100 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1916. recteur der gemeentewerken ons mededeelt, in be hoorlijk goeden staat van onderhoud. Waar de gemeente den laatsten tijd meer van dergelijke kleine woningen heeft aangekocht om, nu de woningschaarschte een ongeleenden omvang heeft aangenomen, allereerst te kunnen voorzien in de behoefte aan woonruimte voor bewoners van on bewoonbaar verklaarde woningen, ligt het voor de hand, dat wij meenen U ook te moeten raden op het gedane aanbod in te gaan. De gevraagde prijs is alleszins billijk en de zelfde, welke de gemeente betaald heeft voor de krachtens raadsbesluit van 27 Mei 1913 (raadshan- delingen blz. 110) van Sterenberg gekochte woning- Weerklank (Krimp) no. 1, kadastraal alsvoren no. 2528. Heeft de gemeente die panden in eigendom dan is mede de zekerheid geschapen, dat ze zoolang mogelijk aan de woningmarkt zullen blijven en daaraan dus niet ontijdig onttrokken worden om ze bijv. voor pakhuizen te doen inrichten. Wordt door U tot aankoop besloten dan kan de huurexploitatie ook van deze woningen, krachtens raadsbesluit van 28 December 1915 no. 49911/249, tot wederopzeggens toe aan de „Woningvereeniging Leeuwarden" worden opgedragen, onder bepaling dat ze voor niet minder dan 1.12 en 1.20 per week verhuurd mogen worden. Ons voorstel strekt derhalve U te doen besluiten: I. van Gerrit Martinus Sterenberg te Leeuwar den voor de som van negen honderd gulden 900.aan te koopen de woningen Weerklank (Krimp) nos. 3 en 5, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie G onderscheidenlijk no. 2522, huis en erf, groot 40 c.A., en no. 2521, huis en erf, groot 38 c.A., onder voorwaarde dat de kosten op de levering en de overdracht vallende door de ge meente worden gedragen en verder op de bedingen, welke Burgemeester en Wethouders aannemelijk voorkomen II. de bovengenoemde woningen te doen verhu ren, doch niet voor minder dan onderscheidenlijk 1.12 en 1.20 per week. t>e beraadslaging wordt geopend. Den heer Fransen heeft het voorstel bevreemd. Het deed hem eigenaardig aan dat een particulier twee woningen aan de gemeente te koop aanbood. Ook de brief, welke bij de stukken lag, was wat eigenaardig gesteld; „twee kleine woningen in een behoorlijken staat van onderhoud verkeerende en niet onvoordeelig voor de Gemeente, n.l. goed rente- gevend1". Het zijn kleine woningen, voor de gemeente niet van onmiddellijk nut. Gewoonlijk beziet men eerst een woning alls men plannen tot aankoop heeft. Al de leden van den Raad zullen deze nu wel niet heb ben bezien, doch zeker het College van Burgemees ter en Wethouders wel, ten minste één lid van het Dagelijkseh Bestuur zal ze hebben gezien. Spreker is van oordeel dat de woningen in kwestie wel op de lijst voor onbewoonbaarverklaring mogen worden of reeds zijn geplaatst. Zij liggen in een slop van wel 30 M. diep en slechts 2 M. breed, met weinig lucht en licht en zijn vunzige, donkere, lage onaangename woningen. In het voorstel zeggen Burgemeester en Wethouders: „waar de gemeente den laatsten tijd meer van dergelijke kleine woningen heeft aange kocht om, nu de woningschaarschte een ongekenden omvang heeft aangenomen, allereerst te kunnen voorzien in de behoefte aan woningruimte voor be woners van onbewoonbaar verklaarde woningen, ligt het voor de hand, dat wij meenen U ook te moe ten raden op het gedane aanbod in te gaan". De ge meente zal nu deze woningen koopen om in de wo ningschaarschte te voorzien? Als de gemeente ze koopt, komt er geen enkele woning meer en wordt dus in de sehaarsehte niet voorzien. Spreker zou uit het voorstel ook kunnen lezen dat de woningen, als ze gemeente-eigendom zijn, niet op de lijst voor onbewoonbaarverklaring zullen komen, omdat in het voorstel verder staat: „Heeft de gemeente die panden in eigendom dan is mede de zekerheid geschapen, dat ze zoolang mogelijk aan de woning markt zullen blijven en daaraan niet ontijdig ont trokken worden om ze bijv. voor pakhuizen te doen inrichten." Alleen woningen van particulieren zullen daar dus voor in aanmerking komen. Burgemeester en Wethouders stellen nu voor de woningen voor niet minder te verhuren dan voor 1.12' en 1.20. Moet de gemeente nu van die woningen 13% trekken! Als één lid van het College van Burgemeester en Wethouders de woningen had gezien, was dit voor stel niet gekomen. Hij acht liet niet wensehelijk dat de gemeente