen.
Als er straks meer geld moet worden uitgege
ven voor politietoezicht, dan worden de paarden
achter den wagen gespannen. Door de kindleren on
der leiding te laten spelen, kan dat geld worden be
spaard. Men moet zich ook niet al te veel voorstel
len van de toezegging dot er straks bij elke school
gelegenheid zal komen om te spelen. Spreker meent
dlat dit nog wel jaren zal duren.
Verleden jaar zijn er 180 kindteren gelukkig ge
maakt. Al® niu de Raad dit subsidie weigert, wor
den 320 kinderen, die ook graag willen spelen, teleur
gesteld. Spreker meent dan ook dat de Raad zich
niet moet laten bang maken voor de gevaren door
den Voorzitter opgesomd. Waar deze vereeniging
een sociaal doel beoogt dat van groote beteekenis
is moet het verzoek worden ingewilligd.
De heer Beekhuis zegt nu wel te hebben begre
pen waarom er geen samensprefcing is gevraagd
tussehen Burgemeester en Wethouders en dte com
missie. Na de woorden van den heer Schoonder
mark is het spreker gebleken dat de Bond voor Li
chamelijke Opvoeding in den Wethouder van On
derwijs een uitstekend woordvoerder heeft gehad.
De redeneering van den Voorzitter heeft spreker
niet overtuigd. De Voorzitter heeft gezegd dat de
gemeente wel heeft meegewerkt tot het vormen van
spelleiders, maar dat zij daarbij niet de gedachte
heeft gehad dat aan die kindteren les zou worden ge
geven. Verder heeft de Voorzitter medegedeeld dat
het de bedoeling was de spelen op de scholen zelf
te doen beoefenen. Spreker denkt dat die spelen dan
toch niet ondier leiding der spelleiders zou geschie
den omdat deze niet aan de scholen zijn verbonden.
Met den Voorzitter is spreker het eens dat de
Raad staat voor eene principiëele beslissing. Spre
ker zoekt dat principe echter op een ander punt dan
de Voorzitter. De heer Hiemstra heeft het reeds op
overtuigende wijze gezegd dat het inconsequent is
aan den eenen kant de zaak aan het particulier ini
tiatief te willen overlaten en aan den anderen kant