dergelijke woningen koopt en kan dan ook niet meegaan met het voorstel van Burge meester en Wethouders. De Voorzitter doet opmerken dat de heer Fran sen als lid der Commissie voor de Openbare Wer ken weet, dat de gemeente altijd tracht woningen aan te koopen in de Weerklank. Als zij daar wonin gen kan krijgen, heeft zij ze altijd gekocht. Spreker heeft de woningen niet gezien. Wel zijn ze klein, maar Lij twijfelt eraan of de beschrijving, door den lieer Fransen gegeven, wel juist is. De Directeur der Gemeentewerken toch heeft met den meest mo- gelijken nadruk gezegd dat het goede woningen zijn en spreker veronderstelt dat hij daarvoor zijn redenen heeft. De kwestie van de huur heeft spreker «enigszins verrast en hij kan er zich wel mee vereenigen die bepaling weg te laten. Spreker zon het echter jam mer vinden als de gemeente de woningen niet kocht. Spreker begrijpt niet wat de heer Fransen voor bijzonders ziet in het feit dat een particulier de ge meente een paar woningen te koop aanbiedt. Dat geschiedt dikwijls en hij meent dat daar niets tegen is. De heer Fransen begrijpt niet dat dit goede wo ningen kunnen worden genoemd. Als spreker in de kamer staat kan hij, niet bij wijze van spreken, maar in werkelijkheid; met de hand de balken raken. Der gelijke woningen te koopen voor 450.per stuk acht hij niet te verdedigen. Er zullen na het besluit tot aankoop dan ook zeker legio brieven komen van particulieren, die dergelijke woningen aan de ge meente willen verkoopen voor zoo'n hoogen prijs. De heer Hiemstra zegt dat de heer Fransen heeft gevraagd of het de bedoeling van den aankoop is dat deze woningen niet voor onbewoonbaarverkla- ring zullen worden voorgedragen omdat ze dan ge meente-eigendom zijn. Is dit zoo dan kan spreker het voorstel niet steunen. In één opzicht kan hij wel met het voorstel tot aankoop meegaan. Als de ge meente de woningen in eigendom heeft, kan de Raad invloed uitoefenen op de huur en zoodra de noodtoestand voorbij is kan hij ze doen ontruimen. De aankoop mag evenwel de verbetering der volks huisvesting niet in den weg staan. De heer Beekhuis kan zich met het voorstel ver eenigen voor zoover Burgemeester en Wethouders het oog hebben op den noodtoestand. Wel is bij hem de vraag gerezen of de woningen den prijs waard zijn. Spreker vraagt of daarnaar een onderzoek is ingesteld door een deskundige. Is dit het geval dan kan spreker wel meegaan. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1916. 101 De Voorzitter antwoordt dat de Directeur der Ge meentewerken een onderzoek heeft ingesteld. Deze acht den prijs, die gelijk is aan hetgeen voor de naastgelegen woning is betaald, niet te hoog. De beraadslaging wordt gesloten Met 16 tegen 4 stemmen wordt besloten overeen komstig onderdeel 1 van het voorstel van Burge meester en Wethouders. Vóór stemmen de heeren: Hiemstra, Schaafsma, Tulp, van Weideren baron Rengers, de Vos, Berg huis, Tiemersma, Peletier, üosterhoff, Vonek, Zandfetra, Binnerts, Beekhuis, van Sloterdijck, Me- nalda en Sehoondermark. Tegen de heeren: Lautenbach, Fransen, H. P. de Haan en Attema. Onderdeel II is vervallen. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van het Reglement op het bestuur der Stads armenkamer (Gemeenteblad 1913 no. 41 en 1915 nos. 7 en 23) (Bijlage no. 21). De beraadslaging wordt geopend. De heer de Vos vindt de verhooging uitstekend. Het heeft echter zijne aandacht getrokken dat in de oproeping van sollicitanten voor vader en moeder staat dat eenige administratieve kennis wordt ver- eischt. Het wil spreker voorkomen dat dit met de verhooging verband houdt. Spreker meent dat voor op moet staan dat de man als vader uitstekend ge schikt is. Hij moet niet dienen om het den boekhou der gemakkelijker te maken. Diens salaris is ook verhoogd. Spreker hoopt dat Burgemeester en Wet houders bij de benoeming voorop zullen stellen de geschiktheid als vader en niet als administrateur. De Voorzitter: „Burgemeester en Wethouders benoemen niet, dat doen de voogden". De heer de Vos: „Burgemeester en Wethouders kunnen toch wel invloed uitoefenen." Als het in de bedoeling ligt dat de vader den boekhouder moet assisteeren kan spreker niet meegaan. De Voorzitter heeft de kwestie niet den tijdelijken voorzitter der armenkamer besproken. Het salaris is al lang geleden vastgesteld en er is geen betere gelegenheid om eene salarisregeling te veranderen dan bij eene nieuwe oproeping van sollicitanten. De heer de Vos meent dat de eisch: administra tieve keunis menigeen van solliciteeren zal terug houden die overigens zeer geschikt is. De Voorzitter wijst erop dat Burgemeester en Wethouders evenmin de advertentie plaatsen als de benoeming doen. Wat de voogden met admini stratieve kennis bedoelen kan spreker niet zeggen. Het is evenwel niet de bedoeling den vader tot ad ministratief ambtenaar te maken. De heer Beekhuis meent dat het gewenscht is dat de a.s. vader wat administratieve kennis bezit met het oog op liet huis zelf, niet om den boekhouder te assisteeren. De heer de Vos, met verlof der vergadering voor de vierde maal het woord erlangend, wijst erop dat ltet bekend is dat een vroegere vader de orders uit gaf en niet cle boekhouder. Dat wil spreker voor komen. De beraadslaging wordt gesloten Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en et- houders. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aanvaarding na 1 Mei eener overgangs-noodrege/ing inzake de Werkloosheidverzekering overeenkomstig het door den Minister van Waterstaat aangegeven schema. Dit voorstel luidt als volgt: De Minister van Waterstaat deelt bij het hierne vens gevoegd schrijven mede, dat de nationale re geling in zake de werkloosheidverzekering waar mede ook deze gemeente hare instemmeing heeft betuigd (raadshandlelingen 1916 blz. 56 en bijlage no. 14 van 1916) op den 1 Mei 1916 nog niet in werking zal kunnen treden, omdat de totstandko ming van dfe daartoe noodige suppletoire begroo ting langer tijd zal vereischen dan tot laatstgenoem den datum beschikbaar is. lntusschen eindigt den 1 Mei a.s. de noodrege- ling. Het Rijk zal dus daarna niet langer op grond van die regeling een bijdrage kunnen verleenen in den bijslag op de uitkeeringen aan werkloozen. Toch acht de Minister het niet-gewenscht, dat het Rijk zich na 1 Mei geheel aan het verstrekken van fiuamciëelen steun aan de plaatselijke werkloosheid verzekering onttrekt. Daartoe wenscht hij een tus schenregeling in het leven te roepen, die tot uiter lijk 31 December 1916 zal gelden of zooveel eerder zal eindigen als de nationale regeling in werking zal treden. In dien tusschentijd zullen dan voor de werkloo- zenkassen de regelen weer gelden, welke in de plaat selijke verordeningen en de reglementen voor de werkloozenkassen ten aanzien van den maximum- uitkeeringsduur, de uitkeeringstijdperken enz. zijn gesteld. Alleen de bedragen der uitkeeringen bij werkloosheid blijven dezelfde als tydens de nood- regeling. Krachtens raadsbesluit van 22 September 1914 no. 336R/182 (raadshandelingen blz. 187 en bij lage no. 26 van 1914) zijn die voor deze gemeente voor gehuwden en kostwinners van 18 jaar en ouder 6.per week, voor anderen van 20 jaar en ouder 4.per week en voor ongehuwde niet-kostwin- ners, die 18 of 19 jaar zijn, 2.per week. Het Rijk zal de helft teruggeven van den bijslag, welke op de zuiver reglementaire uitkeeringen uit bij de gemeentelijke fondsen toegelaten of slechts voor den duur der noodregeling ingeschreven wer- loozenkassen aan werklooze leden wordt verleend. Van deze in het geheel uitgekeerde bedragen zal de werkloozenkas steeds de helft betalen, terwijl dte andere helft door het Rijk en de gemeente ieder voor de helft zal worden gedragen. Ter beantwoording- van de vraag of iemand nog reglementair recht op uitkeering bezit dan wel heeft opgehouden reglementair rechthebbende te zijn en dus tot de „uitgetrokkenen" behoort, zal voor de tusschenregeling 1 Januari 1916 alte uitgangs punt worden genomen. Voor verdere bijzonderheden meenen wij met ver wijzing naar het schrijven des Ministers te kunnen volstaan. De Commissie voor liet gemeentelijke werkloo- zenfonds geeft bij haar nevensgaand schrijven in overweging de tusschenregeling ook voor deze ge meente toe te passen. Waar wij van eenzelfde gevoelen zijn, hebben wij de eer II voor te stellen te besluiten Burgemeester en Wethouders te machtigen den Minister van Waterstaat te berichten dat deze ge meente zich met de tusschenregeling inzake de werkloosheidverzekering, zooals die is aangegeven in diens brief van 18 April 1916 no. 5488, afdeeling Werkloosheidverzekering, kan vereenigen en be reid is haar toe te passen van 1 Mei 1916 af tot ui terlijk 31 December 1916 of tot zooveel vroegeren

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 6